Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond
(ca. 1915)–D. Turkenburg– Auteursrecht onbekend
[pagina 117]
| |
zeer aan de fijne geur, waardoor de echte Dragon zich kenmerkt. De plant-dragon schiet niet in het zaad; ze wordt alleen door verdeeling van den wortelstok en ook wel door stekken vermenigvuldigd. De smalle, lancetvormige, donkergroene bladeren geven een geurig, smakelijk toekruid bij sla, bij zuren als augurken, uitjes enz. Te vette, vochtige gronden, teveel schaduw zijn van nadeeligen invloed op het aroma van Dragon. Ze behoeft een zonnige plaats en een vrij drogen, niet te vruchtbaren bodem. Een paar planten zijn voldoende voor een niet te groot gezin. Ze kunnen jaren achtereen op dezelfde plaats blijven staan en groeien steeds breeder uit door zijscheuten die gemakkelijk wortelschieten. Bij het afsnijden der bladeren drage men zorg, dat de wortelstok der planten niet losraakt. Ook al heeft men voorshands geen behoefte aan dit kruid, moet men het in den zomer toch een paar keer afsnijden, opdat telkens nieuw frisch blad ontwikkele. Gedroogde stengels blijven jarenlang goed en geurig. De door zaaiïng gekweekte Dragon heeft meer dofgroene bladeren. Men zaait in den bak of bij gunstig weer in April-Mei in den vrijen grond, bedekt het fijne zaad met zeer weinig aarde en houdt den grond vochtig. |
|