Beschryvinge van de Kaap der Goede Hoope. Deel II
(1973)–François Valentijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
Des Schrijvers eerste Uytreyze Ao. 1685 (Uit Deel IV, Boek 5, Hoofstuk 1)Den 13 May Ao. 1685Ga naar voetnoot1. op een Sondag 's morgens ben ik met het Schip de Moer-Kappel, van de Kamer Rotterdam, als Predikant na Oost-Indiën vertrokken, en des avonds ontrent 9 uuren uit Goeree in Zee geloopen. Ik was met myn zeventiende jaar Proponent,Ga naar voetnoot2. en ontrent een maand voor myn vertrek pas negentien jaar oud geworden; dog was zoo bedaagd van wezen, dat een der Heeren Deputati, by myn Examen tegenwoordig, my voor een Borst van 27 a 28 jaaren aanzag. De Schipper was genaamt, Jan van Velsen, een wakker Zeeman, de Opper-Stierman, Gillis Brouwer, een Piloot, voor zyn dienst uitnemend bequaam, by uitstek onder de Zee-varenden zedig van gedrag, en nugteren, en dien ik, myns wetens, noit heb hooren vloeken, maar alle zyne bevelen zeer ordentelyk geven, en die ook stipt gehoorzaamen zag; behalven, dat hy, naderhand Schipper geworden zynde, ook heerlyke blyken van zyne dapperheid gegeven heeft, wanneer hy, twee a drie jaaren 'er na met 't Schip Goudesteyn uitgeloopen, en van eenige Turksche Roovers aangedaan zynde, na zig deftig verweerd te hebben, het leven 'erby in schoot, gelyk ook die daad door de Heeren Bewindhebberen (zoo gehoord heb) in 't byzonder aan de zynen beloond is; te meer, alzoo hy door zyne manmoedigheid den grond voor zynen Opper-Stierman Loopik gelegt had, om na zyn dood 't zwaard op te vatten, en de Turken verder geheel af te slaan, waar op hy ook Schipper wierd. In tegendeel was de Onder-Stierman, Laurens ..., genaamt, een man, die eenige jaaren te Tripoli in een elendige gevankenis (zoo hy zeide) geweest was, zoo los in 't vloeken en schelden, dat hy by na niets zeide, of daar moest een vloek by wezen ... Hoewel ik een apart Kamertje boven in de HutGa naar voetnoot3. had, sliep ik nogtans, | |
[pagina 269]
| |
AppendixExtracts from François Valentyn's personal account of his travels, with mention of his four visits to the Cape in 1685, 1695, 1705 and 1714, as contained in Oud en Nieuw Oost-Indiën (Volume IV, Book 5, Chapters 1 and 2). | |
The Author's first voyage to the East Ao. 1685 (From Vol. IV, Book 5, Chapter 1)On Sunday morning, May the 13th of the year 1685,1 I left for the East Indies as a Preacher, in the ship Moer-Kappel of the Rotterdam Chamber, and about 9 of the evening we ran out from Goree into the open sea. I had become a Proponent2 at seventeen years of age, and turned nineteen barely a month before my departure, although I was so well-grown that one of my examiners took me for a man of 27 or 28. The Skipper was named Jan van Velsen, a smart seaman, the Chief Mate Gillis Brouwer, exceptionally skilled in his duty as navigator, for a mariner unusually decorous in his behaviour, and sober; I do not know that I ever heard him curse, giving all his orders in a proper manner, and seeing to it that they were strictly obeyed. On the contrary, the Second Mate, Laurens [blank in text] was so free with his curses and abuse, that he could say nothing without a curse with it ... Although I had a private cabin up in the Hut,3 I slept in the Wardroom, as also did the Skipper, since his cabin had been arranged to accommodate three women ... [Channel. Sea-sickness. Canaries passed at end of May. Peak of Tene- | |
[pagina 270]
| |
gelyk ook de Schipper (alzoo zyn Kamer voor drie Vrouwen geschikt was) in de Kajuyt ... [Engelse Kanaal. Seesiekte. Verby die Kanariese Eilande aan die einde van Mei. Die Piek van Tenerife in sig - Passaatwind. Doen aan by ‘Porto de Praya’ op die Eiland ‘St. Jago’, Kaap Verdiese Eilande: volledige beskrywing. Hoofmas in 'n storm verloor.] [Wy liepen] ... den 24 SeptemberGa naar voetnoot4. aan de Kaap der Goede Hope, diens Tafelberg zich eerst als een klein wolkje opdede, op de Rhede ten anker. ... Wy vonden hier het Schip 't Land Schouwen, (waar op de Heer Thomas Slicher, Extraordinair Raad van Indiën ... met zyn Vrouw, en een zware Familie, was) ... reeds ten anker leggen. [Wy gingen na Land,] daar wy van de Heer Andries de Man,Ga naar voetnoot5. Koopman, Tweede, en nu ook Gezaghebber (alzoo de Heer Commandeur Simon van der Stel, volgens last van den Heer Commissaris van Rhede, die in AugustusGa naar voetnoot6. van daar vertrok, op een LandtogtGa naar voetnoot7. was) zeer vriendelyk in 't Oude Huys van den Heer van der Stel, daar ook de Heer Slicher zich onthield, ontfangen, en op 't Avondmaal gehouden wierden; het geen ik wel bekennen wilde, dat my zoo wel smaakte, en zoo wonderlyk beviel, dat ik niet besluiten kon met myn Schipper in de laten nacht weer na boord te gaan, maar beter keurde ... ten Huyze van een Kaaps Borger, Guilliam Heems,Ga naar voetnoot8. die 'er over vyf jaaren met zyn Vrouw, zonder iets te hebben, gekomen, en nu een wel gesteld man was, myn nacht-rust te gaan nemen, daar ik het zoo wel, en vermakelyk vond, (zoo wegens 't gezang der Kaapsche Canary-Vogels, en 't kirren der Tortelduyven, als wegens het minnelyk onthaal van Monsr. Heems, op zyn Buiten-plaats, de BoschheuvelGa naar voetnoot9. genaamt, daar ik schoone Orange- of Limoen-boomen zag) dat ik nog den dag daar aan bleef; maar als ik vernam, dat die Lieden (daar ook een Zeeuw, Monsr. N. Biermans, Onder-Koopman op 't Schip de Prins Willem, vond) zoo beleefd waren, dat zy van my, of hem, geen geld begeerden, kon ik ook niet goedvinden, langer daar te blyven; maar ging by den Predikant, D. Joannes Overney,Ga naar voetnoot10. een Vries van geboorte, vernemen, waar zyn Eerw., die daar best bekend was, my raden zou te gaan huysvesten, alzoo men hier anders zeer licht in een Hoerhuys geraken kan.Ga naar voetnoot11. [Is vererg omdat Overney hom geen losies aanbied nie] ... schoon hy in de helft van een groot schoon Huys woonde, 't geen de Lieutenant, Jan Baptista Dubertino,Ga naar voetnoot12. voor zich van Compagnies Bouw-stoffen, daar hy als FabrykGa naar voetnoot13. 't opsigt bevorens over had, gebouwd had, bewoonde, welk Huys | |
