Zinne-beelden, oft Adams appel(1642)–Jan van der Veen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Verwonderingh Tot 'sPrincen lof. O Prins van daar Aurora lonkt, Of daar sich Phoebus 's morgens pronkt En badet in de rode Rosen, Tot daar hy daalt van Thetis strandt Is dijnne Faam soo vaak belandt, Die klaaght s en mach nau eens verposen. Sy vlieght de Werrelt om end' om, En maakt de vremde Vorsten stom Wanneer sy dijnnen roem uyt dondert, Tot wonder van een yeder een, [pagina 506] [p. 506] Dan doch, behalven ik alleen Die sich geensins daar af verwondert. Ist vremt dat ik dit soo vertoon, Ik ben (o Vorst) dit wel gewoon, En dat van mijnne kintsche dagen, Maar, dat ik voor groot wonder drijf, Is, dat dijn Ed'le kleyne Lijf Soo over grooten Hart kan dragen. Stuer Recht. Vorige Volgende