Den 4 November rees de zon aldaar niet meer boven de kimmen, en derhalve nam de lange nacht eenen aanvang. Onder het doorstaan der hevige koude en bitterste ellende, liep het jaar ten einde, terwijl de levensmiddelen zoodanig verminderden, dat zij gedurig tot groote vermindering der dagelijksche uitdeeling van dezelve moesten overgaan, hoewel de eetlust door de felle koude scheen te vermeerderen.
Met het nieuwe jaar begon echter de moed bij de ongelukkige zeelieden meer en meer aan te wakkeren. De avond van drie koningendag, den 6 Januarij, werd zelfs door hen met vreugde gevierd, toen zij, door het lot, eenen koning uit hun midden over Nova-Zembla benoemden, welke hooge waardigheid den konstabel te beurt viel; ook hielden zij dien avond een gastmaal, bestaande in pannekoeken. Bij uitnemendheid smaakte hun deze kost, en zij waren daarbij onderling buitengemeen vrolijk.
Van tijd tot tijd begonnen zij nu te merken, dat de koude minder hevig werd, en dat de dag en de nacht, welke zoo lang ineengesmolten scheen te zijn, zich spoedig weder scheiden zouden. Aan de kimmen zag men op het midden van Januarij eenen rooden gloed, en van dien tijd af aan, gingen zij dagelijks meer naar buiten; en daar hunne leden, door het lang te huis blijven, en vooral door de ontzettende koude, stijf waren geworden, oefenden zij zich in het gaan, loopen, werpen enz. om meer buigzaamheid te bekomen.
Toen, den 24 Jan., Heemskerk met twee matrozen eens naar de kust gingen, om te zien hoe het met het ijs gesteld was, zagen zij een gedeelte van de zonneschijf, die zich boven den gezigteinder vertoonde. De vreugde, welke zij daarover gevoelden, laat zich niet beschrijven. Met de terugkomst der zon herlevendigde ook de blijde hoop op eene spoedige verlossing.