Nieuwe Verhandeling van de Venus-Ziekten
(1700)–Gervais Ucay– AuteursrechtvrijIn welke, na dat men getoont heeft, dat de gewoone wyze van genesen, zeer gevaarlyk, twyffelagtig en swaar is; een andere veel gemakkelyker en veel zekerder wert voorgestelt
XVI. Geschil. Welke het ware onderwerp van de pokkige gist is, en het een helder water (lympha) of de slym-vogten zyn, of eenige andere vogten.DIt is een seer bekend Geschil over dit onderwerp; veele schryvers die door hare verdiensten bekend syn, hebben dit gevoelen daar over, dat de pokkige gist zig seer met het jeu-water ofte lympha vermengt en vermaatschapt, dan met de andere vogten, synde die welke sig de eerste ontfangt, en de selvige in het bloed brengt, even gelijk als twee Lighamen van eene gedaante, sig ligtelijk met malkanderen vermengen; en dat dese vereeniging ontstaat, na de gesteltheid der pypjes ofte openingen, die zoodanig gemaakt syn, dat de Hemelsche stoffe, welke altyd poogt door te stroomen, vindende de tusschen ruimten van twee gelijke Lighamen, zoo stroomt die , sonder tegen-stand door beide henen, het welke de vereeniging is tusschen dese twee Lighamen maakt; nu de pokkige gist zuur zynde, moet zig om de selfde reden, zig eer met de lympha dan met d’andere vogten vermengen, alzoo die zuur is, en byge- | |
[pagina 156]
| |
volg door togt-gaatjes heeft gestelt op de selfde wyse, op dat de Hemelsche daar door soude konnen vlieten; eindelijk wil men dat dese lympha, synde vry zuur geworden door de vereeniging van de pokkige gist, in het bloed by na de selfde veranderingen brengt, gelyk als het limoen-sap of den azyn doet by de kokende melk, en dat daar van alle de gevolgen, gelijk als daar syn de pynen, de puisten, de bultingen, de kalk-builen, de been-uitwassingen, de sweeren en zoo voorts. Dese gedagte werd bevestigd, alsoo men heeft aan gemerkt dat het pokkige fenyn een groote magt op de klieren heeft, welke in dese ziekte altyd beledigd syn, en alsoo de klieren de voornaamste zetel der lympha is, zoo meint men reden te hebben om te zeggen, dat het ook de lympha is; die het pokkige fenyn na zig haalt, het welk d’oorsaak soude zyn, dat d’andere deelen het gewaar werden; men voegt hier by, dat de gene welke quylen, een klare stoffe uitquylen, welke na de lympha gelykend. Alhoewel nu dese meining veel waarschynelykheids heeft, en hedensdaags grooten ingang by de geleerden schynt te hebben, die de moeyte nog niet hebben willen nemen, de grond daar van ’t ondersoeken: zoo geloof ik dat die in syn beginsel valsch is, alsoo die tot nog toe niet wel verstaan is. Ik ben van gevoelen dat het vooroordeel, in welke d’eerste waren, die dit voorstelden, ten opsigt van de lympha en de klieren, want sy hebben de lympha meer toegeschreven, als sy schuldig waren: ik ben ten minsten over-tuigt, | |
[pagina 157]
| |
dat ’er andere syn, veel blinder, en sotte inbeeldingen hebben wegens de water-vaten, en die se gevonden hebben, syn van meininge dat het gansche Lighaam, een weefsel van water-vaten is, en dat alle de vogten een soort van lympha is. Het bloed is by haar een roode lympha; de gyl een witte lympha, maar duister en niet doorschynig; de gal een geele lympha, en soo voorts; voor soo veel is het waar, dat als men een vooroordeel op een saak heeft, soo gelooft men dat soo een saak is, al wat men siet en aanraakt. Jupiter est quodcunque vident, quodcunque movetur. ’T is al Jupiter ’t geen men siet, en ’t geen bewogen werd. Het is waar dat de lympha dat de lympha in de pokken veeltyds beledigd werd, ja alsoo wel als d’andere vogten; maar dat die d’eerste soude syn, en dat die alleen de pokkige gist na sig souden