vuur te kunnen maken, en sliepen daarop spoedig in.
Bij den opgang der zon zochten zij lang te vergeefs naar eenen uitgang, om uit de vallei te komen; eindelijk bespeurden zij in eene rots eene soort van trap, wier treden op gelijke afstanden in de rots waren uitgehouwen, hetgeen ten duidelijkste deed zien, dat aldaar menschen gewoond hadden. Dadelijk klommen zij dien trap op. Toen zij op eene zekere hoogte gekomen waren, zagen zij eenen weg, die mede door menschen gemaakt was, en om de rots kronkelde tot aan den top.
Op de hoogte der rots gekomen, was het als waren zij eensklaps in eene andere luchtstreek overgebragt, door de aangename voorwerpen, die zich aan hunne oogen vertoonden. Boven de hooge rotsen naar het oosten vertoonde zich de schitterende schijf der zon, beneden eene breede vallei, omringd door bergen, waarvan er sommige eene verbazende hoogte hadden. Ten zuiden zag men de uitgestrekte ijszee, die eene naauwe golf vormde, welke in het midden der vallei eindigde. Van genoemde hooge gebergte stortte eene beek statig neder, welke eene waterval van meer dan dertig voet hoogte maakte, en na in onderscheidene rigtingen door de vallei gekronkeld te zijn, in de golf uitstroomde. Op den met sneeuw bedekten grond bespeurde men in de vallei hier en daar een zacht groen, op hetwelk het oog zacht rustte, en aan den oever der golf zagen zij hoog opgeschoten riet, van welke de met ijzel bedekte bladeren, door de zonnestralen beschenen wordende, een voortreffelijk gezigt opleverde, en de reizigers onwillekeurig aan de bosschen van hun vaderland deed denken. De lucht vertoonde een zeer schoon hemelblaauw, de wind was geheel stil en het scheen, dat eene meer zachte lucht hen op deze hoogte omringde.
Deze vallei was ten noorden en oosten door hooge rotsen geheel ingesloten, en ten zuiden open, zoodat de zon er, gedurende den zomer, zijne volle kracht konde uitoefenen, terwijl de hooge, omringende rotsen de warme zonnestralen terugkaatsten. Daardoor ontwikkelde zich in deze vallei eene groeikracht, zoo als men die in het hooge noorden niet zoude verwachten; en ofschoon de zomer reeds voorbij was, had de kou-