Bijvoet.
Dit algemeen in het wild voorkomend gewas, in 't buitenland ook wel ganzenkruid genoemd, wordt soms gekweekt voor toekruid bij gebraad, inzonderheid gevogelte. Daartoe snijdt men de toppen der bloeistengels af vóór dat de bloemknopjes zich openen en ontdoet ze zorgvuldig van de kleine en kleinste blaadjes die zich tusschen de knopjes bevinden. Op tijd gesneden, kunnen de stengels, bundelsgewijs in de schaduw gedroogd, lang bewaard worden. Bijvoet is een overblijvende, sterk vertakte plant, die men door scheuring der wortels en ook gemakkelijk door zaaiïng kan vermeerderen. Men zaait in het voorjaar, April-Mei, in den vrijen grond en brengt de planten in den loop van den zomer op de bestemde plaats. Ze hebben minstens 50 c.M. onderlingen afstand noodig, daar ze meer dan een Meter hoog worden.