Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568
(1872-1881)–Marcus van Vaernewyck– Auteursrechtvrij
[pagina 246]
| |
Den tenuer van tmandement uutghezonden bij den franschen coninck Carolus, in alle zijn landen ende jurisdictien van zijnen rijcke, al waer mede hij ter hulpe roupt alle zijn vassalen ende mannen van wapenen jeghen die Hughenoijsen heretijcquen.Onse lieve ende ghetrauwe. Men heeft hier te voren wel gheweten die bijsonder begheerte ende affectie, de welcke wij ghehadt hebben omme te stellene onse landen in ruste oft vrede, ende hoewel wij dicwils hebben gheboden ende ghepresenteert an onse vijanden, ghelijck de declaracien bij ons hier up ghedaen ende die andtwoorden hemlieden ghezonden up tfaict vanden paeijs moghen souffisantelicken betughen, waer inne men nochtans niet vele en heeft connen ghevoorderen, duer de hertneckicheijt der herten van onse vijanden ende haerlier groote opiniaetheijt ende perseverance in hare rebellicheijt, waer inne wij zijn zeer drouve ende qualic te vreden, zoo wel duer tverlies waer inne onse edelheijt gheconstitueert es te commene, ter causen van deser oorloghen, als duer de bedeerffenesse oft ruijne dwelck lijdende es ons aerme ghemeente; maer bij ons considerende, datter gheenen middel meer en es om te commen tot eenen ghoeden paeijs, zoo en connen wij gheen beter succours ghehebben dan in de ghoetheijt Godts ende an de ghoede ende verzekerde hulpe oft succours van onse ghetrauwe ende loijale onderzaten, omme eerst angheroupen hebbende zijne ghoede gracie, ende hem ghebeden ons te assisteren ende te hulpe te commen in onse rechtveerdighe clachte ende tot protectie van onsen conincrijcke bij den | |
[pagina 247]
| |
zelven middele te adverteren ende te kennen te gheven, an alle onse ghoede ende ghetrauwe subiecten, dat zijlieden anziende den staet van onse affairen, ende dat onse meeninghe vastelicken es staende ende gheresolveert om ons te stellene tot diffentie van onse voorscreven conijncrijcke ende et ghoet recht van onser zaken met et groene ende drooghe, ende ons zelve te transporteren binnen curte daghen in onse armeije, omme die te coraigieren met onse presentie ende te hasarderen tot onsen eijghenen persoone toe, zijlieden van haerder zijden achtervolghende die groote ende singuliere affectie, die zij altijts hebben ghetoocht oft bewesen tot ons te draghene ende tot conservacie van onse state, ende bijsondere in dese leste beroerten, waer inne wij duer prompte ende diligentie zijn zeer ghesuccoureert gheweest van hem nu ter tijt in dese zake, die eerlicste die zijlieden zouden connen gheweinschen, ende in die benoodichste ende behouffelicste, de welcke men zoude connen ghepresenteren, niet alleenlicken tot conservacie van onse croone, maer ooc van hem, haere leven, ghoeden ende familie, ons te doen blijcken die continuatie ende die gheheele ende opene demonstratie van hare voorscreven ghoeden wille in onsen voorscreven gherechte, hem stellende een ijeghelic van onse voorscreven onderzaten oft subiecten ende bereet makende totter wapenen tot onsen dienste, onder die auctoriteijt van onse generale luijtenanten, gouvernuers van onse landen ende provincien, die assisterende, favoriseren ende succourerende met alle huere macht, welcke onse voorscreven luijtenanten ende gouvernuers wij hier te voren hebben bevolen, ende alnoch bevelen bij desen, terstont ende promptelicken te versamen oft verghaderen alle de machten ende foortsen van onse landen ende provincien, ende te doen wapenen onse voorscreven subiecten ofte onderzaten, omme | |
[pagina 248]
| |
