had gevonden; en toen ik hier kwam, zei ik tegen Jim, dat we ten spoedigste moesten wegvaren, want dat ze me anders zouden grijpen en ophangen, terwijl ik bovendien vertelde, dat ik vreesde, dat gij en de hertog niet meer in leven waart. Ik was zeer bedroefd en Jim ook, en we waren wat blij, toen we u zagen komen, vraag het maar aan Jim.’
Jim verklaarde dat het zoo was, en de koning beval hem, dat hij zijn mond moest houden, en zei: ‘Wel zeker, dat klinkt hoogst waarschijnlijk!’ en schudde me nogmaals door elkaar en zei, dat hij me zou verdrinken. Maar de hertog sprak:
‘Laat dien jongen loopen, oude gek! Zou jij soms anders gehandeld hebben? Zou jij naar hem gezocht hebben, als je zelf vrij hadt kunnen komen? Ik geloof er niets van.’
De koning liet me nu weer los, en begon de stad en al de inwoners te vervloeken. Maar de hertog zei:
‘'t Was beter als je jezelven vervloekte, want jij hebt het dubbel en dwars verdiend. Van den beginne af, heb je geen enkel ding gedaan, dat van gezond verstand getuigde, behalve dat ge zoo doodbedaard en zonder blikken of blozen met dat denkbeeldige kenteeken van een blauwe pijltje voor den dag zijt gekomen. Dat was inderdaad kostelijk, in één woord, 't was onbetaalbaar; en dat heeft ons gered. Want als het niet daarom geweest was, dan zouden ze ons gevangen gezet hebben, totdat de bagage van die Engelschen was aangekomen - en dan - was ons leven er mee gemoeid geweest. Maar die list bracht hen naar de begraafplaats en het goud bewees ons nog een veel grooteren dienst; want als die opgewonden gekken niet alles in den steek gelaten hadden en op elkaar aangedrongen waren om ook eens te kijken, zouden we vannacht met een das om geslapen hebben - van die dassen die niet verslijten en langer duren dan wij ze noodig hebben.’
Een oogenblik zwegen ze en verzonken in gepeins, daarop zei de koning op een manier, alsof zijn geest nog wat afdwaalde:
‘En we dachten nog wel, dat de negers het gestolen hadden!’
Dat deed me huiveren.
‘Ja,’ zei de hertog, langzaam en afgemeten en op een bijtenden toon: ‘Wij deden het.’
Na omstreeks een halve minuut, bracht de koning erg gerekt uit:
‘Volstrekt niet - ik deed het.’
De hertog hernam op dezelfde manier:
‘Integendeel - ik deed het.’
De koning maakte zich boos en zei:
‘Hoor eens hier, Bilgewater wat bedoel je daarmee?’
De hertog antwoordde vrij bits:
‘Als het daarop aankomt, dan zou ik, dunkt me, wel mogen vragen, wat bedoel jij ermee?’