dat het klaar zy, dat de Melaatsheid der Grieken, welke de laatste trap is der schurft, en van Hippocrates voor d’eerste gehouden werd, niet anders zy dan een quaal des huids: want men moet hier over aanmerken, dat de huid mismaakt geworden is en leelyk; en dat op dryderlei wysen, of door de witte of swarte zeer diep ingedrukte vlekken, en dat de witte of zwarte Melaatsheid, of door eenige kleene wrange scherpigheden, welke jeukte veroorzaken, welke groot synde en droog, scheiden die sig van de huid af, gelyk als de schurft, in de gedaante van semelen. Of die nu veranderen in schurft, of in dauw-worm, of in schobben, gelyk de visschen, zoo is ’t dat de Grieken die om die teikenen Melaatsheid genoemt hebben. Maar alzoo de stoffe deser Melaatsheid, zeer scherp is geworden door de by menginge van de swarte gal, zoo is de huid doorwreten, en niet alleen de huid, maar selfs ook het ondergelegen vlees, vliesen en beenen; of om verstaanbaarder te zeggen, het gansche Lighaam, dat van groote quade sweeren, die vervaarlijk zyn om aan te zien, en dat de menginge is van de slym en de swarte gal, soo ontstaan daar een seer groot getal van verschrikkelijke toevallen, gelijk als het uitvallen des hairs, der wymbrauwen, oog schelen en des baards, d’oogen syn vervaarlijk aan te zien; de mond met sweeren, de neus verrot en des selfs beenties opgegeten; het ganschelyke Lighaam met puisten, bulten, kalk-builen, korrelties, gelyk men in de gortige verkens ziet, ’t verlies van oordeel, en veel andere toevallen, die niet waard zyn te verhalen, onder welke men ziet de zweeren, gelyk als die der Chankers; zoo wel dan als d’Arabiers dese Laze-