Nieuwe Verhandeling van de Venus-Ziekten
(1700)–Gervais Ucay– AuteursrechtvrijIn welke, na dat men getoont heeft, dat de gewoone wyze van genesen, zeer gevaarlyk, twyffelagtig en swaar is; een andere veel gemakkelyker en veel zekerder wert voorgestelt
VIII. Hooft-stuk. Van de Quik-silver, en of die een sonderlinge remedie tegens de Pokken is.SOnder my op te houden ontrent de benaminge, die de Schryvers van de naam Mercurius ofte quik geven; ofte my ontrent de verschillentheid des naams besig houde; ofte wegens den invloed, die deselvige van de dwaalster Mercurius houde, volgens de Schryvers, ontfangen, my verledig, of waar de zelvige van daar komt; soo seg ik alleen dat de quik een metallig vogt is, welkers aart soo wonderlyk is, dat ’er iets bysonders onder schuilt: want sy is seer swaar, en komt het Goud, in swaarte seer naby, dat het | ||||||||
[pagina 50]
| ||||||||
swaarte van alle Lighamen is, die men kend, en ook het aldervaste, alsoo dit het vuur meer tegen staat, dan alle d’andere Metalen, Ga naar margenooth ook kan men daar by voegen, dat de quik meer gemeenschap heeft met het Goud dan met alle d’andere metalen, want zy voegt sig daar by, en vereenigt sig daar ligter mede, dan met eenige andere Lighamen, ja soekt de selvige op, als een zeil-stein, en dat op een vry ruime afstandigheid, en het is te verwonderen, dat soo een beweeglyk Lighaam, met soo een vast Lighaam gemeenschap heeft. En terwyle de minste werkinge des vuurs, dit vogt buiten maten fyn en vlug maakt, dat het van onse oogen niet meer kan beschouwt werden: so is nogtans de quik grof, also het een uitnement duister Lighaam is, en is zeer fyn, alsoo het door de sweet-gaatjes onses huids henen dringt, als mede de vaten, die sy open-sluit, wanneer men het door het vuur wat wil persen; ook dringt het door het Gout henen, synde van een ongelooflyke kleinheid, ten opsigte van syn vastigheid: in ’t kort het brengt wonderlyke uitwerkingen voort, die malkanderen tegenstrydig syn, soo wel als het warm is, dan wanneer het koud is, het suivert den eenen door quylen, den anderen door afgang, en een ander door d’uitwaseming; en gelyk het niet altyd de selfde is, soo buik-suivert sy somtyds door middel van tien grein, dat in een andere nauwlyk door dertig kan geschieden. Het is dan dese groote ongestadigheid en verscheidentheid van uit-werkingen des Quik-silvers, dat de geleerdste hare hersenen, onnuttelyk moede maken, om den aart des Quiks uit te | ||||||||
[pagina 51]
| ||||||||
leggen, om daar een regel-matige bepalinge, af te geven, Ga naar margenooti derhalven heb ik veeltyds gesegt uit korts-wil, dat men hier in, de lesse van Aristoteles letterlyk moet verstaan, welke segt, dat een bepalinge van een onveranderlyke zaak moet geschieden. Cap. 8. Lib. 1. Posterior. en Cap. 1. Lib. 1. de anima. De Quik-silver nu een klip der wysen synde, en een steen des aanstoots van soo veel door-snuffelaars, die haar best gedaan hebben, om daar uit een algemeen genees-middel te halen, en dat eer sy wisten wat eigentlyk de quik-silver was. En dit moeten d’onkundige seggen, die maar een enkel en slegt voorschrift hebben, om die te laten opvliegen (Sublimeren) of na de grond te laten vallen (Precipiteren) door eenige knagende middelen, die sy daar niet meer weten van af te scheiden; of zy hebben maar een enkele kennisse om die onder eenige buik-suiverende middelen te mengen, of onder salven te roeren, welke dan