beschut bed wordt goed toebereid en gelijkgeharkt. Droge grond moet eerst doornat gegoten en als het water wat weggezakt is, goed doorharkt worden. Om het zaad zoo gelijk mogelijk uit te strooien, kan men het met wat vochtig zand vermengen. Het fijne zaad mag met weinig of geen aarde bedekt worden. Het is voldoende, dat na zaaiïng de grond licht doorgeharkt en daarna aangedrukt wordt, wat met de platte zijde van een schop of beter nog met de zoogenaamde plak kan geschieden. Het vastplakken van den grond heeft ook dit voor, dat er later bij het snijden der Postelein geen oneffenheden zijn. Bij zonnig weer is het zeer aan te raden om het bed, ter beschaduwing, met bevochtigde oude linnen zakken of matten te bedekken. Men moet dan echter zorg dragen dat ze tijdig weggenomen worden, daar het zaad na verloop van drie, vier dagen, in 't gunstigst geval reeds in een etmaal, boven den grond is. Wordt te lang gewacht, dan rekt het zaaisel en de kiemplantjes worden ijl en slap. Een roodachtig waas toont aan dat het dek opgeruimd moet worden.
Postelein groeit het best in een lossen, lichten, niet te vochtigen grond en daar ze ondiep wortelt, is het voldoende dat de bovenste laag goed voedend is. In mageren