Beschryvinge van de Kaap der Goede Hoope. Deel II
(1973)–François Valentijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 254]
| |
Agtste hoofdstukZaaken van den Godsdienst aan Kaap der Goede Hoope. Predikanten aan 't Kasteel, op Draakestein, en aan Stellenbosch. Ledemaaten hier in 't jaar 1714. Fraaye Bybel met Prenten van de Heer Simon van der Stel. Tweederlei Godsdienst hier maar bekent. Van den Godsdienst der Hottentots.
Zaaken van den Godsdienst aan Kaap der Goede Hoope. Na dat wy nu alles hebben afgehandelt, 't geen wy in opzigt van 't Wereldlyke van Kaap der Goede Hoope, en van het eiland Mauritius, te zeggen hadden, zoo moeten wy nu nog kortelyk over de zaaken van den Godsdienst spreken. Dat men hier drie Kerken, een Nederduitsche aan 't Kasteel, een dito aan Stellenbosch, en een Fransche op Draakestein voor de Fransche Vlugtelingen heeft, is al eenigermaaten uit deze en gene voorige vraagen, en antwoorden, gebleken; gelyk mede hoe veel, en wat voor Ouderlingen, Diakenen, en Krankbezoekers, men in deze Colonie had. In jaar 't 1686 vont ik hier alleen den Krankbezoeker Albert Koopman;Ga naar voetnoot1. in 1705 N. van Hoorn,Ga naar voetnoot2. gelyk N. MahuGa naar voetnoot3. op Stellenbosch, en LussingGa naar voetnoot4. in 't Ziekenhuis, en N. Kien;Ga naar voetnoot5. in 't jaar 1717 vertrok van Hoorn na 't Vaderland, en wiert aan 't Kasteel vervangen door Mahu. Het ampt van een Predikant hier bestaat in Sondags tweemaal te Prediken, en verder de jeugd te Catechizeeren, hoedanig ook de Dienst is van den Predikant aan Stellenbosch; doch die aan Draakestein predikt Fransch voor de Vlugtelingen, en Nederduitsch voor de Hollanders, Catechizeerende ook beider jeugd op byzondere tyden.
Predikanten aan 't Kasteel. De eerste Predikant, die aan 't Kasteel geplaatst wiert, was D. Joannes van Arkel,Ga naar voetnoot6. die hier in 't jaar 1665 gelegt, en 1666 door D. Petrus Wagtendorp vervangen wiert. | |
[pagina 255]
| |
Chapter eightMatters of Religion at the Cape of Good Hope. Preachers at the Castle, at Draakestein, and at Stellenbosch. Church Members here in the year 1714. Fine Bible with Illustrations belonging to Heer Simon van der Stel. Only two Religions known here. Of the Religion of the Hottentots.
Matters concerning the religion at the Cape of Good Hope. Now that we have dealt with all that we intend to say concerning the worldly matters of the Cape of Good Hope, and of the Island of Mauritius, we must now speak briefly of matters of religion. That there are three churches here, one Dutch at the Castle, one ditto at Stellenbosch, and one French at Draakestein for the French refugees, has already been somewhat evident from various preceding questions and answers, as also how many, and what sort of Elders, Deacons, and Lay-Readers there are in this Colony. In the year 1686 I found here only the Lay-Reader Albert Koopman;1 in 1705 N. van Hoorn,2 as also N. Mahu3 at Stellenbosch, Lussing4 at the Hospital, and N. Kien;5 in 1717 van Hoorn left for the Fatherland, and was replaced at the Castle by Mahu. The duty of a preacher here consists of preaching twice on Sundays, and also catechising the young, and this also is the duty of the Preacher at Stellenbosch; but the one at Draakestein preaches in French for the refugees and in Dutch for the Dutch, and catechises the young of both at separate times.
