Nieuwe Verhandeling van de Venus-Ziekten
(1700)–Gervais Ucay– AuteursrechtvrijIn welke, na dat men getoont heeft, dat de gewoone wyze van genesen, zeer gevaarlyk, twyffelagtig en swaar is; een andere veel gemakkelyker en veel zekerder wert voorgestelt
V. Hoofd-stuk. Van d’oorsaak der Pokken, en van den aart des Pokkigen gist.TOt nog toe hebben wy geen andere spreekwyse gebruikt dan van een Pokkige gist, welke wy hebben onderstelt te syn de oorsaak der Pokken, en ik geloof dat ik geen eigender heb konnen gebruiken, om een algemeene uitlegginge te doen, welke met alle de gedagten van de reden-gebruikende Schryvers, welke van dese ziekte gehandelt hebben, over-een-stemt; ik neme in ’t vervolg selfs my te bedienen, door die reden, om noit bedrogen te syn, van dese wyse van spreken, aangesien die buiten-sporig denkbeeld in sig besluit; gelyk als van verborge hoedanigheden, of een werker der gantsche selfstandigheid, welke d’ouder en d’onkundige, sonder de minste nut gebruiken, en dat alleen om sig uit eenige verwarde geschillen te redden, en door dese redenering werden alle die gene overtuigt, welke wegens dese stoffe, van andere gedagten syn ingenomen, en niet meer toestemmen, sonder bewys, dat d’oorsaak der Pokken, in een sout bestaat dan in een quik, of eenig ander beginsel, of een waarlyk mengsel, alwaar een sout de overhand heeft, en terwyl niemand kan getuigen, dat het geen ware gist soude syn, alsoo het alle d’hoedanigheden heeft; die sal ik in dit Hoofd-stuk met betoonbare reden klaarlyk overtuigen. | |
[pagina 24]
| |
Ik seg dan dat alle gist, een Lighaam is, welkers beginsels syn omgekeert, verhevender geworden, en in soodanigen beweginge, dat als het een Lighaam van syn soort genaakt, bequaam is het selvige te doordringen, te doen bewegen, en eindelyk tot een Lighaam van syn eigen aart te verkeeren. En al ist dat ik geloof dat dese bepalinge over-een-komt met alle d’eigene gisten, om een uitlegging te doen, welke met ons voorwerp over-een-komt, soo dienen ons de gemeene gist, of zuur-deeg en de gewoone Wyn-azyn tot een voorbeeld. Een brokje zuur deeg vermengt onder een gelyk-matige menigte meels, dat met water tot een deeg is gekneden, sal de deelen des deegs soo sterk doen werken, dat de selvige onsigtbaar bederft, en sig selfs tot een diergelyken zuur-deeg verandert als het by vermengde zuur deeg was, en dese sal al wederom een ander deeg mede soo doen veranderen, en dat tot het oneindige toe: want het eerste zuur-deeg is van een diergelyke meel-deeg gemaakt geweest, en dat kan niets tot syn eigen aart verkeeren, dan het zelfde meel-deeg. Dese verandering geschied klaarlyk door een beweginge en werkinge der deeltjes des deegs, dat is te seggen, dat het zuur-deeg, dat zuur en door-dringend is, ’t geen men door de reuk kan weten: kan door middel van syn zuure punten, dat is, scherpe, de deelen des meel-deegs doordringen, met de selvige te vertroejen, en de geesten, die in het deeg syn in vryheid te stellen, waar door de Hemelsche stoffe, die naast aan dese deelen is, indringt, welke sig met dese geesten vervoegende, vermeerdert de beweginge, en | |
[pagina 25]
| |
verbreke de deeltjes des deesems ofte zuur-deegs nog meerder, die in het meel waren, zo dat door dit breken en herbreken een nieuwe Hemelsche stoffe geduirig indringt, en stelt de nieuwe geesten op vrye voeten, die de beweginge nog al verder en verder voortsetten, en dit geduurt soo lange tot dat het meel wel verdeelt is, en al syn beginsels in beweginge syn gekomen, zynde tot een gelyke bepalinge gekomen, als syn eerste beweger, die het zuur-deeg was; en aldus wierd dan dit meel-deeg een zuur-deeg, dat alleen door een beweginge, een verdunninge en een omkeering der beginselen geschied, het welke nog beter in het voorbeeld van den Wyn-edik kan bespeurt werden. Ga naar margenootr Om nu de waarheid tot de grond toe te kennen, soo moet men in agt nemen de geboorte en vermeerdering des Wyn-Azijns, de Wyn is een t’samen-voegsel van vyf beginsels, als van geest, Sout, Swavel, Water en Aarde, Ga naar margenoots en dat in soodanigen even bedeeltheid (proportie) dat de geest een weynig over de andere beginselen heerst: soo het nu door eenig toeval gebeurt, dat ’er eenige geesten verwaasenen of uytdampen, of dat het zuur des logts, die door de wind dikmaals werd over gebragt, door de vaten henen dringt; of dat alleen de warmte eenige beweginge in de Wijn veroorsaakt, soo werd het wesentlyke (Essentiele) sout des wyns, (dat natuurlyker- | |