gaan voor Luiden, van groote wonderen; maar het is waarlyk een misslag, en men moet sig maar alleen tragten te bemoejen, en soo veel het mogelyk is de selvige in de grond te kennen, om middelen op te speuren, dat men de selvige soodanig kan bereiden, dat sy sonder gevaar kan ingegeven werden. Want als men een de voorschriften, die de Schryvers geven, eens sal ter toets brengen, soo sal men bevinden, dat zy alle het selfde liedje singen, en dat het d’eene van d’andere ontleent, en niemand ondersoekt, of hy wat gevordert is, en dit blykt seer klaar, wanneer ik myn gedagten van de quik-silver, ende myne ervaringen ontrent het gebruik, sal gesegt hebben. | ||||||||
[pagina 52]
| ||||||||
Alhoewel de Quik-silver een eenvoudig (Homogene) Lighaam is, en dat men alsoo beswaarlyk de ware beginselen, daar de selvige uit bestaat, van malkanderen kan scheiden, als van het Goud, alsoo die soo naukeurig aan malkandere gebonden, en doorkookt, en dat die van de quik-silver soo vast niet gebonden zyn, alsoo het maar alleen een rouw metaal is, onvolmaakt en ongekookt, of om beter te seggen, een stoffe die na aan het metaal komt; want de reden en d’ervarentheid geven kennisse, dat zy die beginselen hebben. Voor-eerst, veel sout, niet wel een Alcali, gelyk als sommige meinen, want men heeft die in de mynen soodanig niet, maar wel een zuur, byna als men in de minerale swavel heeft, ’t geen bekend is, wanneer men die gansch alleen overhaalt, sonder iets by te doen, door een konst, die alle de stof-scheiders bekend is; want die verandert in een zuur vogt, gelyk als men het zuur des swavels door de klok vergadert, en dit zoude niet geschieden, wanneer het zout des Quik-silvers een Alcali was, waar uit men niet een droppel zuurs trekt, welke malkanderen gansch tegen-strydig zyn, en ziet hier van een klaar bewys. Hier om is ’t dat de Quik-silver by na verrigt, ’t geen een Alcali doet, maar op een verscheidene wyse, alsoo des selfs zout met veel swavel verknogt is. Want men kan niet getuigen, dat in de quik-silver, niet veel swavel zoude zyn, niet die verbrandelyk is, als de gemeene, maar een onverbrandelyke metallige swavel, die in zyn wortel soo suiver is, als die van het Goud; de bewysen hier van zyn, dat’er geen metaal is, ’t welk niet | ||||||||
[pagina 53]
| ||||||||
eenige vettigheid by sig heeft; en dit is d’oorsaak dat het uitgebreid werd, en gesmeed kan werden, veel vant metaal is volmaakt, en ’t heeft veel vette onverbrandelyke deelen, gelyk als het Goud, dat het meeste van allen kan uitgebreid werden; by aldien de quik-silver nu de naaste stoffe der Metalen is, gelyk men daar niet aan twyffelen kan, derhalven heeft het mede veele vette deelen, gelyk de metalen: d’ervarentheit leert sulx klaarlyk, want de quik-silver vermengt sig seer ligt met de gemeene swavel, vet, Terpentyn en Hartsten, waar uit men bekend, dat het met der selvige selfstandigheid eenige gelykheid Ga naar margenootk heeft, maar het aldermeeste met de gemeene swavel, alsoo dat in zyn mengsel veel zuur zout heeft, het heeft een dubbele gemeenschap met de quik, dat is te seggen door syn zout en door zyn swavel. Nog is in de quik een vlugge en fyne aarde, een metalagtig water, die het vloeibaar maakt, en een geest, die syn eigen quik is, hier kan niemant aan twyffelen, derhalven sal ik my niet ophouden, sulx te bewysen. Laat ons nu eens sien, of wy konnen oplossen, ’t geen men ontrent de Quikzilver waar neemt, als mede d’uitwerkselen, die het voort-brengt. De Quik is swaar, om dat sy overvloed van zout heeft, want men heeft door ondervinding, dat die vogten de swaarste zyn, welke veel zout by sig hebben, en sulx bevind men mede in alle | ||||||||