Ministers at the Castle. The first Preacher appointed to the Castle was D. Joannes van Arkel,6 who was stationed here in 1665, and replaced in 1666 by D. Petrus Wagtendorp. He remained until 1667, and was then replaced by D. Adriaan de Voogt, | |
[pagina 256]
| |
Deze lag 'er tot 't jaar 1667, en in zyn Eerw. plaats quam toen D. Adriaan de Voogt; die hier tot 't jaar 1674 lag, en toen door D. Rudolf Meerland vervangen is. Deze bleef 'er tot 't jaar 1667,Ga naar voetnoot7. en kreeg toen tot zynen vervanger D. Petrus Hulzenaar, die hier tot 't jaar 1677 den dienst waarnam. In zyn plaats quam D. Joannes Overney in 't jaar 1678, de welke zich in de wooning, in 't jaar 1670 voor D. de Voogt gemaakt, tot 't jaar 1685 beholpen hebbende, toen een schoone groote wooning kreeg, die zeker Lieutenant Johan Baptista Dubertino voor zich zelven van Compagnies bouwstoffen opgetimmert, en over 't welke hem de Heer van Rheede (die 'er in 't eerst mede na de galg wilde, 't welk door een voetval van zyn huisvrouw, en andere Kaapze Juffers, afgebeden wiert) na Mauritius gebannen had.Ga naar voetnoot8. Zyn Eerw. bleef hier tot in 't jaar 1687, quam hier te sterven, en is in 't zelve jaar door D. Joannes van den Andel vervangen, die hier tot 't jaar 1689 bleef, en toen na Indiën vertrok. Zyn Eerw. wiert in dit zelve jaar door D. Leonard Terwold hier gevolgt, die 'er tot 't jaar 1693 den dienst waarnam, en in 't volgende jaar door D. Hercules van Loon vervangen wiert. Deze bleef hier tot 't jaar 1695, vertrok toen na Indiën, en verder na 't Vaderland, en is in dit zelve jaar door D. Petrus Kalden vervangen, die deze Kerk hier tot 't jaar 1707 waargenomen heeft. Zyn Eerw. wiert in dit zelve jaar door D. Engelbertus Franciscus de le Boucq vervangen, die 'er (alzoo zyn Eerw. moeiteGa naar voetnoot9. met de Regeering kreeg) maar tot den 28sten Augustus des zelven jaars bleef, en toen buiten bediening, of met een Proces,Ga naar voetnoot10. na Batavia vertrok. In 't jaar 1708 quam hier in zyn plaats D. Joannes Godefridus d'Ailly; dier 'er, volgens de laatste berigten, in 't jaar 1723 nog lag, by welken daar na nog D. Lambertus Slicher, in 't jaar 1724 gekomen is. Alle deze Predikanten plagten Sondags op de voorzaal van de Heer Gouverneurs huis, anders de Kat genaamt, te prediken; doch zedert den 6den Januari 1704 heeft men in de nieuw gemaakte Kerk den dienst waargenomen.
Predikanten op Draakestein, en aan Stellenbosch. Op Draakestein heeft men geen Predikanten voor 't jaar 1688 gehad, in welk jaar D. Petrus Simons hier quam, die 'er tot 't jaar 1702 gelegen heeft, en toen door | |
[pagina 257]
| |
who remained here until the year 1674, when we was replaced by D. Rudolf Meerland. He remained until the year 16677 [sic], and was then followed by D. Petrus Hulzenaar, who served here until 1677. In his stead D. Joannes Overney came in the year 1678, who managed until 1685 with the house built in 1670 for D. de Voogt, and then got a large and lovely dwelling, which a certain Lieutenant Johan Baptista Dubertino had built for himself with materials belonging to the Company, and who as a result was banished to Mauritius by Heer van Rheede (who at first wished to hang him, but at the entreaty of his wife and other Cape ladies he was spared).8 His Reverence remained here until his death in 1687, and was followed the same year by D. Joannes van den Andel, who remained here until 1689 and then left for the Indies, being followed that same year by D. Leonard Terwold. He held the post until 1693, and was replaced in the following year by D. Hercules van Loon. He remained here until the year 1695, when he left for the Indies and then for the Fatherland, and was replaced that same year by D. Petrus Kalden, who served this church until 1707. In that year he was replaced by D. Engelbertus Franciscus de le Boucq, who (since he had trouble9 with the Government) remained only until August the 28th of that same year, and then left for Batavia, out of office or involved in a lawsuit.10 In the year 1708 D. Joannes Godefridus d'Ailly replaced him, and was still here in 1723 according to the latest information, being joined by D. Lambertus Slicher in 1724. All these Preachers were accustomed to preach from the balcony of the Governor's house, otherwise called the Kat, but from January the 6th, 1704, the services have been held in the newly-built church.
