Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond
(ca. 1915)–D. Turkenburg– Auteursrecht onbekend
[pagina 201]
| |
van de bekende saliemelk; ze vervangen desnoods het boonenkruid, leveren een bestanddeel voor kruidenazijn en geven, gedroogd en getrokken, een zuiverend mondwater. Ze moeten geplukt worden. zonder de twijgen te beschadigen. De bladeren worden op een luchtige, niet zonnige, plaats gedroogd; waartoe men ze afplukt vóór den bloei. Jonge stengels met blad en al zijn er het best voor. Men zaait in April-Mei in den kouden grond en geeft den planten later een ruimte van 70 c.M., daar ze vrij hoog worden en breed uitgroeien. In natten bodem zijn ze niet op haar plaats; evenmin in de schaduw. Salie is winterhard, houdt jarenlang stand; mag echter niet, wat nog al eens voorkomt, omgeven zijn van onkruid, daar dit de ontwikkeling van jonge stengels belemmert en het gewas te houtachtig maakt. Door verdeeling van den wortelstok kan men de struiken vermenigvuldigen. |
|