[pagina 271]
| |
rife sighted. Trade-wind. Touched at ‘Porto di Praya’ on Saõ Tiago, Cape Verde Islands: described fully. Main mast lost in storm.] ... on the 24th of September4 we anchored in the roads at the Cape of Good Hope ... finding there the ship Land Schouwen, in which was Heer Thomas Slicher, Extraordinary Member of the [Council of the] Indies ... and went ashore, where we were very well received by Heer Andries de Man,5 Merchant, Secunde, and now also Administrator (since Commandeur Simon van der Stel was on a journey inland,7 by order of Commissioner van Rhede, who had left here in August6), in the old house of Heer van der Stel, where also Heer Slicher lodged and kept to supper, which, I will admit, tasted so well to me and so wonderfully pleased me, that I could not make up my mind to go abroad again with the Skipper so late at night, but choose rather ... to take my rest at the house of a Burgher at the Cape, Guilliam Heems,8 who had come there penniless with his wife five years previously and was now a well-to-do man. There I found it so good and so agreeable (both from the song of the Cape Canary-birds and the cooing of the Turtle-doves, as also from the friendly reception by Monsr. [sic] Heems at his country-house, the Boschheuvel,9 where I saw lovely orange-trees) that I remained there the next day ... but when I learnt, that they would take no money from me, I could not think fit to stay longer there, but went to the Preacher, D. Joannes Overney,10 a Frisian by birth, to learn from his Reverence, who knew the place well, where he could counsel me to put up, since one can otherwise very easily find oneself in a brothel here.11 [To his annoyance not offered accommodation by Overney] although he dwelt in one half of a large and fine house, which had been built by Lieutenant Jan Baptista Dubertino12 for himself, using materials of the Company, of which as Fabryk13 he had charge, which house Heer van Rhede had allotted as dwellings, one-half for the Preacher and the other | |
[pagina 272]
| |
de Heer van Rhede tot een wooning, ten deele van den Predikant, en ten deele van de Geheym-Schyver KemelsGa naar voetnoot14. met zyn Vrouw, geschikt had; rade D. Overney my om in den Olifant, by eene Juffr. Mostaart, naderhand met Monsr. HolsmitGa naar voetnoot15. getrouwd, myn verblyf te gaan nemen, gelyk ik voor eenigen tyd dêe; tot dat ik gelegenheid kreeg, om by eenen Jan de Beer,Ga naar voetnoot16. bevoorens een Meulenaar, dog toen Borger-Raad, of Borgermeester aldaar, beter huysvesting na myn zin te vinden; hoewel ik het daar al mede zoo niet had, als ik wel wenschte, om dat hy nu en dan wel eens wat meer dronk, dan hem diende. Op onze Reyze van St. Jago had ik, met de uiterste smaak van de wereld, stronken van Kool leeren eeten, die in myn Ouders Huys noit de schoonste Kool had willen aanzien; dog hier aan de Kaap volleerde ik dit, alzoo ik de Kool hier vry wat beter, als die stronken, uitnemend groot, en ook zeer goed van smaak, behalven een overvloed van allerley goede Moeskruiden, en andere Vrugten, vond. Ik zag met groot vermaak daar de Compagnies Thuyn, die zeer net lag, en de schoonste Plantagie toen was, die ik voor of na oit zag, en die ik nu niet zal beschryven, alzoo dat onder de stoffe der Kaap gedaan heb;Ga naar voetnoot17. maar by myn Tweede Tocht vond ik die zeer veranderd, alzoo 't SpeelhuysjeGa naar voetnoot18. aan 't einde van dezelve door de Heer van Rhede gemaakt, of op zyn last daar opgericht, onder anderen by myn wederkeering al verwoest en weg was; van waar men een uitnemend schoon gezigt op de Rheede had. Ook zag ik by myn aanwezen aldaar op zekeren dag, zynde in 't Fort op de Kat met de Heeren Slicher, de Man, en alle de voorname Lieden, zoo van de Kaap, als van de Vloot, een aardig Spiegel-GevegtGa naar voetnoot19. van de Hottentots tegen malkanderen met afgesnedene Wyngaard-takjes, waar mede zy malkanderen op een hair wisten te treffen, werpende in 't gemeen, zoo als zy op de ene voet stonden en draeiden, om de takjes, door hunne partyen geworpen, te gezwinder te konnen ontwyken. Over de stank, en morzigheid van dit volk, met hunne lage Hutjes ontrent het Fort woonende, en die raeuwe darmen maar uitwringen, en op de kolen wat leggen zag, kon my niet genoeg verwonderen. Ik vond hier by myn komst als Bedienden der E. Maatschappy ook Hieronymus Crüse, of Croese,Ga naar voetnoot20. als Kapiteyn, N. van Keulen,Ga naar voetnoot21. die 'er nu | |
[pagina 273]
| |
half for the Sworn Clerk Kemels14 and his wife; but D. Overney counselled me to make my lodging at the Olifant with Juffr. Mostaart, later married to Monsr. [sic] Holsmit.15 This I did for some time, until I had the opportunity to find better accommodation with a certain Jan de Beer,16 previously a miller but now Town Councillor or Mayor there, although not everything there was as I could have wished, since he now and then drank more than he should have done. During our passage from St. Jago I had learned to eat the stalks of cabbage with the greatest relish in the world, though in the house of my parents I would never look at even the most lovely of cabbages; but here at the Cape I bettered this, since here I found the cabbages indeed better than those stalks, and exceptionally large and very tasty, as also an abundance here of all kinds of good vegetables and fruits. I saw here with great enjoyment the Company's Garden, which was very