Nieuwe Verhandeling van de Venus-Ziekten
(1700)–Gervais Ucay– AuteursrechtvrijIn welke, na dat men getoont heeft, dat de gewoone wyze van genesen, zeer gevaarlyk, twyffelagtig en swaar is; een andere veel gemakkelyker en veel zekerder wert voorgestelt
III. Hoofd-stuk. Van de verdeelingen der Pokken.HEt blykt dan nu genoegsaam uyt de beschryvinge, die wy in het voorige Hoofd-stuk hebben opgestelt, dat wy maar eenderlei soort van Pokken aannemen, en wy seggen aldaar, dat het geene wy een zaad-loop, of een Druipert noemen, als mede Spaanse kragen of Chankers, Klap-ooren, niet van een anderen aart syn, als die welke wy de Spaanse Pokken, ofte de Françoisen noemen, het welke wy sullen bewaarheden, door dry onwrikbare redenen. D’eerste is dat een Druipert, soo wel als een Spaanse kraag en Klap oor, wanneer sy versuimt werden, ofte mishandelt, sekerlyk de Pokken voort brengen, welke alle van eenderlei aart syn. De tweede is, dat de selfde middelen welke de Pokken genesen, ook de boven gemelde toevallen genesen, ten minsten volkomen wanneer Pokkingen quaadaardig syn. Ten derden, dat gemeenlyk die Venus-pokken, niet anders syn, dan een op-een-stapeling van alle die toevallen, het welke men in de Genees-oef- | |
[pagina 9]
| |
fening siet, en daar van in ’t vervolg reden sullen geven. Daar is dan niets om een wesentlyk onderscheid te maken tusschen een Druipert, Spaanse kragen, Klap-ooren en de Pokken, geen andere dan die voort gebragt werden na den aart en gesteltenisse des quaads, soo dat het onderschied niet van d’oorsaak afhangt; nog ook niet van de daar toe eigene middelen. Het is dan maar een toevallig onderscheid, die hier in bestaat, dat de Pokken in het algemeen het gantsche Lighaam beslaan, uit oorsaak dat het gantsche bloed besmet is, om die reden kan men die algemeen noemen, en de Druipers, Spaanse kragen met de Klap-ooren, beheeren maar een deel in het Lighaam, ’t sy dese Pokkige gist nog niet verre is voort gekropen, sedert dat het behaalt is geweest, ’t sy dat het door kragt der natuur als door een onvolkomene ofscheidinge is uitgedreven, gelyk men in Klap-ooren bevind, ofte eindelyk door eenig ander toeval, en daarom kan men die de naam geven, van de Pokken in ’t bysonder. In dese bysondere Pokken is mede een aanmerkelyk onderscheid, soo ten opsigt om sig van toegeeïgende middelen te dienen, als wegens eenige andere omstandigheden, die men in de Genees-oeffening moet waarnemen, gelyk als wy sullen vertoonen in het Hoofd-stuk, dat van de wyse, om d’een ander te genesen, verhandelt. Men moet nog aanmerken, dat ’er nog een bysondere soort van Pokken is, dat is te seggen, die maar een deel des Lighaams inneemt, want het in de Genees-oeffening dikwyls gebeurt, dat na de algemeene Pokken genesen te hebben, nog, in ’t een of het andere deel des Lighaams, eenig | |
[pagina 10]
| |
fenyn opborrelt, gelyk als in een been-vreting, Knoop- of Kalk-buil, die door de werkinge des quiks niet heeft konnen los geraken, niet tegenstaande het overige des Lighaams wel gesuivert sy, welke dan by gevolg, bysondere Genees-middelen vereist. Soo dat de Pokken in alle omstandigheden, altyd, en ten allen tyde, de selfde syn, en dat de quik-silver een bysonder en toegeeigend middel is; men kan ook niet genesen dan by toeval, soo men geen onderscheid maakt tusschen de verscheide gematigdheden der Luiden, die