nemen, daar van soude men het tegendeel gemakkelijk komen bewysen, en dat door haar eigene redenen; en men soude konnen doen sien, dat hare beginselen mank gaan; want men heeft gesegt, dat de lympha in syn natuurlyke staat aangenaam suur is: alsoo de suure geesten, die tot haar t’samen-stelsel behooren, haar soo doen syn, en by gevolg van eenderlei gedaantige deelen is, overeenkomstig de pokkige gist, die mede suur is. Sonder twyffel, wanneer ymand de lympha proeft, van die gehangen is, welke suur moest geworden syn, om syn moeyelyk verdriet van dat hy sterven moet; want een yder weet, dat ’er niets is dat de zuurigheid meer doet aangroeyen, dan de droefheid: maar die gene welke ontdekkingen wegens de lympha gedaan | |
[pagina 158]
| |
hebben, en die wel hebben aangemerkt, versekeren ons, dat sy onsmakelijk is, en dat by gevolg het suur daar de meester niet in speelt, en die gene welke de goede hoedanigheden de vierige geesten kennen, seggen niet dat die in de natuurlijke staat moet suur wesen: Ga naar margenootd in tegen-deel, soo is ’er niet dat de geesten beter bematigd, dan de geesten by voorbeeld, wanneer men soete Geest van salpeter wil maken, soo neemt men de salpeter-geest die seer suur is, en men giet daar geest van wyn by, welke te samen gemengt synde, soet werden en dit is seer bekend; even als wanneer in de t’samen-voeging van ’t jeu-water ofte lympha het overschat der dierige geesten gemengt wierd gelyk als men ziet, dat seer verre is van suur te werden: agt wanneer sulx te voren was, gelyk als het waarschynelijk is, dat ’er wel een weinig zuur onder is, dat men stellen moet dat de slag-aderen, de fontein ofte bron daar van syn, welke de zuurigheid volkomentlijk soude magtigen of ten onderbrengen; daarom is het ligt t’oordeelen, dat het gene men voorstelt, een dwaling is sonder grond-beginsel; en dese dwaling is soo groot, dat het sonder twyffel is, dat ’er in het algemeene bloed vogten syn, die vry suur- | |
[pagina 159]
| |
der syn Ga naar margenoote gelijk als de wei-vogten, de swart-gallige vogten, en boven al de slym-vogten, en by gevolg de pokkige gist moest dan meer overeen stemming hebben met eene deser vogten, dan met de lympha; invoegen, dat door haar eigen redeneringe, ’t selve eerder met die moest vervoegen; en te meerder alsoo dese vereeniging misschien door dese gisting begonstigd wierd, welke in het bloed door middel van het suur geschied Ga naar margenootf in de plaats van dat de lympha niet gist, die selfs seer vloeybaar is, en schielyker omloopt dan het bloed, Ga naar margenootg maar dit suur heeft een eigentlykheid aan het suur te wyten, dat het doet stremmen, ’t gene men waarneemt te syn een gewoon uitwerksel van de pokkige gist, ’t gene wy dikmaals in veele Hoofd-stukken hier voren gesegt hebben, En ik segge tegens die gene welke de pokken gekregen hebben, door een Chenkert omtrent | |
[pagina 160]
| |
de mond Ga naar margenooth dat het speeksel, het eenige is, dat besmet is Ga naar margenooti want dat onfangt de pokkige gist en deelt het selvige aan het mede, soo men nu seide dat het speeksel een soort van lympha was, soo seg ik mede dat de lympha een soort van speeksel ofte quyl is, en alsoo verwart men de woorden door malkanderen. Ik weet wel, dat ’er tusschen de ware lympha, het alvleis sap, ’t speeksel, de slym-vogten, en de wei des bloeds, een groote over-een-komst is, en dat dese vogten zoo seer niet in selfstandigheid dan in dikte, en door de vaten daar sy in syn; maar evenwel heeft een yder syn dikte, en men moet een benaming geven, zoo als men die tot onderscheid moet bevatten Ga naar margenootk men moet dan de lympha ofte voedend-water noemen, dat seer heldere en doorschynige vogt, dat in de water-vaten is: het alvleis-sap, ’t gene in het pancreas ofte alvleis-klier gevonden werd: het speeksel-vogt, dat uit de speeksel buisen sy- | |