[pagina 26]
| |
wyse Ga naar margenoott zuur is, gelyk men in het Crystal ofte doorschynig sout Ga naar margenootv des Wijnsteens bespeurt, dat tusschen vast en vlug is, nog vlugger gemaakt en sig verdunnende, strekt die sig uit door de gantsche selfstandigheid des wijns, en heerst dan over de geest, welke die verbergt en omwind, sonder deselvige te vernielen, als wel sommige qualyk hebben bevat, alsoo men door een omloop, die niet swaar is, de Geest van de zeer scherpe Wyn-Azyn wederom herroepen kan, aangezien die van de Wyn, en niet van een ander vogt is afkomstig: soo dat door de | |
[pagina 27]
| |
verhooginge van sijn eigen Sout, dat over de beginselen komt te heerschen, dat de Wijn sig in Azijn verandert, het welke een ware gist is, die een even bedeeltheid des Wijns tot Azyn verandert, en dese wederom andere tot het oneindige toe, dat is te seggen, men behoeft maar eenen droppel Azijn om vervolgens alle de Wijn, die in de waereld is, tot Azijn te veranderen. Dese stelling schijnt my zeer gemakkelyk te sijn, om tot het oog-merk van onse verklaringe te geraken, en om te bewysen, dat d’oorsaak der Pokken in een gist oft evel bestaat, dat sijn oorsprong uit veel bedorven en werkelyk of gistig zaad heeft. Ik heb in ’t begin deses boeks gesegt, dat de meeste die de Pokken hebben, die door besmettinge en gemeen-makinge d’een voor d’andere behalen, het welke men niet weet, voor dat het sig tot een gist heeft gevormt, maar eer men wil verder gaan, en d’eerste bron dezer gist wil weten, ziet, hoe dat men daar over redeneert, om die op te speuren. d’Ervarentheid heeft ons geleert dat de Pokken een besmettelyke quaal is, welke sig van d een tot d’ander, tot het oneindige toe gemeen maakt, werdende in een yder het zelfde en door de zelfde middelen genezen werden, en dat d’oorsaak altyd de zelfde is; welker oorzaak dan een waaragtige gist is; alzoo deze alleen die hoedanigheden heeft. En alzoo dit zuur-deeg ofte deesen niet anders kan sijn dan van de zelfde gesteltheid des deegs, zoo moet mede de Pokkige gist van de zelfde stoffe te zamen gestelt zijn, als die der Pokkige luiden is t’zaam gevoegt. Het zaad is d’eerste stoffe, van welke een | |
[pagina 28]
| |
mensch is te zaam gezet, het zaad heeft over-een-komst met alle de deelen des lighaams, en dat met alle de vaste deelen, alzoo dat de grond en het voet steunzel van alles is, te gelyk met de Geesten, waar van het vol is; en met het bloed, en andere vogten, alzoo het daar uit voortgebragt werd. Het zaad is zeer eigen om tot een gist te veranderen, wanneer het door zekere omstandigheden bederft, want het heeft zeer werkelyke en zeer eigene beginselen, wanneer tot een hooger trap geraakt. Waar sal men dan beter den oorsprong des Pokkigen gist vinden, dan in het zaad dat seer bedorven is? en waar kan dit zaad gevoeglyker bedorven werden, dan in de baar-moeders der openbare hoeren, welke met het gezelschap van allerlei luiden te doen hebben? het zaad van een man alleen en van een Vrouw, kan in geen besmettelyke en pokkige gift ontaarden, volgens de wetten der natuur, die altyd eén-daantig is wanneer, men daar wel op let: want dit tweederley zaad is ganschelyk niet bequaam zig anders te veranderen, dat tot de voort-telinge van een kind, ofte tot eenige andere vrugt, ofte zoo daar een gestelheyd tot dese voort-brenginge ontbreekt, soo ist verloren zaad, dat geen besmettelyk ofte Pokkig quaad in t lighaam voort brengt. Daar is dan een andere oorsaak, waar om het zaad tot een Pokkige gist, dat gansch tegens zyn natuure stryd, verbastert. Het is dan soodanig dat een openbare hoer met veele mannen gemeenschap heeft gehad, dat haar zaad, ’t welk van verscheide hoedanigheden is, en veeltyds geheel tegen-strydig, in de baar-moeder van een vrouw vermengt werd, welke natuu- | |
[pagina 29]
| |
