den eersten tijd houdt men bij vorstvrij weer den bak op den dag ongedekt; 's nachts hoog op lucht. Bemerkt men later rottende bladeren dan moeten die verwijderd worden. Men kan de planten ook in een lichten, luchtigen, drogen kelder met de wortels in een laag zand inkuilen. Om zoo veel mogelijk tegen te gaan, dat er rotte bladeren in komen, is het een vereischte dat de planten bij het binnenbrengen geheel droog zijn.
Krul-Andijvie, met sterk ingesneden, gekroesde bladeren, kan men niet lang bewaren. Deze soort teelt men schier alleen om rauw, fijn-gesneden, als salade te gebruiken. Iets korter van blad, kunnen de planten niet zoo gemakkelijk opgebonden worden; maar ze zijn ook op andere wijze te bleeken, b.v. door ze met een groot blad en wat aarde er op te bedekken. Deze Andijvie wordt ook ongebleekt genuttigd. Ze kan mede als vroege Andijvie dienen.
Zomer-Andijvie. Wat de teelt van vroege Andijvie het meest doet mislukken, is het doorschieten, het ontijdig verschijnen van den bloemstengel. Om geen last te hebben van dit euvel, zaaien sommigen niet vóór Juni. Dan is echter de naam zomer-Andijvie nauwelijks meer toepasselijk. Men kan reeds in de tweede helft van