Het geval veroorzaakte een heele opschudding in de stad, en verscheidenen kwamen er rond voor uit, dat ze het een schandaal vonden moeder en kinderen op die manier van elkaar te scheiden. Het gaf de bedriegers een leelijken knauw; doch de oude dwaas bleef zijn gang gaan, wat de hertog ook zei of deed, en ik verzeker je, dat de hertog lang niet op zijn gemak was.
Den volgenden dag was er veiling. Heel vroeg in den morgen kwamen de koning en de hertog naar mijn dakkamertje en maakten me wakker, en aan hun gezicht kon ik reeds zien, dat er iets niet in den haak was.
‘Ben je eergisteravond op mijn kamer geweest?’ vroeg de koning.
‘Neen, Uwe Majesteit’ - want zoo noemde ik hem altijd als we onder ons waren.
‘Gisteren dan of gisteravond?’
‘Neen, Uwe Majesteit!’
‘Op je woord van eer? Kom - geen leugens!’
‘Op mijn woord van eer, Uwe Majesteit, ik spreek de waarheid. Ik ben niet in de buurt van uw kamer geweest, sinds Mary Jane ze u en den hertog heeft laten zien.’
‘Heb je ook iemand anders er in zien gaan?’ vroeg de hertog.
‘Neen, Uwe Genade, zoover ik me herinneren kan, niet.’
‘Kom, denk eens goed na.’
Ik peinsde een oogenblik en daar schoot me iets in de gedachte:
‘O ja,’ zei ik, ‘ik heb de negers herhaalde malen naar binnen zien gaan.’
Beiden stonden een oogenblik verslagen en keken alsof ze dat volstrekt niet verwacht hadden, doch ze herstelden zich spoedig. Daarop vroeg de hertog:
‘Al de negers?’
‘Neen - ten minste niet allen te gelijk. Dat wil zeggen, ik geloof niet, dat ik ze ooit allen te gelijk er uit heb zien komen behalve eens.’
‘Welnu - wanneer was dat?’
‘Op den dag van de begrafenis. 's Morgens. 't Was niet heel vroeg meer, want ik had me verslapen. Juist wilde ik de ladder afklimmen en toen zag ik ze.’
‘Verder, verder - wat deden ze? Waar waren ze mee bezig?’
‘Ze deden niets. En ze waren nergens mee bezig, voor zoover ik zien kon. Ze slopen op de teenen weg; daaruit kon ik duidelijk opmaken, dat ze binnen hadden willen gaan, om Uwer Majesteits bed op te maken, in de vooronderstelling dat gij op waart; toen zij zagen, dat dit niet het geval was, trachtten ze zich zoo stilletjes mogelijk te verwijderen, ten einde u niet wakker te maken, zoo dit al niet gebeurd was.
‘Alle donders, dat is een mooie grap!’ zei de koning; en beiden keken erg beteuterd. Ze stonden in gedachten verzonken en krab-