Ministers at Draakestein and at Stellenbosch. There was no Preacher at Draakestein before the year 1688, when D. Petrus Simons arrived there. | |
[pagina 258]
| |
D. Henricus Beck vervangen is, die hier tot 't jaar 1705 lag, en toen na Stellenbosch vertrok, nemende dat en Draakestein te zaamen tot 't jaar 1707 waar. In 't jaar 1707 quam hier van Batavia D. de le Boucq; doch zyn Eerw. quam nog in dit zelve jaar als Predikant (gelyk wy gezien hebben) aan 't Kasteel te leggen; na welken tyd Draakestein en Stellenbosch weder door D. Bek waargenomen wiert, tot dat in 't jaar 1714 hier D. Petrus van Aken voor de Kerk van Draakestein quam, die 'er in 't jaar 1723 nog lag. Op Stellenbosch is geen Predikant voor 't jaar 1700 geplaatst, en de eerste, die in dat zelve jaar hier gelegt wiert, was D. Hercules van Loon, die tot 't jaar 1704 hier gestaan heeft, en toen hier op een wyze, welke ik best keure voorby te gaan, aan zyn einde geraakt is.Ga naar voetnoot11. In 't jaar 1705 quam D. Bek hier in zyn plaats, nemende tot 't jaar 1707 Draakesteins Kerk mede waar, en na dien tyd is zyn Eerw. van September af weer Predikant aan 't Kasteel tot 't jaar 1708 geweest, zedert welken tyd zyn Eerw. weder na Stellenbosch verplaatst is, daar zyn Eerw. in 't jaar 1723 nog lag.
Ledemaaten in 't jaar 1714. Wanneer ik in 't jaar 1714, hier zynde, ten Avondmaal ging, heb ik bevonden, dat alle de Ledemaaten, die van de retourvloot 'er onder gerekent, (daar 'er al eenigen onder waren) uit 40 mans en 48 vrouwen bestonden, zynde het ten uitersten te verwonderen, dat onder de zelve geen een Lid uit den Polityken Raad toen ter Tafel geweest, en waarschynelyk ook geen der zelve toen nog Lidmaat was. Landwaart in moet men 't zich niet half zoo goed verbeelden. Waar uit men kan zien, hoe weinig zoo veel Predikanten in al dien tyd met hunnen arbeid onder deze ingezetenen van de Kaap gevordert hebben, dat geenzins aan den yver der zelve, maar zekerlyk aan de dofheid, en traagheid dezer Burgers, zal gehapert hebben. Ook is my gebleken, dat 'er onder de Bedienden veel Lutheraanen zyn.