lyker wyse wel gestelt is, om het zaad met zyn geesten te bewaren, so werkt d’een seer sterk tegens d’ander aan; en het is sorgelyk, dat door dese twist geen geesten, van welke beider zaad zeer vol is, niet vervliegen, of malkanderen vernielen; en alsoo het zaad uit lymige deelen bestaat, soo blyven de geesten daar in verwart, waar door een verwarring der beginselen ontstaat, met soo een groote werkinge der deelen, dat de souten, daar de zaden vol van zyn, (want door het zout, koomt de ritsigheid en geilheid: synde d’oorsaak waarom Venus gezeyt werd, uit de Zee gesproten te syn) sig verhevender maken en sig ganschelijk uitbreiden, en aldus houden sy d’andere beginselen, die het zaad uitmaken, de hand boven het hoofd: derhalven wanneer sulx uit veelderlei zaad is te samen gestelt, soo spruit daar een gist uit, welke bequaam is d’andere saden en alle de deelen des Lighaams te bederven, door de gelyk-formigheid met het zaad; en dit is die gist welke men pokagtige noemt, wyl die d’oorsaak der Pokken is, en dat door dese bysondere bepalinge: die het uit dese bedervinge behaalt heeft, welke niet dan op een sekere wyse kan werden, gelyk als wy gesegt hebben van de gist des Wyn-Azyns, die door de bedervinge de Wyns is voort gekomen, dat is te seggen, door d’omkeeringe van des selfs beginselen. En gelyk als de melk, welkers gemeenschap zeer groot is met het zaad, ligtelyk versuurt, door een vlugger-werding van zyn eigen sout, soo hebben wy gelegentheid te geloven, dat in soodanige ontmoeting, de gist, welke van soo een bedervinge des zaads en het vlugtig werden, van haar eigene souten, ook van den aart der zuuren is, Ga naar margenootw | |
[pagina 30]
| |
De reden en ervarentheid bevestigen ons in dat gevoelen, soo wanneer wy na het voorbeeld van Sylvius de le Boé, op het vuur agt slaan, als mede op de voornaamste toevallen der Pokken. Wy hebben gesegt dat de voornaamste toevallen der Pokken waren, de Spaanse kragen, sweringen, koude-pis ofte druypers, puisten, kalk-builen, klier geswellen, de schurft, loopende zeeren, en been vretingen. Het is klaar, dat dese toevallen niet konnen voortgebragt werden, dan door een oorsaak die scherp bytend, en Stremmend is; want een Chanker ofte Spaanse kraag begint gemeenlyk door een hardigheid, dat een teiken is van Stremminge van eenig vogt, en vervolgens komt ’er een swering; en dese sweer komt door de door-bytinge; by een zaad-loop ofte Druipert is ontstekinge pyn en swering waar nit de scherpigheid blykt; de kalk-builen en de klier geswellen komen van een verdikkinge en Stremminge eeniger vogten, die langs het been vloeyen, van welke ons Lighaam vervult is; het jeuksel is vergeselschapt met de schurft en loopende schurft, welkers oorsaak een scherp sout is, en zulx blykt mede genoegsaam uit de been-vreting. Alle de scherpigheid hangt van het sout af; dese voorstellinge is algemeen, en is seer ligt om te bewaarheden; want de vyf beginsels, die men in de gemengde Lighamen kend, als geest, swavel, sout, water en aarde, is het sout alleen bequaam door sijn punten, en zyn stevigheid om scherpte te verwekken, want de geest is te fijn en te ligt; de swavel te soet en te vetagtig; het water te sagt, en d’aarde sonder beweeginge. | |
[pagina 31]
| |
Men bewaarheid met veele redenen dat alle sout oorspronkelyk suur is; maar alsoo dit myn voorwerp niet is, soude het onnodig sijn, my in dese voorstellinge in te laten; het is my genoeg te beweeren dat ’er een sout sy, het is evenveel welk, het is het eerste van allen, synde een gansch eenvoudig beginsel, dat sig seer nauw in de gemengde Lighamen met de beginselen verbind, van welke wy geen volmaakte los-making door eenige schei-konst konnen doen, het welke de verscheidentheid der gemengde Lighamen te kennen geeft, en welke men uit de mengsels trekt: maar het sy wat onderscheid van souten daar sy, men brengtse tot tweederlei hoofden, tot een suur (Acidum) en een suiver sout Ga naar margenootx (Alcali) door welkers behoorlyke menging een derde werd voortgebragt, dat nog t’eenemaal sout, nog t’eenmaal zuur is, Ga naar margenooty welke onder sogt synde, tot dese twee gebragt werd. Het sout dat in de dieren is, is ’t gene tot ons oogmerk dient, derhalven hangt alle de scherpigheid van een zuur-sout af, ofte van een Alcali, ofte van beider mengsel. Om nu net te bepalen, of het sout, dat de scherppigheid der Pokkige gist uitmaakt, een zuur sy, of een Alcali, moet men de volgende saken in agt slaan. Het weesentlyke (Essentiele) sout des broods en Wyns, welke de voornaamste voedsels syn, die wy dagelyks gebruiken, syn suuren; het ge- | |
