geraas van donder en bliksem en onder het ronddwarrelen van dikke rookwolken, en al wat men hun beveelt doen zij onmiddelijk. 't Is voor hen geen oortje waart een hoogen toren met grondvesten en al op te tillen en dien als muts over het hoofd van een Zondagsschooljuffrouw - of van iemand anders - te stelpen.’
‘Wie doet ze dan zoo van alle kanten toeschieten?’
‘Wel, degene die aan de lantaarn of aan den ring wrijft. Zij staan onder het bevel van dengene, die aan de lantaarn of aan den ring wrijft, en al wat hij zegt moeten ze doen. Als hij hun beveelt een paleis te bouwen van veertig mijlen lengte, geheel van diamanten, en het te vullen met zoethout, of met iets anders, wat je maar verlangt, en een keizersdochter uit China voor je te halen om met haar te trouwen, dan moeten ze dat doen - en nog wel voordat den volgenden morgen de zon opgaat. Wat meer is - zij moeten dat paleis over den grond zeulen tot op de plaats, waar je het hebben wilt, begrijp je.’
‘Nu,’ zei ik, ‘het zijn dunkt me groote stommeriken, dat ze niet zelven het paleis houden in plaats van zich zóó te laten beetnemen. Ja, wat meer is, als ik een hunner was, dan zouden ze lang kunnen wachten eer ik mijn werk liet staan en naar iemand toeging, omdat hij aan een oude blikken lantaarn had gewreven.’
‘Je hebt mooi praten, Huck Finn. Als er gewreven werd zou je wel moeten gaan, of je wilde of niet.’
‘Wat, als ik zoo lang was als een boom en zoo dik was als een kerktoren? Nu, goed dan; ik zou gaan; maar ik verzeker je, dat ik zoo'n man in den hoogsten boom zou laten klimmen, die er in den omtrek was.’
‘Och, met jou valt niet te praten, Huck Finn. Je schijnt niets te weten - hoegenaamd niets - je bent een volslagen domkop.’
Wel twee of drie dagen heb ik over dit alles nagedacht, en toen besloot ik eens te beproeven of iets van aan was. Ik nam een oude blikken lantaarn en een ijzeren ring en ging het bosch in en wreef en wreef, tot ik zweette als een Indiaan. die berekeningen zit te maken voor het bouwen van een paleis, dat hij daarna wil laten verkoopen; maar het hielp allemaal niets, geen enkele geest kwam opdagen. Toen begon ik te begrijpen, dat al die zotteklap niets anders was dan een van Tom Sawyer's leugens. Ik hield het er voor, dat hij geloofde aan die Arabieren en die olifanten, maar ik voor mij denk er anders over. Het droeg al de kenmerken van een Zondagsschool.