Fraaje Bybel met Prenten van de Heer Simon van der Stel. Als iet zeldzaams moet ik hier ook aanhaalen, dat de Oude Heer Simon van der Stel my in 't jaar 1695 een uitmuntenden fraajen Bybel in FolioGa naar voetnoot12. heeft laaten zien, van welke bevoorens reets gesproken is. En dit is het al, dat ik van den Christelyken Godsdienst weet te zeggen; dan alleen, dat ik nog dit hier by te voegen heb, dat ik hier onder den Raad van Justitie ook eenen William Heems,Ga naar voetnoot13. zynde een Papist, heb zien zitten, | |
[pagina 259]
| |
He remained until 1702 and was then replaced by D. Henricus Beck, who was there until 1705 when he moved to Stellenbosch, serving both this and Draakestein until 1707. In that year D. de le Boucq came there from Batavia, but (as we have seen) that same year became Preacher at the Castle, after which date both Draakestein and Stellenbosch were again served by D. Bek until in 1714 D. Petrus van Aken arrived for the Draakestein church, where he still remained in 1723. There was no Preacher at Stellenbosch before the year 1700, and the first, appointed there in that year, was D. Hercules van Loon, who remained there until 1704, and then met his end in a manner which I think best to pass over.11 In the year 1705 D. Bek arrived in his place, serving also the church at Draakestein until 1707, and from September was Preacher at the Castle until 1708, when he was again appointed to Stellenbosch, being still there in 1723.
Church-members in the year 1714. When in 1714 I went to the Lord's Supper here [at the Castle] I found that the Church-members totalled 40 men and 48 women only, including those in the return-fleet, of whom there were a number, and it was entirely surprising that among those who approached the Table there was no Member of the Council of Policy, and apparently also none of them was a church-member. Inland it may not be expected to be one-half so good. From this it can be seen, how little so many Preachers have gained in all these years by their toil among these inhabitants, due in no wise to faltering of their zeal, but to the stupidity and indolence of the Burghers. I perceived also, that there are many Lutherans among the Servants.
Beautiful Bible with prints belonging to Mr. Simon van der Stel. I must also mention here, as a rarity, that the old Heer Simon van der Stel showed me in 1695 an exceptionally fine folio Bible,12 of which I have already spoken. And this is all I can say regarding the Christian religion here, except to add that I saw sitting in the Council of Justice a certain William Heems,13 | |
[pagina 260]
| |
dat niet behoort te zyn; maar daar niet eens op gelet wort; behalven dat 'er ook verscheide Lutheraanen in zaten.
Tweederlei Godsdienst hier bekent. Men kent hier geen anderen, dan den Hervormden Christelyken, en den Heidenschen Godsdienst der Hottentots, zoo men dat gene, dat men in hen daar af bespeurt, ook zoo noemen mag.
Van den Godsdienst der Hottentots. Om nu daar over wat nader te spreken, moet ik zeggen, dat ik onder hen wel verscheide dingen bespeurde, die een schyn hebben als of het na eenigen Godsdienst rook, maar waar over wy nu nader onze gedagten zullen voorstellen. Het is zeker, dat zy op 't eerste gezigt van de nieuwe Maan,Ga naar voetnoot14. dien ganschen nacht over een groot gejuig en handgeklap maaken; ook werpen zy, met hun 10 of 12 op een rivierkant zittende, wel eenige klei-bollekensGa naar voetnoot15. met de hand in 't water, doch zoo men dit al voor Godsdienst zou mogen aannemen, zoo zou dat nog maar de mans raaken, alzoo de vrouwen dat noit mede doen, behalven dat ik ook, daar na vernemende, noit van yemant uit den hunnen hebbe konnen hooren, dat dit eenigzins na Godsdienst smaakte, vermits zy zeiden dit alleen tot hun vermaak te doen. Als men wat naauwer op hunne straffenGa naar voetnoot16. let, die zy ontrent de overspeelers, en bloedschenders, gewoon zyn in 't werk te stellen, zou men al mede konnen of wel mogen vast stellen, dat hier onder iets loopt, dat na Godsdienst sweemt; doch als men dit by hen wat naauwer uitpluist, heb ik bevonden, dat het alleen uit een zuivere jaloezy, en bitterheid des geests, zonder eenige betrekking tot Godsdienst, by hen geschied. Egter is het zeker, dat ik hen dikwils van een grooten Capitein,Ga naar voetnoot17. die daar boven woonde, heb hooren spreken, dien zy in hunne taal ook Thikwa,Ga naar voetnoot18. of Thukwa, noemden, en dien zy voor al, als het donderde en blikzemde, vreesden. Ook weten zy van den Duyvel, die zy DamohGa naar voetnoot19. noemen, als van een swarten Capitein, die hen veel quaad doet, en voor welken zy zomtyds moeten wegvlugten, te spreken, daar by voegende, dat hy hen zomtyds ysselyk plaagt; doch als men dat wat nader onderzoekt, dan komt het op hunne verdigte somsoma'sGa naar voetnoot20. en spooken uit. | |
[pagina 261]
| |
a Papist, which should not have been permitted; but no notice whatever was taken of it. There were also several Lutheran members of it.