well laid out, the loveliest plantation that I ever saw before or since then, but which I will not now describe, since I have done this when writing of the Cape;17 but in my second voyage I found it greatly altered, since the pavilion18 made by Heer van Rhede at the end of it, or set up by his orders, was on my return all ruined and gone, as also other things: from it there had been an exceptionally lovely view of the roads. While I was here, on a certain day, being on the Kat in the Fort with Heeren Slicher, de Man, and all the other principal folk, I saw an amusing mock battle19 of Hottentots against one another, armed with cut-off vine-twigs, with which they were able to hit each other to a hair's breadth, as a rule throwing while they stood and twisted on one foot, the more quickly to dodge the sticks thrown by their opponents. I could not sufficiently wonder at the stink and filthiness of these people, dwelling around the Fort in their low huts, whom I saw merely squeeze out the raw intestines and lay them a little on the embers [before devouring them]. On my arrival I also found here as Servants of the Hon. Company Hieronymus Crüse or Croese20 as Captain; N. van Keulen,21 just arrived | |
[pagina 274]
| |
pas als Fiscaal met zyn Vrouw, en haar Suster, (die kort 'er aan met een ryken Boer trouwde) gekomen was, den Onder-Koopman, N. van Breugel,Ga naar voetnoot22. (met wiens Weduwe naderhand de Heer de Man trouwde) den Cassier, N. van der Stel, den Dispenzier, Blesius,Ga naar voetnoot23. den Guarnizoen Boekhouder, Bloem,Ga naar voetnoot24. Kemels, Geheym-Schryver, eenen N. de Goyer,Ga naar voetnoot25. mede tot de Secretary behoorende, den Krank-bezoeker, Koopman,Ga naar voetnoot26. die sterk koopmanschapte, en naderhand uit nedrigheid een Rok met Goude Knoopen droeg. Ik zag daar nog eenige ruïnen van het Oude Fort, wel eer door de Heer Johan van Riebeek aan Strand, daar nu Compagnies MagazynGa naar voetnoot27. van Touwerk, &c. is, en nader aan 't Vlek, dan nu, gebouwd, waar van ik de aarde nu en dan zag weg kruyen. Ik genoot ook veel playzier door Jonker Adriaan van der Stel, tweede Soon van den Heer Commandeur Simon van der Stel, die my op 't ronde Boschje bragt, en, behalven een net tractement, ook veel vermaak op dit Landhuys der E. Maatschappy, en deszelfs Plantagie aandêe. Behalven dat hy my ook van verscheide aangename Vrugten (en voor al van een zoort van zeer lekkere Limoenen, van gedaante by na als Citroenen, en die men uit de hand at) rykelyk verzag, waar tegen ik zyn E. weer een Geschenk van twee fraeye Hoeden dede. De oude Heer, Simon van der Stel, had vyf Zoonen. De oudste, Willem Adriaan genaamt, was toen niet lang geleden of Ao. 1684 met Juffr. Maria de Haze, Dogter van de Heer de Haze, gewezen Directeur in Bengale, getrouwd, en met haar nevens haar Mama, Weduwe van den Heer Verburg, ook gewezen Directeur in Bengale, na Holland vertrokken, alwaar zich zyn Ed. tot Amsterdam zedert nedergezet, en daar hy tot Ao. 1699 (wanneer hy zynen Heer Vader als Landvoogd aan de Kaap vervangen ging) het Ampt van Schepen dier aanzienelyke stad bediend heeft. Na zyn Ed. volgde Jonker Adriaan, dan Jonker François, dan Jonker Henrik, die, met een DeenGa naar voetnoot28. na Holland vertrokken zynde, met een Poolsche Juffer trouwde, dog die naderhand weer in Indiën quam, en eerst als Cassier en Winkelier op Macassar zich onthield; dog eindelyk als Landdrost op Batavia gestorven is. | |
[pagina 275]
| |
as Fiscaal with his wife and her sister (who soon after married a rich farmer); the Under-Merchant N. van Breugel22 (whose widow was later married by Heer de Man); the Cassier, N. van der Stel; the Dispensier Blesius;23 the Garrison Book-keeper Bloem;24 Kemels, the Sworn Clerk; a certain N. de Goyer,25 also of the Secretariat; the Lay-reader Koopman,26 who indeed did much trade, and who later from humility wore a coat with gold buttons. I saw there still some remains of the old Fort, previously built by Heer Johan van Riebeek, on the shore where now stands the Company's storehouse27 for cables, &c., built nearer to the town than the present Fort, and from which I saw the earth carted away now and then. Jonker Adriaan van der Stel gave me much enjoyment there, the second son of Commandeur Simon van der Stel, who took me to the Ronde Boschje and not only gave me good entertainment there, but also much pleasure at this country-house of the Hon. Company and its plantation. Moreover he provided me richly with various pleasant fruits (and above all a kind of very tasty lemons, shaped almost like citrons, which one ate raw), in return for which I made him a present of two fine hats. The older Heer Simon van der Stel had five sons. The eldest, named Willem Adriaan, not long before or in the year 1684, had married Juffr. Maria de Haze, daughter of Heer de Haze, formerly Director in Bengal, and had left for Holland with her and her mother, the widow of Heer Verburg, also formerly Director in Bengal. There H.E. then settled at Amsterdam, and served as Alderman of this notable town, until the year 1699, when he went to replace his father as Governor at the Cape. After him followed Jonker Adriaan; Jonker François; Jonker Henrik, who after going to Holland with a Dane28 married a Polish lady, but later returned to the Indies, first as Cassier and Winkelier at Macassar but dying as Landdrost at Batavia. | |
[pagina 276]
| |
