Op onderscheidene plaatsen vonden zij teekens, die hun deden zien, dat er vroeger menschen geweest waren; maar zij ontdekten geene woning. Zij vonden in den grondgeslagene palen, hakhout, gebondene takkebossen, en half verbrande stukken van boomen, waardoor zij meer en meer in het denkbeeld verstrekt werden, dat zij niet ver van de plaats moesten zijn, waar vroeger menschen gewoond hadden.
Hoe nader zij aan den mond der golf kwamen, hoe ruwer de grond, en hoe woester de rotsen werden. Zij schenen daar opgehoopt te zijn, en tot eenen dijk te dienen, om de baren der zee tegen te houden. Eindelijk kwamen de reizigers aan eene ontzaggelijke opeenstapeling van rotsstukken, die eenige overeenkomst had met de bouwvallen van een oud kasteel. Aan de eene zijde werd de toegang der vallei daardoor besloten, welke aan de andere zijde door de zee bespoeld werd.
Toen zij zich daar bevonden ging de zon juist op. Zij besloten, zoo mogelijk, de rotsen te beklimmen, om in de verte de zee te zien, dat hun eindelijk gelukte.Verschrikkelijke ijsbrokken, welke verward door elkander lagen, bedekten de zee zoo ver hun gezigt reikte, in wier oppervlakte de stralen der zon op eene verblindende wijze terugkaatsten. Alles, wat hen omringde, was stil en doods, en zij zagen nu duidelijk de onmogelijkheid in, dat er eenig schip het eiland konde naderen. Hunne hoop op redding was derhalve voor dat jaar geheel vervlogen, en hun bleef niets over, dan zoo goed mogelijk in hunne behoeften voor den winter te voorzien.