mis. We roeiden er heen en klampten het aan boord - door een venster gluurden we naar binnen. Maar het was te donker om iets te zien. We legden dus onze boot er aan vast en wachtten het daglicht af.
De morgenstond begon reeds aan te breken, voordat we aan den voet van het eiland gekomen waren. Toen keken we door het venster en konden nu een bed, een tafel, twee oude stoelen, en allerlei dingen, die over den grond verspreid lagen, onderscheiden; ook hingen er kleeren aan den wand. In den versten hoek lag iets op den vloer dat veel had van een mensch. Jim riep dus:
‘Heila!’
Maar het bewoog zich niet. Daarom zette ik ook eens een keel op en vervolgens zei Jim:
‘De man slaapt niet - hij is dood. Stil nu - ik zal eens gaan kijken.’
Hij ging naar binnen, boog zich over den man heen, beschouwde hem nauwkeurig en zei:
‘'t Is een doode. Ja, waarachtig, en naakt op den koop toe. Hij heeft een schot in zijn rug gekregen. Mij dunkt, hij zal twee of drie dagen dood zijn. Kom eens hier, Huck, maar je moet hem niet in zijn gezicht kijken - 't ziet er al te afschuwelijk uit.
Ik keek in 't geheel niet naar hem. Jim wierp eenige oude vodden over hem heen, maar dat had hij gerust kunnen laten, want ik had voorstrekt geen lust om hem te zien. Een menigte oude, smerige kaarten lagen over den vloer verspreid, ook jeneverflesschen en een paar maskers van zwart laken; en aan alle zijden waren de wanden met de onbeduidendste woorden en teekeningen in houtskool besmeerd. Er waren twee oude, vuile katoenen pakken en een zonnehoed, verder hingen er eenige vrouwen onderkleeren aan den wand en ook eenige manskleeren. We brachten den rommel in de boot over; het kon ons te pas komen. Op den vloer lag een oude, gespikkelde strooien hoed; ik maakte er mij meester van. Ook vonden we er een flesch, waarin melk was geweest; er zat een soort van dot op om er een kind aan te laten zuigen. We zouden de flesch meegenomen hebben, als ze maar niet gebroken was geweest. Verder was er een versleten oude kist en een oude behaarde koffer met gebroken hengsels. Beide stonden open, maar er was niets van eenige waarde in achtergelaten. Uit de manier waarop alles verstrooid lag maakten we op, dat de bewoners overhaast vertrokken waren, zonder lust om veel van dien rommel mee te nemen. Verder vonden we nog een oude blikken lantaarn, een slagersmes zonder hecht, een nieuw zakmes, dat in een winkel wel tien stuivers kon gekost hebben, eenige vetkaarsen, een blikken kandelaar, een tinnen kroes, een gehavende beddedeken, een werktaschje met naalden,