Two types of Religion known here. Only two religions are known here, the Reformed Christian and the heathen religion of the Hottentots, if what is detected among them can be thus designated.
Concerning the religion of the Hottentots. To speak somewhat more closely concerning this, I must say, that I detected among them various things, which seemed to hint at some religion, but as regards these we will now set out our opinions more clearly. It is certain, that at the first sight of the New Moon14 they make a great shouting and hand-clapping the whole night through: also they sit 10 or 12 together by the riverside, and throw some small balls of clay15 into the water; but if this could be taken for a religious observance it would concern the men only, since the women never do it; and further, I could never hear from any of them when I watched it, that it had any trace of a religious ceremony, since they said, that they did it for their amusement only. When closer attention is paid to the punishments,16 which they are accustomed to inflict for adultery and incest, it can or even must be decided, that in them there is something resembling religion; but when these were sifted somewhat more exactly, I found, that among them all was done from mere jealousy and bitterness of spirit only, without having any connection with religion. It is however certain, that I have often heard them speak of a Great Captain,17 who lives above, whom they also call in their language Thikwa18 or Thukwa, and whom they especially fear when there is thunder and lightning. They can also speak of the Devil, whom they call Damoh,19 as being a black Captain who does them much harm, and before whom they must at times take to flight, adding, that he sometimes terribly plagues them; but when this is investigated somewhat more closely, it proves to concern only their imaginary Somsomas20 and ghosts. There are also some among them who call the highest God (from which | |
[pagina 262]
| |
Daar zyn 'er onder hen ook, die den oppersten God (waar uit blykt, dat zy 'er meer, dan een stellen) ook wel KhourrouGa naar voetnoot21. noemen, en die van de eerste menschen ook alzoo iets weten te spreken, noemende den eersten man Noh,Ga naar voetnoot22. en de vrouwe Kingnogh, welke beide door dat Opperwezen, na hun zeggen, geschapen waren. By taanen van de Zon of Maan zeiden zy, dat de groote Capitein Moeske, dat is, quaad,Ga naar voetnoot23. op hen was. Dat 'er zoo nu en dan eenige van deze Hottentots wel 20 jaaren, en langer, by de Hollanders, in Hollands gewaad gewoont, en dan egter weer na hunne Natie geloopen hebben, is van ons bevoorens al aangemerkt;Ga naar voetnoot24. maar nu en dan zyn 'er ook by zekere gevallen wel eenige van de kinderen dezer Hottentots hier gedoopt, als wel byzonder zeker kind, dat zy met de overleden moeder levend begraven hadden, en dat de vrouwen van Elmer Diemer, Wouter Mostaart, die van Hendrik van Suurwaarden (namaals met den Dispensier Willem van Dieden getrouwt) en de weduwee van N. Bosch (namaals met den Assistent Joannes Praetorius hertrouwt) dus uit 't graf gehaalt, en eenigen tyd, na gedoopt te zyn, hebben opgevoed, tot dat het quam te sterven.Ga naar voetnoot25. Ook heeft de Heer Kalden my in 't jaar 1705 op zyne Buitenplaats, Sandvliet genaamt, gelegenheid gegeven, om met een Hottentot over Godgeleerde zaaken te spreken,Ga naar voetnoot26. die my, op alle de vraagen, die ik hem dede, zulk een bondig antwoord gaf, als een ervaaren Catechizant zou hebben konnen doen. Ik moet bekennen, dat ik hier over in myn hert niet alleen zeer verblyd was, dat het God behaagde in zulken gering vat zoo veel licht der genade tot verdere verlichting van deze allerwoeste, botste en vuilste Heidenen, die ik oit ergens ontmoet heb, te geven; maar