Behalven deze Zoonen had de oude Heer van der Stel nog een Zoon,Ga naar voetnoot29. diens naam my onbekend, maar die op een onbekende wyze aan zyn einde geraakt is. Hy vertrok, onder 't Opper Gezag van de Heer Koeper, met het Schip, de Ridderschap van Holland, van de Kaap na Batavia, dog die Bodem is waarschynelykst in volle Zee met man en muys gebleven, hoewel men naderhand nog eenige losse en ongegronde gerugten hoorde, als of deze Zoon van den Heer van der Stel op 't Eiland Madagascar aangeland zou zyn. Indien de al te hoofdige Heer Koeper den raad van zynen Schipper gevolgd, en, voor een al te oude, een nieuwe groote Mast aan de Kaap ingezet had, dit ongeluk zou hem waarschynelyk niet overkomen hebben. Buiten die vyf Zoonen had de Heer Simon van der Stel nog een Dogter, die in Holland aan eenen Heer van Ryn getrouwd was. Onder de Onder-Kooplieden, toen met de Vloot daar aan de Kaap leggende, was eenen Sr. van Slingeland, van Maastricht, die met eenige andere Liefhebbers den Tafelberg beklom, en my daags 'er aan zeide, dat hy 'er niets, dan eenige Putten en Kuilen, met stilstaande regen-water vervuld, gevonden, gelyk ik reeds ook al van andere gehoord had. Zy hadden veel moeite, en vyf uuren aan een werk gehad, om 'er op te komen; doch het afkomen was hen nog veel moeyelyker gevallen. Voor myn vertrek viel 'er een zeer wonderlyk HuwelykGa naar voetnoot30. van een Onder-Koopman, die hier woonde, voor. Vrydag 's namiddags ontrent 5 uuren quam 'er een Barinnetje (of nieuwlings daar met de Vloot aangekomen Juffer) by hem, nevens ander Gezelschap, daar ik mede by was, in Huys, welke Juffer hy, die redelyk wel van de Kaapsche vocht bestoven was, een Neusdoek toewierp, die zy tot daags 'er aan hield; wanneer zy, met eenige Juffers weer by hem komende, hem wysmaakte, en zeer sterk opstreed, dat hy haar dien Neusdoek op trouw in haar aller bywezen (schoon 'er niets aan was) gegeven had, en die hem op zyn woord persten, om die Juffer, die wel een goed man van nooden, alzoo zy 't niet breed had, te eeren, en ten eersten, alzoo haar Schip op 't vertrek stond, te trouwen. Hy zeide van al deze zaaken niets te weten, dog was egter gereed, dewyl zy zeiden, dit alle gezien te hebben, om die Juffer te trouwen. Daar op ging die zelve Zaturdag avond in 't Avond-Gebed het eerste, Zondag's morgens het tweede, en na de Predikatie het derde gebod, waar op dit Paar 's namiddags trouwde, en het Schip van deze Juffer vertrok 's Maandags, zoo dat het al vry krap met haar omquam, en zy 't niet veel later had mogen begrypen ... | |
[pagina 277]
| |
Besides these the older Heer van der Stel had another son,29 whose name I do not know, who met his end in an unknown manner. He left the Cape under the command of Heer Koeper, in the ship Ridderschap of Holland, but the vessel appears to have been lost with all hands on the high seas, although later some vague and baseless rumours were current, that this son of Heer van der Stel had landed on the island of Madagascar. If the too headstrong Heer Koeper had followed the advice of his Skipper, and had set a new mainmast in place of the too old one, this disaster would probably not have happened to him. In addition to the five sons Heer Simon van der Stel had also a daughter, who married a certain Heer van Ryn in Holland. Among the Under-Merchants in the fleet then lying at the Cape was a certain Sr. van Slingerland of Maastricht, who climbed the Table Mountain with some other enthusiasts, and the next day told me, that he had found nothing [on the top] but some pools and hollows full of stagnant rain-water, as also I had previously heard from others. They had much toil and were busied for five hours to reach the top; but they indeed found the descent much more toilsome. Before my departure there occurred a very wonderful marriage,30 of a certain Under-Merchant living here. On Friday afternoon about 5 there came a Barinnetje (or girl newly arrived with the fleet) to his house, where I then was among others. To this girl he, being pretty well muzzy with the Cape juice, threw a handkerchief, which she kept until the following day, when, again meeting some girls, she made them believe, and very definitely asserted, that he had given her this handkerchief as a token of engagement in the presence of all of them (although this was not the case). They pressed him to keep his word and honour this girl, who indeed had need of a good husband, since she was not well off, and marry her at once, since her ship was about to sail. He said, that he knew nothing of all this affair, but was however ready, since they all said they had seen it, to marry the girl. Thereat the same Saturday the banns were called for the first time after the evening service, on Sunday morning for the second time, and for the third time after the sermon, after which they were married that afternoon; and this girl's ship sailed on Monday, so that she indeed ran it pretty close, and could not have delayed much longer. | |
[pagina 278]
| |
Na dat wy hier een maand aan de Kaap uitgerust, en een nieuwe groote Mast ingezet hadden, vertrokken wy den 24 OctoberGa naar voetnoot31. ... [Die reis gaan verder na Batavia, Japara, Ambon, Banda e.s.m. Van Batavia af vaar hulle met die Waddenxveen op 3 Desember 1694 en doen op Bantam aan.] | |