[pagina 54]
| ||||||||
zoorten van zout, en daarom dient men mede te geloven, dat de menigte des zouts het metaal swaar maakt; daar syn zommige die meinen dat sulx de swavel is, en ik geloove ook dat dit geensins ongerympt is, en selfs veel doet, met de deelen des zouts aan d’andere beginselen vast te vereenigen, maar dit kan de voornaamste oorsaak niet wezen, want die selfs zeer ligt is, en als men een Lighaam ziet, dat byna geheel swavel is, zoo weegt het zoo veel niet in vergelykinge by d’andere, het welke men van het zout niet kan zeggen. En al is ’t dat men segt, dat men geen zout uit de Metalen, nog uit de Quik kan halen en dat in soo een grooten menigte, als wy dat stellen, zoo dat onse redenering onse enkele onwetentheid te kennen geeft: Maar men weet dat het glas uit veel Alcali zout bestaat, maar zoodanig onder de deelties der keyen omwentelt en verbonden, dat het bequaam is, daar glas van te smelten, het welke men door de gemeene konst niet van malkanderen kan scheiden, Ga naar margenootl en veel minder kan men die van de Quik-zilver scheiden, alzoo die door de minste warmte vervliegt. De Quik is vlug, en werd door het minste vuur op geheven, want alzoo het selvige vloeybaar is, kan het vuur daar ligtelyk door-dringen, en ’t zelvige in zoodanige kleene deelties verdeelen, dat het haast als een damp opgeligt werd, en brengen haar weder tot het gene sy eerst geweest is, want de Quik-zilver is maar een damp | ||||||||
[pagina 55]
| ||||||||
der metalen, die door de binnenste (centrale) warmte der aarde is opgeligt, en in het oppervlak door uiterlyke koude is gestolt. Het is waar dat dese damp des Quiks, onderwylen eenige swavel ontmoet, daar de minen vol van syn, zoo werd het een mengsel dat een mineraal-vermilioen is, by na op de selfde wyze als men de zelve door konst gemaakt siet, dat niet anders is dan een mengsel van swavel en Quik-zilver, die men gemakkelyk van malkanderen sal scheiden, wanneer men yzer-vylsel onder de vermilioen mengt, en dan door een krom-hals overhaalt. Sy is duister, alzoo sy enge lugt-pypjes heeft, en niet in een regte linie konnen zyn gestelt, zonder syn aart te veranderen, alsoo zy uit bols-gewyse deelties bestaan, die in een geduirige beweginge zyn. Sy is door-dringend, alzoo zy ligtelyk tot onzigtbare deelties gebragt werd, en in een geduurige beweginge is. Het doet de geswellen verdwynen, en verdunt de slym, want sy is door-dringend, en van een zuur-zout Ga naar margenootm en swavel te zamen gestelt, welker alder-grootste eigenschap is los-te-maken, want de slym heeft veel zuur by sig, dat met vet-deelties om wonden is, derhalven heeft d’een met d’ander groote gemeenschap: en de geswellen werden van een slym voortgebragt, die door het zuur dik werd en verhard, die door de quik kan ontbonden werden; en dese ontbinding geschied door de beweging van de naturelle warmte, die de beweginge des quik te hulpe komt. | ||||||||
[pagina 56]
| ||||||||
