Verantwoording van de verwijzingen
De citaten en verwijzingen hebben in het algemeen betrekking op de zevende druk, die in 1986 verscheen. De tekst van deze druk is identiek aan die van de eerste druk, wel wijkt de paginering af. (De eerste druk bevatte de vermeldingen: ‘copyright 1946’ en ‘dit werk van Louis-Paul Boon werd in December 1946 gedrukt’, het boek kwam in maart 1947 in de handel).
In een beperkt aantal gevallen, voornamelijk in hoofdstuk ii, waar de eerste druk vergeleken wordt met de tweede, herziene druk - hebben de citaten en verwijzingen vanzelfsprekend betrekking op die tweede druk. Deze druk is overigens zowel wat de tekst als wat de paginering betreft identiek aan de derde tot en met de zesde en aan de achtste druk. Ik heb gekozen voor de spelling ‘Lea Lübka’ (met Umlaut); in de eerste druk overheerst deze spelling, al komt ook een paar keer ‘Lea Lûbka’ voor. In Zondagspost en in de tweede druk stond ‘Lea Lûbka’. Overigens droeg in de historische werkelijkheid de vriendin van Bert van Hoorick de naam Lea Lubka.
Met het oog op de bruikbaarheid zijn de noten en verwijzingen in de tekst zelf opgenomen. De lezer kan aldus een sneller en beter inzicht verwerven in de herkomst en vaak ook in de waarde van de informatie of argumentatie. Voor een vollediger beschrijving van de bron wordt verwezen naar de bibliografie. Om het tekstbeeld niet al te zeer te verstoren heb ik ervan afgezien bij elke verwijzing naar Mijn kleine oorlog ook de betreffende pagina tussen haakjes op te geven, in die gevallen waarin ik van mening was dat het weinig voor de hand lag dat de lezer er behoefte aan zou hebben de mededeling of bewering in Boons tekst na te trekken, heb ik de verwijzing beperkt tot de vermelding van de betreffende kroniek/hoofdstuk. Voor de extreem wantrouwige of leergierige lezer kan dat nauwelijks problemen opleveren, aangezien de kronieken slechts 2 à 3 bladzijden beslaan, bovendien wordt hierna de inhoudsopgave van de twee drukken (en van de weekbladversie) opgenomen.