Nº 29 – Een goede maaltijd.
Terwijl de stuurman en Alexis zich bezig hielden om lepelblad en kers te verzamelen, begaf zich Iwan langs de golf, om te zien of daar ook iets nuttigs voor hen te vinden was. Weldra bespeurde hij aan het strand eenen waterplas, waarin zich iets bewoog; hij naderde denzelven, en zag er eenen vrij grooten visch zwemmen, die almede door den laatsten storm daarin gekomen was, en thans vergeefsche pogingen deed, om weder naar zee te komen.
‘God dank!’ riep Iwan vol vreugde uit, ‘die visch is ons, hij zal ons voor verscheidene dagen voedsel kunnen verschaffen.’
Dadelijk trachtte hij den visch, die veel overeenkomst met eenen zalm had, te dooden, maar deze wist de slagen zoo wel te ontwijken, en zich zoodanig in het slijkige water te verbergen, dat hij zijn doel niet kon bereiken. Eindelijk kwam hij op de gedachten, om het water uit den plas af te tappen. Hij maakte met zijne bijl eene goot, en toen de plas meer droog was, gaf hij den visch eenen slag op den kop, waardoor hij bedwelmd bleef liggen. Hij trok hem op het drooge, en bevond, dat hij verscheidene ponden zwaar was.
Toen de stuurman en Alexis vervolgens bij hem kwamen en de vangst zagen, verheugden zij zich zeer, en dankten den goeden God, die hun op het oogenblik, dat zij hunne levensmiddelen geheel opgebruikt hadden, op nieuw voedsel schonk.
De visch werd dadelijk aan stukken gesneden; men maakte een goed vuur, sneed eenige takken in den vorm van een spit, en zoo werd de visch gebraden, en tot eenen heerlijken maaltijd gereed gemaakt.
Intusschen hadden de stuurman en Alexis in eene rots eene grot ontdekt, die veel ruimer en gemakkelijker was, dan die, welke zij den vorigen dag verlaten had-