Sy werkt op allerlei koude ziekten, en is een groote vyand van de hersenen en senuwen, voornamelijk als men die rauw gebruikt of qualyk is bereid, alzoo zyn metallike-swavel rouw en ongekookt is, die door de werkinge der warmte te gelyk met d’andere deelen indringt, tot een damp verteert, zig altyd met een vlug zuur overladende, het welke het in het Lighaam vind, en dese damp met het bloed, door het gansche Lighaam gevoert synde, en boven al na de hersenen, zoo blyft het daar stille staan door de koudheid van dat deel Ga naar margenootn als mede in alle de zenuwagtige deelen, die mede koud zyn, in welkers togt-gaatjes het blyft steken, de door togt der geesten verstopt, en haren loop verhindert, daarom welke in de Quik-minen werken, of veel met de zelvige om gaan, die in ’t Lighaam krygen, en lam werden, en dat door de quade uitwerkingen der Quik-dampen. In tegendeel sy ontsteekt eenige andere door, toeval, wanneer men haar qualyk onder buik-suiverende middelen mengt, die het eigen is t’ontsteken, of als me de selvige met scherpe middelen mengt, welke groote prikkelingen verwekken, waar door hevige opbruisingen in de vogten, ontstaan, of wanneer dese scherpe en buik-suiverende middelen sonder onderscheid van uitlediging, des weiagtigen vogt, dat in het bloed | ||||||||
[pagina 57]
| ||||||||
is, gegeven werden, want als dan de werkelyke beginselen, die het bloed uitmaken, niet meer bematigd zyn, nog wel door dese weiagtigheid gemengt, zig met het selvige nader te vereenigen en malkanderen te veranderen, hier uit ontstaat dan die groote hitte, welke een gevolg is van een tegen-natuurelyke gisting. De Quik verwekt quylen, want zoo ras de selvige in het Lighaam gekomen is, soo geraakt die door de warmte in een damp: en dewyl dat ’er in alle zoorten van Lighamen zuuren zyn, zoo vervoegen dese zuuren ligtelijk met de quik, welke in sig een zuur zout heeft, gelyk wy reeds gesegt hebben, en dese te zamen verbondene zuuren werden doorvretend, by na als de zuuren van koper roos en van see-zout, de gemeene sublimaat door-vretende doen werden, soo dat het een yder bekend is, dat die geen kragt heeft, dan door de punten der zouten, die in het sublimeren, met malkanderen verbonden zyn, zonder zig nogtans ganschelyk los te maken, want de Quik behoud syn ronde gedaante, gelyk men sulx door een vergroot glas komt te beschouwen, en dese zouten syn als punten welke in de balleties des quiks sijn blyven steken, soo dat wanneer de quik na het hoofd gevoert is, alwaar zy zeer ligt uit oorzaak van haar koude, vast blyft hangen, en zoo sy veel ligter sig by de slym vervoegt Ga naar margenooto dan by eenige andere vogten, en dat | ||||||||
[pagina 58]
| ||||||||
om het suur, ’t welk daar by is, en dat in de speeksel-buisen altyd een slymigheid is, zynde de stoffe des speeksels, dese quik maakt die los, daarom vloeyd die met menigte uit de mond, door de speeksel-buisen, en gelyk als dese quik in de slym treed, de welke als gesegt, knagende en corrosyf is geworden, soo werden de fynste einden van de quyl- of speeksel-buisen geknaagt, en daar komen sweeren Ga naar margenootp rontom in de mond, en dan is de quyling verwekt, waar door een groote menigte slymige quyl uit gequylt werd, zoo lange tot dat de slym selfs geduurig afvliet, om de sweeren te wasschen, en de Quik voort loopt, die daar soo lange heeft stille gestaan, zoo dat die sweeren weder heelen, en de quyl-vaten werden op nieuws geopent, en dan houd het quylen op. Somtyds maakt dese quik geen suivering dan door de stoel-gang, soo dat men dient te gelooven, dat deselvige alcalische stoffe ontmoet, welke maken dat sy het zuur verlaat, en ter neder gestooten werd ofte geprecipiteert Ga naar margenootq even als men ziet dat de corrosive sublimaat in gemeen water gesmolten sijnde, door middel van Wynsteen olie ofte enkelyk door sijn sout, te gronde gestooten werd; en ik geloof dat sulkx kan geschieden, maar ik verneem, dat het quylen veel beswaarder in Melancholique Ga naar margenootr te verwekken is, dan galagtige en andere, en dat de Melancholique seer dikwyls door de stoel-gang sijn uitgeledigt, het gene my doet gelooven, | ||||||||
