Nº 81. – De wondere wegen der voorzienigheid.
De drie vrienden omhelsden den braven kapitein regt hartelijk, hem hunne dankerkentenis toebrengende voor de moeite, die hij wel voor hen had gelieven te nemen. Ook drukten zij de handen zijner matrozen regt vriendschappelijk, en gevoelden zich hoogst gelukkig in het gezelschap dezer welwillende menschen.
In deze zoo verblijdende gebeurtenis zagen zij op nieuw de wonderbare wegen der Voorzienigheid, die over alles waakt.
De kapitein zond daarop drie matrozen naar de sloep, om dezelve naar den kant der vallei te brengen. Gedurende dien tijd hielden de vrienden niet op, met vragen naar de omstandigheden, die hun sedert de laatste scheiding overkomen waren. Maar zij konden elkander slechts de voornaamste punten mededeelen, welke wederzijds zeer aanmerkelijk waren, en overal de duidelijkste sporen van eene goddelijke Voorzienigheid aantoonden.
Weldra kwam de sloep bij de vallei aan. De kapitein deed vleesch, beschuit, wijn en rum aanbrengen, en gebood den matrozen een goed maal gereed te maken. O, wat vonden onze vrienden dien scheepskost heerlijk, voornamelijk de beschuit, die zij in zoo langen tijd niet geproefd hadden! Vervolgens werd een goed kop thee gedronken, waarbij zij de melk van het rendier gebruikten.
Gedurende den maaltijd maakten de geschiedenissen der drie vrienden het onderwerp van hun gesprek uit. Zij beschreven hunne woning, en de huiselijke schikkingen, welke zij daarin gemaakt hadden, hoe en waar zij de middelen van bestaan gevonden hadden, en vergaten niet er bij te voegen, hoe zigtbaarlijk zij dikwijls door den goeden God waren geholpen.
De kapitein en de matrozen hoorden dit verhaal met groote oplettendheid en belangstelling aan, en werden getroffen over de godsdienstige gevoelens, welke in al hunne woorden doorstraalden. De kapitein vond hunne lotgevallen zoo bijzonder, dat hij zijne begeerte te kennen gaf, om de woning en den verzamelden voorraad met