Des Schrijvers eerste Thuysreyze Ao. 1695... Wy quamen dan eindelyk den 26 February 1695Ga naar voetnoot32. aan de Kaap ... Ik vond, by onze komst aan de Kaap, den Heer Landvoogd niet in 't Kasteel; maar hoorde; dat hy aan 't ronde Boschje (een Plantagie, en Playsier-Huys van de Compagnie, ontrent een myl van de Kaap gelegen) zich toen onthield. De Schipper, en ik, reden derhalven, nevens verscheide anderen, te Paard daar na toe, alwaar ik zyn Ed. zeer welvarende vond ... Ik vond de Kaap in Gebouwen vry verbeterd, de Compagnies Thuyn aan 't Kasteel zeer net, en zoo fraey, als ik oit een Thuyn gezien heb. De Predikant Overney, dien ik 'er Ao. 1685 gelaten had, was ondertusschen overleden, zyn Vrouw hertrouwd, en haar tweede man, een Boer, door een Tyger verscheurd. Na D. Overney waren hem verscheide Predikanten gevolgd, van welke de Heer Hercules van LoonGa naar voetnoot33. 'er nu nog was, een zeer hups Heer, die my in de tyd van myn verblyf veel vermaak aandêe. De Tweede Perzoon, de Heer Andries de Man,Ga naar voetnoot34. zedert myne Indische Reyze, aan de Weduwe van BreugelGa naar voetnoot35. getroud, quam by ons aanwezen aldaar te overlyden ... De Zoute Rivier, digt by 't Fort, schynd niet diep te zyn; maar ik heb by myn eerste komst 'er by na myn leven en een Paard, en de Heer Landvoogd W.A. van der Stel Ao. 1705 'er by na eens vier Paarden verloren. Hier plagten veel Leeuwen en Tygers zich te onthouden, zoo my Jan Stevensz BotmaGa naar voetnoot36. eens zeide. Voor ons vertrek gaf de Heer Landvoogd een deftig Afscheids-maal, waar by een zeer fraey Muzycq van Stemmen, en Instrumenten, gevoegd wierd, by 't welke eenen Blankenburg zeer fraey zong. Ter gelegenheid van die Maaltyd verhaalde de Heer Landvoogd my ... dat zyn Ed. bezig was, om ieder Hoofdstuk in den Bybel in zyne couleurenGa naar voetnoot37. in Prenten te brengen, een stuk werks, dat zyn Ed. ons toonde, dat ook al vry verre gevorderd, en weerdig was, om van Liefhebbers gezien te werden. | |
[pagina 279]
| |
After we had rested here for a month at the Cape, and had set up a new mainmast, we left on the 24th of October31 ... [Batavia, Japara, Amboina, Banda, etc. Sailed from Batavia in Waddenxveen December 3, 1694, touching at Bantam.] | |
The Author's first home-bound voyage Ao. 1695... At last we arrived at the Cape on the 26th of February, in the year 169532 ... At our arrival at the Cape I did not find the Governor in the Castle, but heard that he was then living at the Ronde Boschje (a plantation and pleasure-house of the Company about a mile from the Cape). The Skipper and I therefore went there by horse, with various others, where we found H.E. in very good health. I found the Cape considerably improved as regards buildings, and the Company's Garden at the Castle very neat, and as fine as any garden I have ever seen. The Preacher Overney, whom I had left there in 1685, had died in the meantime, and his wife had remarried, her second husband, a farmer, having been devoured by a tiger. Various Preachers had followed D. Overney, Heer Hercules van Loon33 now holding the office, a very courteous person, who gave me much pleasure while I was there. The Secunde, Heer Andries de Man,34 who after my departure for the Indies had married the widow of van Breugel, died during my stay35 ... The Salt River, near the Fort, does not seem deep, but when I was first there I nearly lost my life and a horse, and in 1705 Governor W.A. van der Stel nearly lost four horses there. Many lions and tigers are often to be found there, as Jan Stevensz. Botma36 once told me. Before our departure the Governor gave us a very noble feast, accompanied by very fine music of voices and instruments, at which a certain Blankenburg sang very well. On the occasion of this feast the Governor told me, ... that he was busying himself in adding a coloured engraving to each chapter of the Bible,37 which piece of work H.E. showed us, and which was worthy of being seen by lovers of art. | |
[pagina 280]
| |
Ik predikte (alzoo ik de eenigste Predikant in de Vloot was, die in dienst der E. Compagnie na 't Vaderland wederkeerde) nu en dan eens aan de Kaap op de groote Zaal in 't Fort, tot ontlasting van den Heer van Loon; maar bevond, dat het prediken in het Kasteel op de Voor-zaal, of de Kat (zoo zy 't noemden) vry wat ongemakkelyker, dan wel 't prediken in de daar na gebouwde Kerk, was. Ik kreeg toen ook kennis aan de Heer Henning Huyzing,Ga naar voetnoot38. te dier tyd al een van de voornaamste Kaapsche Borgers, en die daar mede, niet verre van Kapiteyn Berg'sGa naar voetnoot39. Wooning, een schoon Huys, onlangs getimmerd, gelyk eenen Cornelis BotmaGa naar voetnoot40. een zeer schoone Plaats, naast het ronde Bosje toen had, hoewel Huyzing 'er wel een stuk of twee, die immers zoo goed, en fraey waren, bezat. Ik was van voornemen, om op zekeren dag, gelyk ik ook werkstellig maakte, na den Leeuwen-bergGa naar voetnoot41. te klimmen; dog moest, ter helft toe gekomen zynde, wederkeeren, alzoo 't my te steyl was, en myn hoofd al zeer sterk begon te duizelen, zoo dat ik op handen en voeten agter over leunende, my allengskens weer af moest laten zakken. Myn Kinderen quamen 'er op, en vonden 'er een Graf-naald of Obeliscus, door den Heer van der Stel ter eere van Mevrouw van Goens, Gemalin van den Heer Ryklof van Goens, wanneer hy als Opper-Landvoogd van Indiën Ao. 1681 na het Vaderland keerde, en zy met eerstgemelden Heer mede boven op dien Berg geklommen was, daar opgerigt. Ik stond, by myn aanwezen alhier, ten Doop over een Kind van den Onder-Koopman de Heer Pieter Paeuw,Ga naar voetnoot42. in de plaats van zyn Vader, den Heer Gerard Paeuw, Advocaat, en Administrateur der Weeskamer, tot Dordregt, en was zyn Vrouw kort voor onze komst aan de Kaap, schoon by een kleene Storm, zeer gemakkelyk bevallen. By deze gelegenheid kreeg ik aan Monsr. Oldenland, een zeer net Botanicus, van welke eldersGa naar voetnoot43. breder spreke, kennis. Na dat wy van 't laatste van February tot den 18 April ons hier ververscht, en ons van genoegzame Voorraad voorzien, hadden, namen wy de Reyze weder aan, en zeylden van daar met 13 SchepenGa naar voetnoot44. ... | |
Des Schijvers Tweede Uytreyze Ao. 1705 (Uit Boek 5, Hoofstuk 2)Den 10 Mey Ao. 1705Ga naar voetnoot45. des morgens zyn wy met het Schip het Hof van Ulpendam ... uit Texel gezeild. | |
[pagina 281]
| |