met huerlier hulpe te resisteren, ende ons te stellen jeghens et bestaende oft beghonnen weerck van onse voorscreven vijanden. Waeromme willen wij ende begheeren, dat in alle plaetsen, steden ende jurisdictien van uwe provincien, ghijlieden terstont laet condighen ende weten an alle onse voorscreven subiecten ende onderzaten, dat wij hem verzoucken, admoneren ende bevelen up alle de liefde, ghetrauwicheijt ende obediencie de welcke zij ons schuldich zijn, dat zijlieden niet en laten ons te secoureren in onsen zulcken grooten noot, maer dat de ghene, die zijn van onsen huijse, hemlieden terstont vinden bij onsen persoone, die van onser oordinancien hemlieden vertrecken oft vinden onder huer veendel in desen jeghenwoordighen monster, ende die andere edelen ende soldaten, die welcke uut onsen vrijen wille ons dienen, hemlieden vinden bij onse voorscreven gouvernuers ende generale luijtenanten in hare provincien, te wetene: die vanden lande van Vrancrijck, CampanienGa naar voetnoot1 ende Bourgoingien in onsen legher ende armeije, bij onsen zeer lieven ende beminden broedere, onsen luijtenant generael; die van Picardien, bij den oversten van Piennen; die van Normandien, bij de overste van Carrouges ende die Meilleraie; die vanden gouvernemente van Orleans, Berrij, AviouGa naar voetnoot2, Touranie ende le Maine bij onsen cousijn ende prince den Dolphijn; die van Guijenne de Poictou, bij de overste van Montluc ende van Lude tot reductie van Rochelle; die van Limosin, hooghe ende neder Marche, bij den oversten van Escars; die van Bretanien, bij den oversten van Bovulleij; die van Averne ende van Bourbonnois, bij den oversten van | |
[pagina 249]
| |
Sente Heraut ende Montare; die van Forest, bij den oversten van Urfe; die van Lijonnois, bij den president vau Birague; die van Daulphine, bij den oversten van Gordes; die van Languedock, bij den oversten van Joijeuse; ende die van Provincien, bij den grave van Tende, omme in alle de voorscreven plaetsen ons te doene zulcken dienst als wij van hem verwachtende zijn, welcke wij zullen bekennen oft verdienen hier naermaels ter ghoeder meeninghe jeghens hemlieden, als ons Godt die gracie ghedaen zal hebben van te stellen ons ende onse voorscreven conijncrijcke in ruste, ende hoewel wij ons willen betrauwen, oft zeker hauden, dat een ijeghelic van hem verstaen hebbende tghene dat voorscreven es, hem zal bereet maken en stellen tot onsen dienste. Niet te min, ofter eenighe waren de welcke zouden zijn van zulcken quaden wille, dat zij contrarie doen zouden oft negligent, oft traech hierinne, ghijlieden ons tzelve terstont adverteert, zoowel hare namen als die plaetse van haerlieder residentie oft wonijnghe, up dat wijt moghen verdienen an deghene die wel doen zullen, naer haerlier verdienste, ende te doen procederen jeghens die onwillighe, ghelijck ons ghoet dijnckeh zal, verclarende voorts, dat an alle deghene die ons dienst doen zullen, bij onse voorscreven gouvernuers ende generale luijtenanten hierboven ghedeclareert, wijlieden hem zullen accorderen brieven van exemptien oft vrijheijt, die hemlieden zullen van noode wesen, wesende wettelicken verzekert ofte gheinformeert, bij onse voorscreven gouvernuers ende generale luijtenanten, vande namen vande ghene die ons bij hemlieden dienst doen zullen. Ende anghaende et surplus zult ghij doen als voorscreven es, publiceren dese jeghenwoordighe in alle plaetsen oft steden van huwer jurisdictien up dat niemant eenighe ignorancie en pretendere. Ghegheven tot Parijs, den 5 fe- | |
[pagina 250]
| |
bruarij 1568Ga naar voetnoot1. Onderteekent: Charles; ende daeronder: Robertet. Ghelesen ende ghepubliceert metter trompetten ende openbare uutlesijnghe, zoo wel voor thof oft logijst vanden Coninc als in de wijcken oft houcken ende ghewonelicke plaetsen van proclamacien te doene, binnen deser stadt van Parijs, die Coninc aldaer wesende, bij mij Michiel Seillatz, comis vanden greffier in tprovoostschap van hostel, gheassisteert vanden trompetter derzelver, den 8 februarij 1568. Onderteekent: Seillatz. Bij welcken tenuere vanden brieve claerlic ende notoirlic blijct, hoe benoodicht ende beladen den francschen Coninc gheweest heeft in de zake ende trouble vanden Hughonoijsen ende de ghealleierde metten prince van Condée, als een soorte van Duijtschlandt, Oostlandt ende Inghelandt. |
|