[pagina 59]
| ||||||||
gelyk als dese luiden overvloed van suur hebben, en die zuuren in haar seer vast sijn, ja vaster dan in andere, soo dat dese suuren de quik-silver konnen vast houden, en beletten na het hoofd te klimmen, daarom werd het seer swaar wanneer het met de vaste suuren overladen is, en is genoodsaakt door den stoel-gang af te gaan: ook sien wy, dat wanneer men de quik met eenige suuren smelt, gelyk als met den Geest van swavel, de geest of olie van koper-roos, van aluin en zoo voorts, dese meeste suuren sijn vast; en veele nemen de moeite om die te sublimeren, en als sy die door de mond ingeven, na dat sy behoorlyk soet gemaakt is, sal sy meer door de stoel-gang suiveren, dan door braken, en is dan niet eigen om te doen quylen. Het is sonder twyffel dat door gebrek deser geesten, het zy de vaste ofte de vlugge, de quik die niet vindende, of om na het hoofd te stygen, of naar om laag te precipiteeren, soo werkt de selvige enkelyk door uitwaseming, want daar zyn luiden, welke men niet kan doen quylen nog niet door de quik tot afgang komen. ’t Gebeurt ook wel dat men met een weinig Quiks d’eene tyd sal afgang verwekken, en op een andere sal men door veel in te geven den stoel-gang niet konnen bekomen, want daar is in het lighaam niet altyd even-veel suurs, en dit hangt van de spysen af, van de tyd des jaars, van de gemoeds driften; en veel meer omstandigheden af, die een yder wel kan komen te kennen. Derhalven sijn wy genoodsaakt te besluiten, dat de quik-silver op soo veel verscheyde wysen werkt, als ’er verscheide gesteltheden zyn, die het lighaam ontfangt, of na de verscheide wyse, dat men het lighaam bereid. | ||||||||
[pagina 60]
| ||||||||
Hier uit moet men een seer gewigtig gevolg trekken, wegens die gene welke de Quik wagen in te geven, sonder kennisse te hebben van een, goede bereidinge, en van d’uitwerksels die het kan voort-brengen, en sonder kennisse van de gesteltheid der zieken: sy doen haar groot ongelyk aan, dat zy de zieken in soo grooten getal van toevallen werpen, en in gevaren, die men niet kan voor-komen, alsoo sy niet bequaam zyn die te kennen. Daar is dan overig te bepalen, of de Quik-silver het naaste middel is, om de Pokken te genesen. Het is een toege-eigend middel (remede specifique) ’t gene een sekere ziekte ten allen tyden, ten allen plaatsen, in alle ouderdom, en in alle graden af trappen geneest, en gelyk als wy hebben doen zien, dat de Pokkige gist in een suur bestaat, die sig in ’t besonder met de slym vermengt, soo kan men seggen dat de Quik middelen, d’alder toege-eigenste sijn, die tot nog toe bekend sijn, om de Pokken te genesen; want als zy niet volkomen ongeneeslyk sijn geworden, door ’t verlies van het onderwerp, die het aangeraakt heeft, gelyk als door bedervinge van eenig edel deel, of dat ’er eenige doodelyke siekte sig by vervoegt, soo geloof ik dat men se volkomen kan genesen: maar gelyk als ik heb doen sien dat de rauwe Quik seer gevaarlyk is, alsoo wel als de corrosive sublimaat, d een alsoo die een vyand van de hersenen en alle zenuw-agtige deelen is, gelyk wy boven hebben verhaalt, en d’andere, door sijn prikkelen, door wreten, en andere ongemakken in de maag en elders: ik kan aan niemand raden, al hoewel selfs weet, dat ’er siekten sijn, die soo door | ||||||||
