eerste helft van Augustus. De 13de is van ouds de officiëele zaaitijd. Daar niet uitgeplant, doch gedund wordt, moet men ruim zaaien. De teelt van rapen mislukt dikwijls door een te dichten stand. Droge grond moet daags vóór het zaaien goed begoten worden. Na bezaaiïng wordt het bed doorgeharkt en aangedrukt en is het goed om wat fijne kalk er over uit te strooien, ter bestrijding van de larve der koolvlieg. Zoodra de plantjes enkele blaadjes hebben is het tijd om uit te dunnen, wat later zoo noodig herhaald wordt. De onderlinge afstand der planten moet 20 c.M. zijn. Ze hebben dikwijls te lijden van de aardvloo, die vooral bij droogte in de weer is, zoodat men dan telkens moet gieten, wat een der bestrijdingsmiddelen kan genoemd worden.
Voor wintergebruik worden de rapen in het laatst van October gerooid en na de stengels en bladeren afgesneden te hebben, in kelder of elders ingekuild. Vorstvrij gehouden blijven ze tot Januari gaaf en goed. Bij langere bewaring gaat de smaak verloren. De in donkerte ontwikkelde bleeke bladeren geven nog een vrij goede salade. Van de onderscheidene soorten in verschillenden vorm en kleur worden de ronde witte het meest gebruikt.