Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,86 MB)

ebook (2,87 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

(ca. 1915)–D. Turkenburg

Vorige Volgende
[p. 233]

Zeekool.

Zeekool is een overblijvend gewas, dat uit een plantkundig oogpunt beschouwd, weinig of geen verwantschap heeft met de gewone koolsoorten. De plant heeft een dikken, knoestigen wortelstok met vele uitloopers. De vermenigvuldiging geschiedt door deze voort te kweeken, alsmede door scheuring en zaaiïng. Het grove zaad mag niet van het omhulsel ontdaan worden. Wordt bij voorkeur in den bak gezaaid in stekpotjes, om de sterkste planten, na afgehard te zijn, einde-Mei buiten te brengen, men kan ook in April op de bestemde plaats zaaien. Op een bemest breed bed, in twee rijen met 60 c.M. tusschenruimte, legt men de zaden 2 à 3 c.M. diep op een afstand van 50 c.M., in 't verband, telkens drie of vier bijeen. Van de zaden komt in den regel niet meer dan de helft op. Van elk groepje laat men het stevigste plantje staan.

Zeekool vereischt een zandigen, diepdoorwerkten grond en een jaarlijksche sterke bemesting. In den herfst wordt het bed met half verteerden mest bedekt, die na den winter ingespit moet worden. Nadat de planten zich zoo twee jaar sterk ontwikkeld hebben, kan men in Maart van het derde jaar met het toebereiden voor

[p. 234]

den oogst beginnen. Bij het uitloopen der jonge stengels dekt men elk der wortelstokken met een omgekeerden bloempot (ter wijdte van circa 25 c.M.) met dichten bodem, opdat het licht geweerd wordt. Waar in het buitenland de cultuur van zeekool op groote schaal wordt uitgeoefend, heeft men er speciale, cylindervormige bleekpotten voor, met afneembaar deksel. De stengels groeien ijl op, blijven door de donkerte bleek en malsch en worden, zoodra ze bovenaan zijn, afgesneden, met een deel van de kruin, om ze beter bij elkaar te houden. Na den oogst verwijdert men de potten en wordt de grond van een goede laag mest voorzien, met dezen dooreen gemengd en geeffend. De planten laat men nu heel den zomer ongestoord doorgroeien, opdat ze, evenals Asperges, reservevoedsel verzamelen voor een nieuwe opbrengst, in het volgend voorjaar. Achterlijke planten, die niet gebleekt zijn, ontwikkelen bloemstengels, welke tijdig weggesneden moeten worden. Men moet zorgen dat geen onkruid opschiet. Goed onderhouden, kan men van een aangelegd bed 6 à 8 jaar snijden.

Om Zeekool te vervroegen, moet men de planten reeds in Januari-Februari met potten bezetten en met een laag paardenmest afdekken. Men kan ook eenige wortelstukken

[p. 235]

ter lengte van 10 c.M. bij elkaar, met de topeinden evenhoog, in een kuipje of kistje inkuilen en dit in een donkeren, warmen kelder of schuur een plaats geven. Ter afsluiting van het licht bedekt men de wortels met bloempotten, waarvan de afvoeropeningen goed dicht gemaakt zijn. De gebleekte stengels worden als Asperges of Bloemkool toebereid en komen met deze groenten in smaak eenigszins overeen.


Vorige Volgende