Nº 42. – De witte vossen.
Naauwelijks hadden de drie vrienden de slagterij van den beer behoorlijk aan kant, en het vleesch ingezouten, of zij vernamen door een geblaf en geschreeuw, dat er vossen waren, die elkander de ingewanden van den beer betwistten. Deze dieren zijn wit, doch sommige grijs en blaauwachtig. Zij zijn tot onder de pooten van haar voorzien, waardoor zij gemakkelijker op het gladde ijs kunnen loopen. Hunne nesten maken zij in de holen of spleten der rotsen; zij zijn kleiner dan de vossen, die bij ons gevonden worden, en leven met troepen bij elkaar. Hunne fijne vacht, die als pelterij sterk gezocht wordt, is zeer verwarmend, en hun vleesch wordt voor zeer smakelijk gehouden.
De ingewanden der beeren, door de reizigers weggeworpen, waren vast in de sneeuw bevroren, zoodat de vossen er zich niet dan bij stukken van konden meester maken. Zij schenen echter zoo gulzig te zijn, dat men