moet daar nevens zeggen, dat ik over de grootheid van zyne kennisse in Goddelyke zaaken ten uiterste verbaast stont. Deze (zoo ik geloove) is het geweest, dien zyn Eerw. ook na Holland in 't jaar 1708 medegenomen heeft, en die (zoo my blykt) Fredrik Adolf, in 't Kleefsland, terwyl den Graave van der Lip over hem als Gevader stont, gedoopt, en naderhand wederom na de Kaap gezonden is; doch van den welken dit alles niet behoorlyk, by zyn te rugkomst aan de Kaap, wiert beantwoord, alzoo hy op 't Robben-eiland vry slegt gestorven is. Heeft zyn Eerw. dit aan dezen Hottentot konnen doen, zoo blykt het, dat 'er egter in die menschen, hoe bot en onkundig men hen tot nog toe beschreven heeft, metter tyd, schoon met veel moeite, eenige gronden van kennis te brengen zyn, waar toe de Predikanten aldaar alle hunne kragten behoorden in te spannen, alzoo dit heilzaam werk, maar eens ter degen aan de gang gebragt zynde, metter tyd een grooter voortgang, als men wel denkt, zoude konnen hebben; het welke, zoo in opzigt van hen, als in | |
[pagina 263]
| |
it is evident, that they recognise more than one) Khorrou,21 and who can also tell something of the first of mankind, calling the first man Noh22 and the woman Kingnogh, both of whom were created, they say, by that Supreme Being. When the Sun or Moon grows pale, they say, that the Great Captain is Moeske23 with them, that is to say angry. We have already mentioned24 how at times some of the Hottentots have been for fully 20 years and more with the Dutch, dressing in Dutch clothing, but have then gone back to their own people; but now and then in certain circumstances some of the children of these Hottentots have been baptised here, as aspecially a certain child whom they had buried alive with its dead mother, and whom the wives of Elmer Diemer, Wouter Mostaart, Hendrik van Suurwaarden (later married to the Dispensier Willem van Bieden), and the widow of N. Bosch (afterwards remarried to the Assistent Joannes Praetorius) took out of this grave and had it baptised, and reared it for some time until it died.25 Heer Kalden, in the year 1705 at his country estate called Sandvliet, gave me the opportunity to speak with a Hottentot regarding matters of religion,26 who gave me as concise replies to all the questions I put to him as any well-catechised youth could have done. I must admit, that my heart greatly rejoiced at this, in that God had deigned to pour into such a poor vessel so much of His merciful light, to the further illumination of these, the most savage, stupid and filthy heathens I had ever met; and I must add, that I found myself utterly astonished at the completeness of this Hottentot's knowledge of godly matters. This man (I believe) is the one that H.E. took to Holland in the year 1708, who (it seems to me) was christened Fredrik Adolf in the Duchy of Cleves, Duke van der Lip being his godfather, and was later sent back to the Cape; but who did not properly requite this when he returned there, since he came to a pretty sorry end on the Robben Island. Since His Reverence could attain this with this Hottentot, it is evident, that some foundations of knowledge can be instilled into this people, however stupid and ignorant they have been called until now, even if slowly and with great toil, to which task the Preachers there should apply all their | |
[pagina 264]
| |
