Nº 12. – Nova-Zembla.
Het aangenaamste weder begunstigde onze reizigers, en welhaast kwamen zij, zonder eenig onheil ondervonden te hebben, bij Nova-Zembla. Dit land, dat onder het bestuur van Archangel behoort, heeft eene uitgestrektheid van 4255 vierkante mijlen. Het is zamengesteld uit twee groote eilanden, welke door de straat Waigats van het vaste land zijn afgescheiden, en tusschen beide eilanden ligt de straat Mataschnei. Deze eilanden zijn onvruchtbaar en onbewoond, en worden slechts, gedurende de drie zomermaanden, door de Russen bezocht, die er op witte vossen, robben, zeekoeijen en zwanen jagt maken. Het land is er verre weg het grootste gedeelte van het jaar met sneeuw bedekt, onder welke men slechts mos en een weinig gras vindt. Gedurende de drie wintermaanden komt er de zon niet boven den gezigteinder, zoodat er het luchtsgestel buitengemeen koud en guur is. De lange winternacht wordt echter aanmerkelijk opgehelderd door het noorderlicht, hetwelk de Voorzienigheid heeft daargesteld, om de arme Noordpoollanders eenigzins voor het gebrek van het zonlicht schadeloos te stellen.
Men kent tegenwoordig nog weinig meer dan de kusten van deze eilanden. De zuidelijke kust is minder onvruchtbaar dan de noordelijke, zij bevat vischrijke rivieren, veel wild en eene groote menigte vogels.
Nova-Zembla is vooral bekend geworden door de overwintering van de Nederlanders Heemskerk en Barends met hun gezelschap. Wij zullen in de volgende lessen gelegenheid hebben hier meer van te zeggen.