[pagina 161]
| |
pert het slym-vogt, dat uit de speeksel-buisen, en de slym agtigste deelen des voedsels komt, welke na de verteringe der spysen, tot in het geheele bloed loopt, gelijk als wy elders gesegt hebben, voornamelijk in het negende hoofd-stuk. ’T is dan soodanig dat het meer gemeenschap met de pokkige gist heeft, dan met eenig ander vogt, alsoo men kan seggen, dat het meer suur by sig heeft, dan eenige andere vogten in ons Lighaam: het heeft meer suur; alsoo het ’t suur des speeksels by sig heeft, want het is d’eerste stoffe het heeft in sig het suur der spysen, by welke het speeksel in de verteringe der spyse sig vervoegt: het heeft in sig het suur van de maag-gist, daar het speeksel door loopt. Het heeft suur van het alvleis sap, daar het in de twaalf-vingerige darm mede vermengt werd; in ’t kort, het is in groote menigte op alle plaatsen des Lighaams, en in ’t algemeen is het overal, alsoo het by het bloed altyd vergeselschapt blyft, en zig daar altyd by vermengt door de dry-manschap van Sylveus. Soo dat men reden heeft te seggen dat de pokkige gist sig eerder by de slym vermengt, dat by eenig ander vogt: men heeft mede de gelegentheid selfs, tegens die gene welke van andere gevoelens syn, te seggen, dat sy van geen andere gedagten konnen sijn, alsoo sy de pokkige gist toestaan, door het ademen te konnen overgeset werden, want het is seker dat in die gelegentheid, de gist die in de logt is gebragt, regel regt tot in het bloed koomt, om sig te vermengen, met het gene ’t suurste is. Die stoffe welke men uit de pokken ziet vloeyen door middel van quylen, verdient eer een slym genaamt te werden, dan een lympha, al- | |
[pagina 162]
| |
zoo de selvige alle de hoedanigheden heeft; daar en boven is de lymigheid daar aan eigen, en seer af hangt van het suur dat daar in is; en het is selfs waarschynelijk, dat die hoedanigheid, dat geen verborge hoedanigheid is, voor een lym dient, om de pokkige gist vast te houden Ik wil nu voortaan over de woorden geen bekommernis meer hebben: want men noemt die soo men wil, als men sig maar wel doet verstaan ik hebbe gesegt dat ’er de lympha, het speeksel, het alvleis-sap, de weiagtigheid, en de slym soo een over een komst is, dat hare dikte, of de vaten daar sy in syn, het grootste onderscheid daar in maken. Alle dese vogten veranderen ligtelijk in een slym, wanneer als sy taeyagtig werden: men kan seggen dat de ware lympha nog niet bequaam is om verstoppingen te veroorsaken, of in de klieren of elders verdikt te werden, dan wanneer die slymig werd, en alhoewel de klieren syn de ware kleins tuigen van de lympha, soo ziet men dat sy slag-aderen, aderen en zenuwen hebben, alsoo wel als water-vaten, soo dat in ’t geheel over al waar lympha ook slym-vogten syn, en ten nauwsten genomen soo kan men het tegen-deel zeggen, dat ’er in ’t geheel geen lympha is, alwaar de slym is, Ik heb niet gesproken van het zenuw sap, alsoo men met de reden niet kan begrypen door dit sap, dan het selvige, waar door de dierige geesten vervoert werden, het welke men vergelijkt by dat van geest van wyn Ga naar margenootl welke men gelooft dat sy sig | |
[pagina 163]
| |
by de lympha vervoegen, derhalven is ’t onnoodig daar yts meer over te zeggen, alzoo die om eigentlijk te spreken niet anders syn, dan de mindere fyne en waterigste geesten, en soo men eenige andere saak verstond, soude men sterk loochenen, dat het ook een senuw-zap was. |
|