sche aanvallen der beeren behoed. Voor het venster van hunne woning lieten zij eene opening, om beter de vossen te kunnen bespieden.
Vervolgens maakten zij zich tot eenen grooten togt over het eiland gereed. Eerst begaven zij zich naar de golf, om te zien hoe het met het hout gesteld was. De storm was hun te hulp gekomen, daar die op verscheidene plaatsen de sneeuw had weggevaagd, zoodat het hout meer bloot lag; echter was het niet gemakkelijk te krijgen, daar het zoo vast in het ijs was gevroren, dat het niet dan met groote moeite los te maken was. Hoewel zij er thans geene dadelijke behoefte aan hadden, namen zij echter eene vracht op hunne slede, en bragten die naar hunne woning.
Vervolgens begaven zij zich op weg, om het zuidoostelijke gedeelte van het eiland te onderzoeken. Bij eene zacht schijnende maan, en terwijl zij zich van alles, wat zij op hunnen weg dachten noodig te hebben, voorzien hadden, trokken zij af, langs de met sneeuw bedekte heuvels en steile rotsen, over de ongebaande wegen. Zij hadden reeds verscheidene uren op dien moeijelijken weg afgelegd, zonder iets merkwaardigs te ontdekken, toen eindelijk Alexis op eenigen afstand iets zag bewegen. Zij naderden behoedzaam, en hielden hunne wapens gereed, om zich des noods goed te kunnen verdedigen; doch weldra ontdekten zij, dat het een groote troep rendieren was, die op hunne aannadering met overhaasting de vlucht nam.
‘Deze dieren vinden overal mos tot hun voedsel onder de sneuuw,’ zeide de stuurman, ‘en daarom verwijderen zij zich des winters zelden ver van hunnen gewone ligplaats, welke zij dikwijls in de eene of andere rotskloof of grot houden. Misschien hebben wij het geluk hunne verblijfplaats te ontdekken, laat ons derhalve hun spoor volgen.’
De reizigers namen daarop de rigting naar eene keten van steile rotsen, waarachter de rendieren voor hun gezigt verdwenen waren. Met veel moeite kwamen zij eindelijk aan eenen bergpas, waar zij menigvuldige sporen dezer dieren ontdekten, die duidelijk deden zien, dat zij denzelven dikwijls doorliepen.
Eindelijk kwamen de drie vrienden bij eene groote rots-