‘Waarheen? Waar zijn ze?’
‘Op het wrak’
‘Welk wrak?’
‘Wel, er is er maar een.’
‘Je bedoelt toch niet de Walter Scott?’
‘Jawel.’
‘Maar wat doen ze daar nu toch in 's hemels naam?’
‘Ze zijn er niet met opzet heengegaan.’
‘Dat geloof ik graag! Wel allemachtig, 't is slecht met hen gesteld, als ze er niet drommels gauw afkomen! Hoe is het mogelijk, dat ze zoo in de klem zijn geraakt?
‘Dat ging gemakkelijk genoeg. Juffrouw Hooker was uitgegaan, daar ginds naar de stad -’
‘Jawel, naar Booth's Landing - ga maar voort.’
‘Ze was uitgegaan, daar ginds naar Booth's Landing en juist met het vallen van den avond stak zij met haar negerin in de pont de rivier over, om den ganschen nacht bij haar vriendin te blijven, bij juffrouw - och, hoe heet ze ook weer, ik ben haar naam vergeten, en zij verloren hun stuurriem en draaiden in het rond en dreven een eind met den stroom af, omstreeks twee mijlen, en kwamen tegen het wrak terecht, en de veerman en de negerin en al de paarden die in de pont waren kwamen om, alleen juffrouw Hooker wist zich aan het wrak vast te grijpen en aan boord te klauteren. Omstreeks een uur na donker kwamen we in onze gewone schuit er voorbij, en 't was zoo duister, dat we het wrak niet zagen, voordat we er vlak bij waren; daardoor stootten wij er ook tegenaan; doch allen bleven we behouden behalve Bill Whipple - en och, dat was zoo'n beste kerel! - Hoe graag zou ik in zijn plaats verongelukt zijn!’
‘Deksels! Zoo iets verschrikkelijks is me nog nooit overkomen. En wat heb jelui toen gedaan?’
‘We riepen en schreeuwden zoo hard we maar konden, doch het water was te breed, zoodat niemand ons kon hooren. Daarom zei vader, dat we een van allen naar den wal moesten gaan om er op de een of andere manier hulp te zoeken. Ik was de eenige die zwemmen kon, en daarom beproefde ik den wal te bereiken, en juffrouw Hooker zei, dat als ik niet eer hulp kon krijgen, ik herwaarts moest gaan en haar oom opsnorren, dan zou die de zaak wel in orde brengen. Ongeveer een mijl lager af bereikte ik den oever, en sedert heb ik overal rondgedoold en getracht menschen te vinden, die eenige hulp zouden willen verleenen, maar zij zeiden:
‘Hoe, in zulk een donkeren nacht en bij zulk een fellen stroom? daar is geen denken aan; ga maar naar de veerboot.’ Als u nu wilt gaan en -’
‘Ja, ik zou het graag doen, geloof dat maar gerust; maar wie