[pagina 61]
| ||||||||
d’een als door d’andere genesen sijn geworden; maar dese genesingen syn maar by toeval en niet door voorsiender geluk geschied, en al hoe wel dat somwylen gelukt, soo is men altyd in gevaar dat de zieke sal komen te sterven, of dat hem eenige andere toevallen sullen byspringen, die erger sijn dan de Pokken, ik sal dat veel klaarder in het toekomende Hoofd-stuk doen sien, alwaar ik van de gewoone wyse sal spreken, om met de Quik-silver om te gaan, en alwaar ik het gevaar sal getoont hebben, van die sig daar van bedienen, en de weinige sekerheid, van die siekten, door soo een weg te genesen, sal ik een andere maniere vast stellen, die men ten allen tyden kan in ’t werk stellen, die onvergelykelyk veel sagter, veel ligter en veel sekerder is. Onderwylen, alsoo dese manier vry wat meer voordeels en voor-rangs heeft boven de gemeene, soo vallen sy evenwel de sieken lastig, wanneer sy het quylen verwekken, want men kan die noit in ’t werk stellen, of daar komen sweeren in de mond, al hoewel wy somwylen gesien hebben in sagte quylingen, die seer langsaam gaan, sonder eenig ongemak in de mond te verwekken, nemende goede agt op de quik, in de tyd die tot de genesinge noodsakelyk vereist werd. Maar dewyle men geen beter middel kend dan dit, en dat alle d’andere, welke men tot nog toe in de Genees oeffening gehad heeft onnut zyn, en in alle gelegentheid een groote tyd en schrikkelyken omslag vereist werd, dat men vreest sig daar van te bedienen. Men kan selfs seggen dat de quik een wonderlyk genees-middel is tot veele andere ziekten, sijnde van een wonderlyke uitwerkinge, ’t geene men dagelyks alleen ontrent de soete opgeheve quik ondervind, dat | ||||||||
[pagina 62]
| ||||||||
alleen sijne uitstekendheid getuigt; en daar sijn hedendaags luiden welke op de Quik werken, soo dat men te verhopen heeft, dat d’eene of d’andere tyd yts bysonders staat ontdekt te werden, welke sal betoonen, dat de quik het magtigste genees-middel der Pokken, is. Ga naar margenoots Dit soo zynde, soo seg ik vryhertig, dat ik sedert seer langen tyt de verscheide uitwerkingen des bereiden quiks gesien heb, en dat op duisend verscheide wysen, die in een groot getal der Pokkige werden voort-gebragt, die ik onder handen heb gehad; ik hebbe door ervarentheid, dat de soete opgeheve quik, een middel is, dat geen quaad kan doen, als men het weet te gebruiken: daar by is het te swak, wanneer de Pokken wat ingeworteld sijn, soo dat men dan geen genesinge te verhopen heeft; men heeft somtyds luiden, die soo tenger zyn, en hare vogten soo vloeybaar dat men haar met twintig of dertig ingevingen kan genesen, wanneer men die met buik-suiveringen vermengt, en behoorlyke byvoegsels, ik hebbe veeltyds in soodanige gelegentheden het volgende voorschrift voorgeschreven.
| ||||||||
[pagina 63]
| ||||||||
Hier geeft een drachme, of anderhalf van in; onderhoudende een behoorlyke levens-regel. Ik hebbe nog ondervonden, dat men sig seer gelukkig van de praecipitatum solare kan bedienen, en selfs tot seer verouderde pokken, welkers bereidinge volgt.