opzigt van de slaaven der E. Maatschappy alhier, een van de grootste en heerlykste zaaken, die eenig Predikant met lof zou konnen uitvoeren, wezen, en waar over zyn loon by God groot zyn zoude. Waar toe ik wensche, dat de Heere zynen ryken zegen gelieve te geven. Met een letterken moeten wy ook hier nog byvoegen, dat de eerste Predikant in dienst der E. Maatschappy, die my op de vloot van den Zeevoogt Jacob van NeckGa naar voetnoot27. voorkomt, en die onder de Heer van Warwyk met die 5 schepen in 't jaar 1598 op 't eiland Mauritius quam, geweest is D. Philip Pieterzoon, een zeer zedig man, van Delft, die den 20sten September, en op meer andere tyden, hier gepredikt, en den 27sten dito hier ook een Madagascaar Laurens gedoopt heeft. Ook is my uit de Batavische Kerkelyke Papieren (daar dat al aangehaalt is) gebleken, dat hier nu en dan eenige Krankbezoekers gelegen hebben, en dat eens een Predikant, die daar al mede genoemt wort, herwaarts op een togt geweest is, zonder dat my blykt, dat hier eenige de allerminste voortgang onder de ingezetenen van Mauritius in de zaaken van den Godsdienst gedaan is. Hier mede nu besluiten wyGa naar voetnoot28. onze gedagten, niet alleen over de Kerkelyke Zaaken van de Kaap, maar ook van dit ons gansch Werk, dankende God voor zyne zonderlinge genade, dewyl 't hem behaagt heeft my het leven en de gelegenheid te vergunnen, om zoo klaar, als van my het gansch Werk door gedaan is, te bewyzen, dat alles, wat ons de oudste Schryvers van de togten der Ouden na Indiën, en van hunne ontdekkingen van die Landen, gezegt hebben, niet te vergelyken is, by de togten en ontdekkingen, door die dappere Batavieren en Nederlanders van tyd tot tyd, wel met zoo kragtig doorstaande bewyzen van dapperheid in 't veroveren van zoo veel Landen en Koninkryken in 't Oosten, gedaan, dat wy (zonder roem gesproken) oordeelen, dat geen Europeërs, of eenige andere volkeren in 't Oosten, in magt, vermogen, aanzien en bezit van landeryen, daar eeniger maaten by hen konnen vergeleken worden, aangezien zy het ook zyn, die, ten teeken van hun groot gezag in die landen, Koningen en Keizers na hun goeddunken af en aanzetten, en daar wonderen verrigten, waar over de gansche wereld moet verbaast staan, en waar over men zig nog veel meer zoude verwonderen, zoo de inzigten van Staat ons toelieten alle zaaken wel zoodanig, als zy daar by de onzen wyzelyk en voorzigtig uitgevoert worden, in allen deelen op het papier te brengen, dat geen regtschaapen Nederlander my vergen, nog geen verstandig man van my verwagten moet, schoon ik weet, dat 'er zyn, die dit van my gevreest hebben, vaststellende, dat ik veel zaaken wist, die juist yder een niet bekent waren. En zoo ik de bescheidenheid gebruike, van die zaaken voor de Nederlanders geheim te houden, zoo moet geen vreemdeling, zoo hy my regt kend, zig van my verbeelden, dat ik hem daarvan | |
[pagina 265]
| |
efforts, since this salutary work, once properly set going, would make greater progress than is thought; and, both as regards them and as regards the slaves of the Hon. Company there, would be one of the greatest and noblest acts which any Preacher could laudably perform, and for which his reward from God would be great. And it is my desire, that the Lord may deign to give his rich blessing to this task. We must add briefly here, that D. Philip Peterszoon of Delft, a very virtuous man, is the first Preacher whom I find in the service of the Hon. Company, being in the fleet of the Admiral Jacob van Neck,27 and also coming to Mauritius in the year 1598 with the 5 ships of Heer van Warwyk. [Details of religion in Mauritius.] Here now we end28 our reflections, not only concerning matters of religion at the Cape, but also of this our whole work, thanking God for his exceptional mercies, in that he has deigned to grant me life, and the opportunity to show as clearly as I have done throughout all this work, that everything which the oldest writers have told regarding the voyages of the Ancients to the Indies and their discoveries of these countries, is not to be compared with the voyages and discoveries made by the courageous Netherlanders from time to time, and indeed with such strong and