Nieuwe Verhandeling van de Venus-Ziekten
(1700)–Gervais Ucay– AuteursrechtvrijIn welke, na dat men getoont heeft, dat de gewoone wyze van genesen, zeer gevaarlyk, twyffelagtig en swaar is; een andere veel gemakkelyker en veel zekerder wert voorgestelt
XII. Geschil. Waarom een Chankert op de voorhuid veel gevaarlyker is, om d’algemeene pokken voort te brengen als die welke op de roede is.ALzoo al de Chankers, het zy in wat plaatse zy komen, de pokken konnen voortbrengen; zoo heeft d’ervarentheid nog geleert en bevestigd, dat als men een weinig veronagtsaamt, of dat ’er niet al te wel mede gehandelt is geworden, wanneer men die op de voorhuid heeft men sonder vergelykenisse veel eerder d’algemeene pokken dan dat die op het hoofd der roede gevonden werd; daar zynder welke seggen, dat de voorhuid, alzoo die een verdubbeling des vlies is, het pokkige fenyn gemakkelyker tusschen de verdubbeling kan komen, en dat van daar den doorgang vry is, om binnen in het Lighaam gebragt te werden, en dese redenering is niet quaad, Ga naar margenootb soo men daar by voegt, | |
[pagina 139]
| |
dat het vlies veel gevoeliger is dan het vlees, alsoo die een uitgestrekte zenuw is, en daarom meer geesten heeft, welke bequaam sijn, de pokkige gist vlug te maken, en het doen door-dringen, en wanneer dese door-dringe en vlug-makinge, door de pyningen geduirige prikkelingen vermeerdert werden soo werd de scherpigheid van de pokkige gist veroorzaakt, waar na sekere t’zamen-trekkinge volgt, welke aan alle gevoelige deelen natuurlyk is, want die sig toetrekken, wanneer haar maar yts koomt te prikkelen; en als men die t’zamen trekkige gaade slaat, soo werd die na haar begin toe gemaakt, dat een zenuw is, alzoo ’er meer vogt in het deel is, dat sig sluit, en dit werd als uit gedrukt, en na binnen toe gedreven, het welk den uitleg is van dit geschil: Maar dit bevind zig zoo niet aan het hoofd der roede, dat een vleesig deel is, synde veel sagter en veel vogtiger, soo dat de geesten daar zoo overvloedig niet syn, de pyn is minder, de vogtigheid maakt veel spongieusheid seer, en verettering des Chankers, die daar haast geschied en dat om het bloed, ’t welk in dat deel is, sleept geduirig een gedeelte der pokkige gist, die in de Chanker is, na buiten toe, en dit is d’oorzaak, dat daar door de pokken zoo haast niet behaalt werden. |
|