Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,86 MB)

ebook (2,87 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

(ca. 1915)–D. Turkenburg

Vorige Volgende

Knoflook.

Knoflook, vroeger ook Knooplook geheeten, is een uit het Oosten herkomstige, zeer sterk smakende looksoort, die als krachtig toekruid o.a. bij vleeschgerecht gebruikt wordt en meest bij de Israëlieten bekend is. In vergelijking met de sjalot, wordt Knoflook weinig gebruikt. Het onderscheidt zich daarvan, dat de aan elkaar gegroeide bolletjes door een gemeenschappelijke witte of roodgetinte huid omsloten zijn. Bij de planting moet dit vlies gebroken en de bolletjes losgemaakt worden, elk met een deel van den wortelbodem. Tegen of in April poot men deze dunne klauwtjes, elk afzonderlijk 4 c.M. diep, op een onderlingen afstand van 15 c.M. Knoflook verlangt een lossen, voedzamen, eenigszins vochtigen leemgrond. In drogen grond zou men het best reeds in den herfst kunnen planten. Op zwaren, lagen grond worden de klauwtjes ondiep geplant, daar ze anders wegrotten. Wanneer de bloemstengels en bladeren geel worden, neemt men de nu weer samengestelde bollen uit den grond, wascht ze, als ze vuil zijn, goed af,

[p. 130]

en hangt ze op met de lange stengels, aan bosjes saamgebonden, om enkele dagen te drogen. Gedurende den winter worden ze op een vorstvrije, koele plaats bewaard.


Vorige Volgende