daar mede behebt syn, want men moet haar ouderdom aansien, het geslagt, haar tengerheid, en diergelyke omstandigheden meer. Want de Mannen syn gemeenlyk sterker, en de Vrouwen veeltyds tenger en vry vogtiger: en haare maand-tyden, wanneer men haar sal moeten onder handen nemen, maaken een bysonderen overleg, het geen de zeden en ervaringe leeren, waar van wy een voorbeeld in het Hoofd-stuk van de genesinge, sullen ter baan brengen. De welke een droefgeestige gematigdheid hebben, syn in ’t algemeen seer beswaart te genesen, alsoo hare vogten seer hard-nekkig, lymig en taey syn, vervult met een menigte suurs, en veeltyds met wrange vogten, welke erger syn dan d’andere. De Galagtige Ga naar margenootf syn ligt te bewegen, men moet haar verkoelen, of haar minder verhitten | |
[pagina 11]
| |
Ga naar margenootg dan andere, mydende, soo veel het mogelyk is, de Gal aan te prikkelen. De bloedryke Ga naar margenooth moet men meer bloeds aflaten als d’andere, en die slymig en snotterig van sappen syn. Ga naar margenooti De Kinderen en oude Luiden, als mede seer tengere en seer swakke, moet men geweldig oppassen en gade slaan: men laat niemand quylen door quik, nog d’een nog d’ander, in seer jonge, of afgeleefde menschen. Om dese reden en om meer andere, welke gemakkelyk te begrypen syn, dat de quik-silver, die men tegenwoordig om de Pokken te genesen, gebruikt, niet altyd op eenderlei wyse moet bereid syn, en ik seg, in ’t voorbygaan aan die gene, welke die gebruiken, in groote misslagen sullen vervallen, en geen van alle de lyders sullen genesen. Nog behoort men onderscheid te maken in de tyd ofte ouderdom der Pokken; te weten, des selfs eerste begin, de vermeerdering, syn stand, en syn afnemen. Ga naar margenootk Maar alsoo dit geen haastige ofte scherpe siekte zy, als men wel in andere siet, soo syn dese onderscheiden niet wel te bepalen, alsoo hare loop ongelyk sy, en ik meen het onmogelyk te syn sulx regt te bepalen. Want by voorbeeld ymand heeft de Pokken tien Jaar of langer gehad, sonder dat sy te voorschyn quamen, of een eenige belediging aan- | |
[pagina 12]
| |
bragten, en dat andere in de tyd van dry maanden by na verrot sijn geworden: men heeft ’er die en Spaanse kraag ofte Chanker verzuimt hebben, of niet wel opgepast is geworden, welke twee en dry jaren hebben gegaan sonder eenige de minste teikenen van pokken, als wel in andere, die in de tyd van een half jaar, daar mede gansch sijn overdekt geworden: d’oorsaak hier van hangt af van de meerdere ofte mindere Werkelijkheid der gist ofte evels der pokken, waar mede sy besmet zyn, en de goede gesteltheid des lighaams en Sappen. Wy sullen dese geschillen in de vraag-twistingen (les problêmes) afhandelen. Met een woord, de tyden daar van sijn soo ongelyk, dat men daar geen vaste set-Regel, om die te kennen van kan maken, alsoo d’ervarentheid in dat stuk de beste weg-wyser is. ’T is waar men kan seggen, dat d’eene verscher en genees baarder is; d’andere wat veroudert, en qualyck geneesbaar. Een derden, al te diep ingewortelt en niet geneesbaar. Ik geloof ook selfs niet, dat ’er veel aangelegen is, om in dit hoofd-stuk daar lang of veel van te schryven, alsoo het vervolg, die van de verscheide trappen der pokken sal verhandelen, u lieden volkomentlyk sal toonen, het gene men behoort te weten, om te oordeelen in wat staat dese siekte is. |
|