bloem zichtbaar is, opdat zich uit de oksels der bladeren nieuwe stengels ontwikkelen, waarvan dan twee of drie, ter lengte van een Meter, rechtstandig, evenwijdig worden opgeleid. De eenvoudigste en doelmatigste kweekwijze is echter om de planten op één stengel te houden. Bij elke plant steekt men een stok, waar de stengel van tijd tot tijd aangebonden wordt. Ter hoogte van een Meter nijpt men den top in, opdat de lengtegroei gestuit wordt en de groeikracht den vruchten ten goede komt. Hoe men de planten ook kweekt, alle zijscheuten die zich voorts ontwikkelen, moeten zorgvuldig en tijdig weggesneden worden. Laat men dit na, dan verwildert het gewas en draagt het weinig of geen vrucht. Bij droogte moet men af en toe gieten, daar anders de vruchten wel gauw rijp, maar niet groot worden. Zijn deze ten naastenbij volwassen, dan kan men de bladeren, waarvan de vruchten omgeven zijn, voor een deel wegsnijden, opdat het rijpen door de zon bespoedigd wordt. Vruchten, die in het late najaar, bij het dreigen van vorst, nog niet rijp zijn, doch reeds een lichtroode tint krijgen, kan men op een warme plaats, voor een raam op het zuiden, laten narijpen.
Er zijn vele milddragende soorten van Tomaten, met groote en kleine, gladde en