Since I was the only Preacher in the fleet who returned to the Fatherland in the service of the Hon. Company, I now and then preached at the Cape in the great hall of the Fort, to relieve Heer van Loon; but found, that preaching in the Castle from the terrace, or Kat as they called it, was somewhat less convenient than was preaching in the church built later. I also made the acquaintance of Heer Henning Huyzing,38 who at this time was already one of the principal Cape Burghers, and who had not long before built a lovely house, not far from that of Captain Bergh;39 as also that of a certain Cornelis Botma,40 who then had a very lovely estate beside the Ronde Boschje, although Huyzing owned one or two properties which were fully as good and fine. On a certain day I had the intention of climbing the Lion Hill,41 and made preparations for this; but being come halfway I must return, since it was too steep for me, and my head began to swim, so that I must let myself slip down little by little on hands and feet, and leaning backwards. My children reached the top, finding there a stone needle or Obeliscus, set up by Heer van der Stel in honour of Madam van Goens, wife of Heer Ryklof van Goens, when he returned to the Fatherland as Governor-General of the Indies in 1681, and she had climbed up here with H.E. While I was there I stood godfather to a child of the Under-Merchant Heer Pieter Paeuw,42 in place of his father, Heer Gerard Paeuw, Advocate, Administrator of the Orphan-Chamber at Dordrecht: the mother had given birth very easily shortly before our arrival at the Cape, although in a slight storm. On this occasion I made the acquaintance of Heer Oldenland, a very good botanist, regarding whom I speak more fully elsewhere.43 After we had enjoyed a refresh here from the end of February to the 18th of April, and provided ourselves with sufficient stores, we again took up our journey, sailing from there with 13 ships44 ... | |
The Author's second voyage to the East Ao. 1705 (From Book 5, Chapter 2)On the 10th of May, 1705,45 in the morning we sailed from Texel in the ship Hof van Ulpendam ... I travelled in this ship as Preacher, with my wife Cornelia Snaats, 5 | |
[pagina 282]
| |
Ik voer op dien Bodem als Predikant, by my hebbende myn Huysvrouw, Cornelia Snaats, 5 kinderen, een Neefje ... en Juffr. Aletta Bek ... De voornoemde Juffr. ging onder myne bescherming na haren Broeder, Predikant op Stellenbosch, over. De Schipper ... was David Codde ... De Opper-Stierman was Joost Vendevogel, een wakker Zeeman, dog die niet, dan nog een Jongen zynde, in Oost-Indiën geweest, maar anders een zeer neerstig en onvermoeid man was ... Wy zeilden uit met een Vloot van 9 Oost-Indische, en 15 Oorlogs-Schepen van 't Land, waar over de Zeevoogd van Almonde 't bevel had, en die ons tot de Straat van Gibraltar geleiden zoude ... Ook was 'er een fraye getal Curassau- en Guinea's-vaarders, die met ons zeilden ... Wy telden toen 81 Schepen in 't Vaarwater ... ... Den 26 ditoGa naar voetnoot46. zagen en vingen wy de eerste Kaapsche bonte Duyfjens,Ga naar voetnoot47. zynde Meeuwtjens, die wit en bruyn geteekend zyn. [23 September] ... wanneer wy veel Trombas of Trompetten, en ruygte van de wal zagen dryven ... Den 29 dito ... Ook zagen wy, gelyk al een a twee dagen te vooren, veel Mallagaazen,Ga naar voetnoot48. Vogels, die zich dicht by Land houden. Dezen dag was het 's morgens ten 6 uuren om de Zuyd zoo koud dat my de vingers, als in de Winter in Holland, tintelden; dog dit hield op, toen wy ontrent een myl van de wal waren. Veelen by ons hadden nu 't Land wel gezien; dog geen van allen wist recht te zeggen, wat voor Land het was. Eindelyk was de Opper-Stierman van oordeel, dat wy 't Land van de Saldanha baey zagen.Ga naar voetnoot49. ... Wy hadden zeer veel moeite, eer wy 's avondsGa naar voetnoot50. ten half 8 uuren nog op dien zelven dag, hebbende 14 dooden gehad, met 60 zieken, op de Rheede quamen ... Vermits onze Schipper niet in staat was, om aan Land te gaan, ging ik met den Opper-Stierman, en met den Seur, aan Land; alwaar ons de Heer Willem Adriaan van der Stel, Landvoogd alhier, zeer minnelyk verwelkomde ... Ik bevond de Kaap, zedert myn laatste aanwezen Ao. 1695, wonderlyk in Huyzen en Gebouwen veranderd, alzoo de Fiscaal Independent, de Heer Blezius, hier een, en de Heer Huzing hier twee schoone Huyzen, geheel op zyn Amsterdams, met royale Onder-wooningen, gebouwd hadden, waar by de voorige Huyzen van Koopman, en anderen, nu maar gemeene Gebouwen waren. Ook bevond ik de Compagnies Thuyn zeer fraey, waar in ik nu en dan myn vermaak ging nemen. | |
[pagina 283]
| |
children, a little nephew ... and Juffr. Aletta Bek ... who went out under my protection to her brother, Preacher at Stellenbosch. The Skipper was David Codde ... The Chief Mate was Joost Vendervogel, a smart seaman though not such as he had been when he was in the Indies as a youngster, but a very diligent and tireless man ... [9 V.O.C. ships, 15 warships as far as Gibraltar, other ships totalling 81. Touched nowhere.] ... On the 26th46 [August] we saw and caught the first speckled Cape dovelets,47 being little gulls marked with white and brown ... [September 23] ... when we saw many Trombas or Trumpets floating, and underwood from the shore ... On the 29th ... as also one or two days earlier, we saw many Mallagaazen,48 birds which remain near the land ... This day it was so cold that my fingers tingled as in Winter in Holland, but the cold ceased when we were about a mile from the shore. Many of us had now sighted the land, but no one rightly knew what land it was. At last the Chief Mate judged that we had sighted the land of the Saldanha Bay.49 ... and reached the roads at 7.30 that evening,50 with 60 sick on board and having had 14 deaths. Since our Skipper was not fit enough to go ashore, I went there with the Chief Mate and the Book-keeper, where Heer Willem Adriaan van der Stel, the Governor, received us with great friendship. I found that the Cape, since I had last been there in 1695, was wonderfully changed as regards houses and buildings. The Indenpendent Fiscaal, Heer Blezius, had now built one, and Heer Huzing two, entirely in the Amsterdam style, with magnificent apartments below, in comparison with which the earlier houses of Koopman and others were now merely everyday buildings. Also I found the Company's Garden very fine, going there now and again to take my pleasure. I saw here the estate previously owned by Heer Bek, now passed on by | |
