‘Maar, daar begrijp ik nu heelemaal niets van! Hoe komt dat dan?’
‘Dat weet ik niet, maar 't is zoo. Ik heb een en ander van hun gebrabbel uit een boek geleerd. Stel eens, dat iemand je aansprak met de woorden: Polly-voo franzy - wat zou je dan wel denken?’
‘Ik zou volstrekt niets denken; ik zou hem bij zijn kraag pakken en op zijn gezicht slaan. Dat wil zeggen, als hij geen blanke was. Ik zou het van geen enkelen neger verdragen, dat hij me zoo iets zei.’
‘Bedaar maar, er is niets aan miszeid. Het beteekent niets anders dan: kun je Fransch spreken.’
‘Waarom kon hij dat dan niet zeggen?’
‘Wel, hij zegt 't ook. 't Is alleen maar de Fransche manier om het uit te drukken.’
‘Nu, 't is een erg bespottelijke manier, en ik wil er niets meer van hooren. 't Is allemaal onzin.’
‘Luister eens, Jim; spreekt een kat evenals wij?’
‘Neen, een kat niet.’
‘Maar een koe dan?’
‘Neen, een koe ook niet.’
‘Maakt soms een kat hetzelfde geluid als een koe, of een koe als een kat?
‘Neen, dat doen ze niet.’
't Is natuurlijk dat ze verschillende geluiden maken en er valt niets op te zeggen, niet waar?’
‘Wel neen.’
‘En is het niet eveneens natuurlijk en niet af te keuren, dat katten en koeien andere geluiden maken dan wij?’
‘Dat is volkomen in orde.’
‘Welnu, waarom zouden we het dan niet natuurlijk vinden, dat een Franschman anders spreekt dan wij? Geef me daar eens antwoord op.’
‘Is een kat een mensch, Huck?’
‘Neen.’
‘Welnu, dan is het ook onzin te verwachten, dat een kat zou spreken als een mensch. Is een koe een mensch? - of is een koe een kat?
‘Neen, geen van beiden.’
‘Welnu, dan bestaat er ook geen reden dat de een precies zoo zou spreken als de ander. Is een Franschman een mensch?’
‘Welnu dan! Wat drommel, waarom spreekt hij dan niet als een mensch? Antwoord me daar nu eens op!’
Ik zag in, dat het nutteloos was nog meer woorden te verspillen - je kunt tegenover een neger niets betoogen. Ik zweeg dus maar.