Zinne-beelden, oft Adams appel
(1642)–Jan van der Veen– Auteursrechtvrij
[pagina 92]
| |
Het Hart om hoogh en't oogh na'tGraf,
Dat schaft de prael en hooghmodet af.
| |
[pagina 93]
| |
XXII.
Het Hart om hoogh en 't oogh na't Graf,
Dat schaft de praal en hooghmoedt af.
HOe moedigh draayt en praalt de Paeuvv op synne veeren
Op syn verheven steirt of an-gebooren kleeren,
Maar als hy nedervvaarts op synne voeten siet,
Ontsinkt hem moet en steirt en acht dan alles niet:
'kWensch haar die 't rottigh vleysch en mottige gebeenten,
Vercieren met gevvaat en Edele gesteenten,
En blinken van het Goudt en glimmen van Satynr,
Ook deden als de Paeuvv, en sagen vvatse syn,
En letteden op't 'tGraf, en dachten op het sterven,
Hoe dat de zond'de Ziel, de pieren 'tlijf verderven,
Wie nu niet gaat gepronkt, gekoordt, geboordt, ghelist?
Die heetmen al geveynst, en spottelijk Mennist.
Quel'conque de l'orgueil ou de l'hautain desiste,
Acquist ridiculeux le nom d'anabaptiste.
|
|