[pagina 284]
| |
Ik zag hier de plaats, die de Heer Bek bevorens gehad, en nu aan Kapiteyn van der Lid overgelaten en verkogt had.Ga naar voetnoot51. Zy was Koelenhof genaamt; en wy werden daar door den Heer en Juffr. van der Lid zeer ordentelyk onthaald; dog in de Plaats zelf had ik geen welgevallen. Wy bleven eenige dagen op Stellenbosch, daar ik Juffr. Bek aan haren Heer Broeder, Predikant alhier, overgaf; dog kon wel zien, dat haar alles hier nu, alzoo haar Broeder stond te trouwen met de Dochter van de Heer Elzevier,Ga naar voetnoot52. Opper-Koopman en Tweede, geheel en al tegenstond, en hoewel ik haar myn Huys en verder aanbood met my mede na Batavia te nemen, sloeg zy dit zeer edelmoedig af, in hope, dat de zaken zich beter, dan zy dacht, schikken mogten. Ook onthaalde my de Heer KaldenGa naar voetnoot53. 8 dagen op zyn Buyten-plaats, Sandvliet genaamt, waar van eldersGa naar voetnoot54. breder spreeke. Ik predikte voor zyn Eerw. eenige maalen hier. Het weerlicht hier wel; maar blixemt, of dondert 'er zelden, en als de Hottentots dit laatste hooren, dan zeggen zy, dat de groote Kapiteyn Moeske of quaad is.Ga naar voetnoot55. Den 14 October onthaalde ons de oude Heer van der Stel op Constantia, alzoo zyn Ed. toen 61 jaaren oudGa naar voetnoot56. geworden was, zeer heerlyk, alwaar een Gezelschap van wel 40 a 50 menschen was. Den eersten November ging ik met den Ed. Heer Landvoogd van der Stel 's avonds ten 6 uuren met een Koets met zes Paarden (waar van eldersGa naar voetnoot57. breder spreke) na zyne Wooning in Hottentots-Holland, en quamen 'er, na nog eens van Paarden verwisseld, en onderweeg wat gegeten te hebben, 's nagts ten 12 uuren. Ik zag dit schoon Vergelegen met veel verwondering, alzoo het in allen deelen zeer fraey aangelegt was, bleef 'er de ganschen maandag, en wy vertrokken dien zelven avond weer van daar na 't Kasteel, zonder iet quaads te ontmoeten; dog had wel gewenscht, dat ik 't Land onderweeg by dag eens mogt gezien hebben, dat nu niet wezen kon, alzoo ons vertrek aanstaande was, dat wy eerst dachten daags 'er aan te zullen volgen; dog het leed nog tot den 7 dito, eer wy van hier met een styven Zuyd-Oosten wind de Baey uitzeilden; ook was hier den 3 dito nog een Engels Scheepje op de Rheede gekomen. Zeer minnelyk was ik ook door den Heer Elzevier, en meer andere Vrienden (die my en myn beminde alle beleefdheid en vriendschap bewezen) onthaald. Terwyl wy in de Tafelbaey nog zeilden, zond de Heer Landvoogd van der Stel my nog een schoone Venezoen van een jongen Eland in een vaste korst, die wy nog zeer lang daar na goed hielden, en daar wy veel deeg | |
[pagina 285]
| |
sale to Captain van der Lid.51 It was called Koelenhof, and we were very well received there by Heer and Juffr. van der Lid; but I had no liking for the estate itself. We remained for some days at Stellenbosch, where I handed over Juffr. Bek to her brother, the Preacher there; but it was evident, that she disliked everything there, because her brother was about to marry the daughter of Heer Elzevier,52 Upper-Merchant and Secunde; but although I offered [to take her into] my family, she generously refused this, in hope that things might turn out better than she expected. I was also entertained for 8 days by Heer Kalden53 on his estate Sandvliet, of which we speak further elsewhere.54 I preached several times for his Reverence. There is indeed summer-lightning here, but seldom real lightning and thunder, and when the Hottentots hear this latter, they say, that the Great Captain is Moeske, or angry.55 On October the 14th the old Heer van der Stel received us very nobly at Constantia, since this was H.E.'s sixty-first birthday,56 when there was an assembly of fully 50 to 60 people. On November the 1st I went at about 6 p.m. with H.E. the Governor van der Stel, by six-horsed coach to his property in Hottentots-Holland (of which I speak more fully elsewhere57), arriving there about midnight after having changed horses once and eaten something on the way. I saw this lovely Vergelegen with great admiration, since it was very finely laid out in all respects. We remained there all Monday, and that evening returned to the Castle without mishap; but I could well have wished to see the country on the way once by daylight. This however could not be done, since our departure was close at hand: we thought it would be the next day, but it was delayed until the 7th, when we sailed out of the Bay with a stiff south-easterly wind. I was also very amicably entertained by Heer Elzevier and other friends, who showed all politeness and friendship towards me and my beloved wife. While we were still under way in the Bay, Governor van der Stel sent me | |
[pagina 286]
| |
van hadden. Ook had zyn Ed. 'er nog een schoone mande met Artisjokken bygevoegd. [Sien St. Paul, Amsterdam, Engano, Batavia, Ambon.] | |