Op de gemeene wyse tot een amalgama gebragt synde, doet men het in een redelyk grote matras, zynde de voegen wel toegemaakt kookt of stelt dit in een smoor-vuur, Ga naar margenoott stokende eerst sagies, op dat de quik niet opklimme, en sig van het goud scheide, vermeerderende allenxkens, doet dit soo lange tot alles in een poeder is verkeert, en tot een donker poeder werd, met het vuur langer te stoken; en om dit wel te doen, moet men dit dry maanden lang koken, tot dat het poeder is, om daar te konnen op vast gaan. Men geeft daar van in van dry tot twaalf grein in sterke luiden, onder eenig bequaam buik-suiverend middel gemengt, by voorbeeld, met de pilulae polychresta & of Catholicae. Ik kan de deugden van dit genees-middel niet genoeg verheffen, en die het gebruikt hebben, of ik soude schynen te pogchen, ik hebbe niet verdrietig geweest daar soo veel tyds, om te bereiden, aan te hangen, en wanneer het bekend is, sal | ||||||||
[pagina 64]
| ||||||||
men alle voorschrift verbannen, die men in de boeken vind Ga naar margenootv Het maakt gemeenlyk stoel-gang, somtyds doet het braken, men gebruikt het sonder afwasschinge, anders wast men daar een kleine scherpigheid af, die het vuur daar in gebragt heeft, anders soude het geen stoel-gang maken, als vereist werd. Dit genees-middel moet men om den derden dag gebruiken, ten minsten, wanneer men des ogtens daar een afgang van heeft, dan soo slaat men een dag over; op de vrye dag, doet men eens laten, meer of min, na dat hy bloed-ryk is, of veel bedorven bloed heeft. Ga naar margenootw Wanneer daar kalk-builen sijn, schurft, of dat het Lighaam droog is, moet men baden gebruiken, om de hardigheden, en de vogten dun te maken, op dat het Lighaam in staat mogt komen, om veel gemakkelyker het genees-middel te mogen in ’t werk stellen. Ga naar margenootx De gansche swarigheid is, het getal der giften te bepalen, die yder zieke moet innemen; want als de toevallen ganschelyk sijn verdwenen, is juist geen gevolg, dat de lyder volkomen genesen Ga naar margenooty is; want daar blyft altyd nog eenige pokkige gist in de deelen ofte in het bloed over, die de pokken Ga naar margenootzweder wel haast doet voor den dag | ||||||||
[pagina 65]
| ||||||||
komen, want de wortel tot de grond toe nog nie uitgeroeit is het welke wy somwylen gesien hebben, wanneer wy nog geen ervaring genoeg hadden; derhalven, om dit niet af te wagten, soo moet men nog al eenige reisen, ingeven, na dat de toevallen hebben opgehouden, en op dat’er niet eenige gist mogte overig blyven; men kan ook eenige kooksels van adders (viperes) gebruiken, waar door een onsigtbare door-waseming sal verwekt werden, die het overige van de pokkige gist sal weg-slepen, die het bloed soodanig sal suiveren, dat’er niets meer sal overig blyven: ’t is een gelukkig man, die sig aan een anders qualen spiegelt. Door middel van dit genees-middel, zyn daar geen Pokken, die hier door niet zouden konnen genesen werden, behalven die gene, die de beenties der neus, en de hersen-pan opgegeten werd, want die geraken niet tot haar oogmerk, dan na een lange verdrietige tyd genees-middelen te gebruiken, daarom is het in soo een geval best te doen quylen, niet wel door smeeren ofte strykade, dat ik aan niemand wil raden, gelyk wy in het volgende Hoofd-stuk sullen zeggen, behalven dat het niet wel gelukt in dese gelegentheid, en d’oorsaak is dat de Quik tot het gebeente toe niet kan doordringen, daar de doorwretinge is, om die pokkige gist te vernielen maar men moet dit quylen, door middel van een rooking bevorderen, waar van wy mede de beste wyse sullen beschryven. Ik laat nu alle andere middelen aan een zyde, die d’Ouden gebruikt hebben, als daar is het pok-hout, zalse-parille, sassafras en de wortel van China, en selfs de bos-boom, die sommige hedensdaagse genees-oeffenaars sedert weinigen tyd | ||||||||
[pagina 66]
| ||||||||
gebruikt hebben, want daar twyfelt tegenswoordig niemand aan, dat dese middelen t’onkragtig zyn; ja het is yder een bekend, dat haar gebruik alleen niemand sal genesen, Ga naar margenoota derhalven dient se meest om het Lighaam te verwarmen Ga naar margenootb welke ’er van nooden is, om de slym te verdunnen, en dese doet men, onder de gersten drank, om dagelyks te gebruiken. |
|