van de lijst geschrapt en door de bende nooit meer genoemd worden, maar vervloekt en vergeten zijn voor eeuwig.
Iedereen zei, dat het een prachtig mooie eed was en ze vroegen Tom of hij dien uit zijn eigen brein had gehaald. Gedeeltelijk zei hij, en het overige was uit rooversboeken, en iedere bende, die wat beteekende, had dien eed.
Sommigen meenden, dat het niet kwaad zou zijn de families te dooden van de knapen, die de geheimen verklapten. Tom vond dat een goed denkbeeld; hij nam dus een potlood en schreef het er bij. Toen zei Ben Rogers:
‘Daar heb je nu Huck Finn, die heeft geen familie - wat moeten we met hem aanvangen?’
‘Wel, heeft hij dan geen vader?’ zei Tom Sawyer.
‘Jawel, hij heeft een vader, maar die is tegenwoordig nooit te vinden. Vroeger lag hij altijd dronken bij de varkens in de looierij, maar nu is hij sinds een jaar, of langer nog, niet meer in den omtrek gezien.’
Zij spraken er over, en stonden op het punt mij buiten te sluiten, omdat zij beweerden, dat iedere jongen familie of iemand anders moest hebben, die men kon dooden, want zonder dat zou het niet billijk en eerlijk zijn tegenover de anderen. Niemand wist er iets op te vinden, iedereen zat verstomd en roerloos. Ik zou bijna in tranen zijn uitgebarsten; maar opeens bedacht ik een middel, en ik bood hun juffrouw Watson aan - haar konden ze dooden. Iedereen zei:
‘O, dat is voldoende, dat is voldoende. Nu is het in orde. Huck mag meedoen.’
Daarop prikten allen zich met een speld in den vinger om bloed te krijgen, waarmee ze konden teekenen, en ik zette mijn handteekening op het papier.
‘En,’ zei Ben Rogers, ‘waarmee zal onze bende zich bezig houden?’
‘Met niets anders dan roof en moord,’ zei Tom.
‘Maar wat zullen we gaan berooven? huizen - of vee - of -’
‘Zottepraat! het stelen van vee en dergelijke is geen rooverij, dat is inbrekerswerk,’ zei Tom Sawyer, ‘Wij zijn geen inbrekers. Dat volk heeft niets te beteekenen. Wij zijn struikroovers. Wij moeten, met maskers voor, op den weg diligences en rijtuigen aanhouden, de menschen dooden en hun horloges en geld afnemen.’
‘Moeten we de menschen altijd dooden?’
‘Wel zeker. Dat is het best. Sommige deskundigen denken er anders over, maar meerendeels wordt het 't best geoordeeld hen te dooden, uitgezonderd eenigen, die we naar ons hol kunnen brengen en daar zoolang gevangen houden tot er een losprijs voor betaald wordt.’