Des Schrijvers Tweede Thuysreyze Ao. 1713-1714 (Uit Boek 5, Hoofstuk 2)Sondag den 26 [November 1713] drevenGa naar voetnoot58. wy, sterk 11 t'Huys-vaarders, van de Rheede [Batavia] af, welkers namen waren: ... De Engewormer, ... [met] den Predikant François Valentyn, met zyn Vrouw en twee Dochters, voor Rotterdam ... ... [Wy zagen] Cabo das Aguilhas, een steyle hooge hoek ..., en ook klaar Kaap Falso zich met een steyle en alleen voor uit in Zee leggende hoek vertoonen, even als een leggende Leeuw. [30 Januarie 1714] 's Namiddags ten 3 uuren waaren wy, doordien wy een myl van de wal af stilte kregen, in groot gevaarGa naar voetnoot59. van op de droogte van de Leeuwenstaart te vervallen; dog raakten 'er weder af, doordien wy de Schuyt noch tydig uit, en 't Schip zoo om kregen, en 'er af boegseerdenGa naar voetnoot60. ... en ten 4 uuren quamen wy in de Tafelbaey ten anker, en ontrent 5 uuren, ... aan Land. ... [Wy] vonden aan Land de Heer Willem HelotGa naar voetnoot61. als Gezaghebber, een oud bekend Vriend, die my, den Opper-Stierman (alzoo de Schipper zeer ziek was) en Sr. de Vlugt, beleefd ontfing. Spraken ook den Fiscaal Independent, den Heer Cornelis van Beaumont,Ga naar voetnoot62. en namen weder ons verblyf ten Huyze van den Burger-Raad, Hendrik DonkerGa naar voetnoot63. ... Den 31 dito 's avonds ten 6 uuren stierf onze Schipper. Den eersten February quam myn Vrouw met de Kinderen ... aan Land. Ik liet aan de Kaap, daar wy van den 31 January tot den 11 April bleven, 327 Ryxdaalders, en 28 Stuyvers aan verteerde kosten alleen aan Sr. Henrik Donker, by den welken ik logeerde, betaald, zonder veel andere onkosten, die men hier niet ontgaan kan, alzoo het niet te vergeefs de KaapGa naar voetnoot64. hiet, en die mede al vry veel beliepen, daar eens by te rekenen; en ik geloove, dat my dit verblyf hier, zoo by myn komst uit Holland, als nu weder, ieder Reyze, meer dan 1200 gulden gekost heeft, en dat de verdere onkosten tot zoo een Vaderlandze Reyze my op niet minder dan 2000 gulden hebben komen te staan; dat veel schynd; dog echter zoo is. Den 10 Maart reed ik met de Heeren Helot, Valkenier, en Juffr. van der Stel, Huysvrouw van de Heer François van der Stel, met een Koets met zes | |
[pagina 287]
| |
also a lovely venison [pie] of young eland in a hard crust, which lasted us well for a long time, and from which we had great enjoyment. Also H.E. sent with it a lovely basket of artichokes. [Sighted St. Paul, Amsterdam, Engano, Batavia, Amboina.] | |
The Author's second home-bound voyage Ao. 1713-1714 (From Book 5, Chapter 2)On Sunday the 26th [November 1713] we sailed58 from the roads [Batavia] in a fleet of 11 return-ships [Antoni Valkenier in charge] ... [in] the Engewormer, with [my] wife and two daughters .... ... sighted Cabo das Aguilhas, a steep high cape ... and clearly saw Kaap Falso, looking like a crouching lion, with a steep and solitary promontory lying out to seaward ... In the afternoon [January 30, 1714] about 3 o'clock, when we had a calm about a mile from the shore, we were in great danger59 of running aground on the shallows of the Lion's Tail; but got clear, after we had launched the skiff in time, and with her turned the ship about and towed her off60 ... and about 4 p.m. we anchored in the Table Bay, and landed at about 5 ... where we found Heer Willem Helot61 as Administrator, an old and well-known friend, who received me and the Chief Mate (since the Skipper was very sick), and Sr. de Vlugt very politely. I spoke also with the Independent Fiscaal Heer Cornelis van Beaumont,62 and again lodged in the house of the Town Councillor Henrik Donker63 ... On February the 1st my wife came ashore with the children. At the Cape, where we lay from January the 31st to April the 11th, I paid 327 Rxd. and 28 stivers for our board alone to Sr. [sic] Henrik Donker, with whom I lodged, and in addition there must be reckoned to this many other expenditures which cannot be avoided here, so that it is not called the Cape for nothing64 ... and I believe, that each of my stays here, at my coming from Holland and again now, cost me more than 1200 gld., and that the total expense of such a journey to the Fatherland came to not less than 2000 gld.: which seems much, but so it is. | |
[pagina 288]
| |
Paarden na Constantia, daar wy dien dag zeer heerlyk van de Heer Helot, en Juffr. van der Stel, nevens vercheide andere van de voornaamste Vrienden van de Retour-vloot, onthaald wierden met alles, dat men heerlyk van uitgelezen spyze en vruchten noemen kon. Ook quam op dezen zelven dagGa naar voetnoot65. [29 Maart; blykbaar 'n fout vir 24ste] de Ed. Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Extraordinaris Raad van Indiën, als Landvoogd van Kaap der Goede Hoope, met Mevrouwe, zyn Gemalinne, en Huysgezin, ... hier aan te landen, bestaande, zoo meine, in drie Dochters en twee Zoonen, waar beneven zyn Ed. Broeders Zoon als Kapiteyn hier leggen quam, brengende zyn Vrouw, en hare Suster mede ... Den 28 dito wierd de Heer de Chavonnes hier als Landvoogd voorgesteld. Den 10 dito [April] gingen wy ten zeven uuren 's morgens van de Kaap der Goede Hope onder zeylGa naar voetnoot66. met een styve Zuyd-Oosten wind ... | |
[pagina 289]
| |
On March the 10th I rode with Heeren Helot, Valkenier and Juffr. van der Stel, wife of Heer François van der Stel, in a six-horse coach to Constantia, where we were very nobly entertained that day by Heer Helot and Juffr. van der Stel, together with others of the principal friends of the return-fleet, with everything that can be called noble in foods and fruits. On the same day,65 Match the 29th, [apparently error for 24th] ... there arrived H.E. Maurits Pasques de Chavonnes, Extraordinary Member of the [Council of the] Indies, as Governor of the Cape of Good Hope, with his wife and family ... consisting (I think) of 3 daughters and 2 sons ... and in addition H.E.'s brother's son came to be Captain here, with his wife and her sister ... On the 28th Heer de Chavonnes was presented here as Governor. On the 10th [of April] we set sail66 at 7 a.m. ... |
|