positive proofs of courage in the conquest of so many lands and kingdoms in the East, that (speaking without vainglory) we judge, that no other Europeans can in any way be compared with them for power, riches, renown and the possession of countries, seeing that they are also those, who in token of their great power in those lands, can depose and appoint Kings and Emperors at their good will, and do marvels there, at which the whole world must be amazed, and would be even more astonished if reasons of State allowed us to set on paper in full detail all things as they were wisely and foresightedly performed by our people, which no honourable Dutchman will demand of me, nor any intelligent person expect from me, although I know that there are some who have been afraid of me, realising that I know many things, which are not known to everyone; and if I am careful enough to keep such matters secret from the Dutch, no foreigner will imagine, if he knows me properly, that I, to the disadvantage of my Fatherland, should give him any informa- | |
[pagina 266]
| |
ten nadeel van myn Vaderland, kennis zou willen geven; schoon ik zeer wel weet, dat veelen dan myn Werk nog veel liever, als anders, gezogt zouden hebben; doch dit alles zal ik alleen hier mede beantwoorden, dat ik dit Werk geschreven heb, om myne Natie, en in 't byzonder de E. Maatschappy van Nederland, zoo grooten dienst, als 't my mogelyk was, maar geenzins, om de zelve eenigen den allerminsten ondienst te doen, als hebbende enkelyk getragt om de zelve boven alle dappere Reizigers en kloekmoedige volkeren, by de Ouden bekent, en die iet groots en heldagtigs, zelfs met de uiterste gevaaren, dorsten ondernemen, zoodanig te verheffen, als ik niet wete bevoorens zoo oit door yemant gedaan te zyn, hoewel ik het my tot veel eere agten zal, als dit myn gering Werk alleen daar toe maar dienen kan, om andere, die meer verstand, cierlyker pen, en een verhevener schryfstyl, dan ik, hebben, hier door kragtig aan te zetten, om den luister van mynen Natie nog veel heerlyker en grootzer, dan by my geschied is, op haaren throon van eere, die zy door haare dappere daaden zoo wel verdient, in den helderen dag te zetten, een zaak, waar over ik my te aller tyd zeer verblyden, en veel redenen hebben zal, om God in dezen, indien het zyn welbehaagen is my zoo lang te laaten leven, te danken. Besluitende met deze woorden: Gelukkig is het land, daar de Ouden aan 't roer van Staat zitten, en daar de Jonge Lieden verstandig reizen. einde | |
[pagina 267]
| |
tion regarding them, although I very well know, that many would then have sought for my book far more eagerly than they would do otherwise; but to all this I shall here reply only, that I have written this work to do as great service to my Nation, and especially to the Hon. Company of the Netherlands, as was in my power, but in no wise to do the smallest disservice to it, having attempted only, to elevate it thus above all the courageous travellers and brave folk known to the Ancients, who dared to undertake great and heroic things, even with the utmost danger, and in such a manner as I do not think has previously been done by any, although I shall reckon it as a great honour to me if this my modest work shall serve only strongly to urge on others who have more understanding, a more ornamented pen, and a loftier style of writing than I, to set in the clear light of day the lustre of my Nation much more nobly and grandly than has been done by me, an act, over which I shall at all times greatly rejoice; and shall have great cause to thank God for it, if it is his good pleasure to let me live so long, closing with these words: Fortunate is the land where the old sit at the helm of the State, and the young travel intelligently. the end |
|