[pagina 32]
| |
meene sout, daar wy onse spysen mede toebereiden, is suur het wesentliyke sout der vrugten en der planten welke wy voor spyse gebruiken, syn suur; de gist der maag is zuur; het wesentlyke sout des gyls, is suur, en dat van de melk, dat na alle schyn, niet anders dan een gyl is, is mede zuur; en om die reden moet dat van het zaad ook soo syn: het is dan seer waarschynelyk, dat alsoo het zaad gegist is tot een hooger trap van vlugheid, door syn eigen vlug sout, zoo werd het zuur, derhalven moet de Pokkige gist mede suur syn. Het is waar dat het sout des zaads, alzoo niet kan wesen, alsoo voor de geboorte des zaads soo veel kokingen syn voorgegaan, waar door den aart des wesentlyken sout, ganschelyk heeft konnen veranderen, welke in de spysen en gyl was, en wy sien in der daad dat de gal de spysen en gyl wel bereid heeft, dat men die moet aanmerken als een Alcali: maar men moet mede in agt nemen, dat de gal, niet anders is dan een uitdygsel, welke in ’t bysonder afkomstig is van eenige soute en swavelige deelen, welke gebrand Ga naar margenootz syn, door de warmte der verdouwing ofte verteeringe, en het is voornamelyk dese sterke warmte, welke maakt dat het sout, alhoewel suur, tot een Alcali verkeert, verbindende sig met d’aardagtige stoffen seer naauw; en ondertusschen kan men niet seggen: dat het zaad van een gebrande stoffe gemaakt is, in tegen- | |
[pagina 33]
| |
deel moet die seer sagt sijn, zeer suiver, en d’edelste stoffe des gantsch Lighaams; hier om soo die door middelen van een zuure gist gemaakt is, soo moet dit zuur in syn ’t zamen-mengsel blyven, schoon die daar niet blyken, als wanneer de geesten daar in de baas spelen soo syn zy gebonden en overwonnen door de hooger vlug-making van syn eigen wesentlyk sout, dat wy zeggen een zuur te zyn. Dit alles dan kan veele tegenwerpingen verdragen, welkers uytlegginge en antwoord ons verre souden vervoeren, die gene, welke daar niet in willen toestemmen, konnen haat oordeel opschorten, en soo het haar de moeyte waardig is om t’ondersoeken, gelijk het behoort, sal hy bevinden dat sulx de waarheid is; in alle gevallen, verandert dit de stelling niet, nog de kragt van d’andere bewysen. D’uitwerkingen van de Pokkige gist, doen wel blyken van dat die in een suur bestaat, alzoo men bevind dat die de vogten verdikt en stremt, waar uit stekende en scherpe pynen ontstaan, die het vlees bederven, als mede de vliesen en beenderen, en dat ten naasten by als de andere zuuren; en in ’t gemeen sonder swartigheid, ofte beginnende verstervinge, in plaats dat doorknaginge en bedervinge, welke door een Alcali geschied, altyd een swartigheid, verstervinge en ’t vuur voortbrengt, gelyk als in de pest, Ga naar margenoota van welke de reden is, dat het Al- | |
[pagina 34]
| |
cali door de kragt der hitte is voortgebragt, want het is soo vuurig en soo doorvretend, dat de hitte, die het voortbrengt, seer hevig is, derhalven moet, men het aansien als een vermogent vuur, ignis potentialis genaamt. Evenwel koomt ’er somwylen wel een verstervinge in de Pokkige deelen, wanneer het Lighaam seer verhit is, vervult met gal, en als daar wat koors sig by vervoegt, daar benevens, wanneer men sig versuimt, ofte strydige genees-middelen gebruikt, het welke wy aan eenige sieken ondervonden hebben, die in onbedreve handen geraakten, maar dit gebeurde by toeval, wanneer zuure, Pokkige gist, door de gal, dat een Alcali is, word overwonnen: want, wanneer dit Alcali de meester speelt en door het zuur werd opgehist, brengt het uitwerkselen voort, die het zuur tegenstrydig zyn. Men moet het dan op de verscheide mengeling van het Alcali en het zuur wyten, en haare verscheide bedeeltheid, zoo in menigte als werkelykheid, die in de Pokken komen: dat ’er soo een groote verscheidentheid van toevallen is, soo datmen sig menigmaals bedriegt in de kennisse der venus-qualen en in d’uitwerkinge der genees-middelen; derhalven moet men d’aanmerkingen met veele vlytigheid en neirstigheid waarnemen, en sig niet inbeelden dat men alle soorten van ziekten, op een en de selfde wyze moet handelen. |
|