Rozemarijn. (Rosmarijn).
Ofschoon Rozemarijn tot de overblijvende gewassen behoort, is ze hier niet tegen den winter bestand. De planten dienen op een nagenoeg vorstvrije plaats te overwinteren, waartoe ze in het najaar opgenomen en in potten gezet of ingekuild worden. Men kan ze voortkweeken door te stekken van een- of tweejarige stengels en door zaaiïng. In een warmen bak of in potten onder glas gezaaid, worden de plantjes eens verspeend en na half-Mei op de bestemde, liefst beschutte plaats uitgeplant. Afgezien van de geneeskrachtige eigenschap der bladeren, gebruikt men deze tot het kruiden van gebraad enz. Ze zijn scherp van smaak en sterk van geur. Rozemarijn is een sierlijke, heesterachtige plant, die in zuidelijke landen op rotsige, zonnige hellingen in massa in 't wild groeit en hoog wordt. Reeds bij de oude volken was deze plant in eere en in sommige gewesten worden thans nog de jonge stengels aangewend tot het vervaardigen van kransen enz. ter opluistering van familiefeesten; de Rosmarijnkrans geldt als symbool van trouw.