| |
| |
| |
VI Beginselprogramma van de Partij van de Arbeid, 1947
Bron: Beginselprogramma van de Partij van de Arbeid, Amsterdam, Partij van de Arbeid, 1947. iisg, Bro 1383-13.
| |
Inleiding
In een wereld, die door twee oorlogen werd geschokt en ontwricht, die geteisterd werd door economische crisissen en daardoor veroorzaakte massale werkloosheid, die de verschrikkingen van de totalitaire terreur heeft ondergaan, en die thans, na het einde van de tweede wereldoorlog, de teleurstelling van het uitblijven ener geordende wereldsamenleving, de dreiging van nieuwe oorlogsgevaren en de druk van de economische chaos diep gevoelt, worden millioenen bewogen door het verlangen naar een orde van sociale gerechtigheid, bestaanszekerheid en volkswelvaart, geestelijke vrijheid en wereldvrede.
De Partij van de Arbeid wil in Nederland aan deze verlangens politieke vorm en inhoud geven, en aanvaardt daartoe voor haar werkzaamheid het volgende program van beginselen:
| |
I Doelstelling: Democratisch Socialisme
1 | De Partij stelt zich ten doel de verwezenlijking van een democratisch-socialistische maatschappij, waaronder zij verstaat: |
2 | een samenleving op de grondslag van geestelijke en staatkundige vrijheid, doordrongen van de eerbiediging van de medemens en gekenmerkt door een democratische gezindheid in het gehele volksleven, die de opbloei van het persoonlijk en gemeenschapsleven mogelijk maakt; |
| |
| |
3 | een economisch bestel zonder klassentegenstellingen, waarin het proces der behoeftenvoorziening door bijzondere organen ten bate der gemeenschap wordt geleid, de voornaamste productiemiddelen op de gebieden van industrie, bankwezen en transport zijn gesocialiseerd en waarin voor het overige door beperking der beschikkingsmacht de euvelen van het particulier bezit zijn opgeheven; |
4 | een maatschappelijke structuur met verscheidenheid van geledingen en functies, met een eigen verantwoordelijkheid voor alle organen, met gelijke sociale ontwikkelingskansen voor iedere mens; waarin karakter en bekwaamheid het richtsnoer zijn bij het bezetten van leidende posities; op de grondslag van een rechtsorde van de arbeid, waardoor aan een ieder bestaanszekerheid is gewaarborgd, waarin de medeverantwoordelijkheid van een ieder overeenkomstig zijn plaats in het geheel tot uitdrukking is gebracht en het gehele volk toegang heeft tot de stoffelijke en geestelijke rijkdommen der gemeenschap. |
| |
II Veroordeling van het kapitalisme
5. | De Partij bestrijdt niet slechts de uitwassen der kapitalistische produktiewijze, maar het stelsel zelf, de daaruit voortvloeiende sociale verhoudingen en de deze maatschappij beheersende geest. |
6 | Zij veroordeelt deze productiewijze, omdat de grotendeels onbeperkte particuliere beschikkingsmacht over de voortbrengingsmiddelen overheersing meebrengt van het individuele winstmotief en de daaraan veelal verbonden meedogenloze concurrentiestrijd. Daardoor is het kapitalisme gekenmerkt door felle belangenconflicten en klassentegenstellingen, die de maatschappij verscheuren, door verspilling van produkten en produktiekrachten, door periodieke crisissen en door de tendenz tot het oproepen van oorlogsgevaar. |
7 | Zij verwerpt de sociale structuur der kapitalistische maatschappij, omdat zowel de individuele ontwikkelingskansen als de bezetting der leidende posities in sterke mate afhankelijk zijn van bezit en kapitaal; voorts wegens de scherpe tegenstelling tussen de bezit- |
| |
| |
| tende groepen en de massa's der werkers en verbruikers, wegens de voortdurende bestaansonzekerheid en de ellende, voortspruitende uit de steeds dreigende werkloosheid en wegens het ontbreken van een alomvattende sociale rechtsorde. |
8 | Zij bestrijdt de kapitalistische geest, die de mens ondergeschikt maakt aan het bezit, de arbeidskracht als koopwaar beschouwt, massaal sociaal onrecht duldt, het cultuurleven vervlakt, geestelijke armoede in grote groepen der bevolking veroorzaakt en het persoonlijk en gemeenschapsleven vermaterialiseert. |
| |
III Groei naar het Socialisme
9 | Ervaring en onderzoek hebben geleid tot het inzicht, dat binnen het kapitalisme geen definitief einde kan worden gemaakt aan de economische tegenstellingen, het sociaal onrecht, de materiële en geestelijke noden, waardoor mens en gemeenschap worden geschonden. Intussen heeft de economische ontwikkeling het 19de-eeuwse vrije kapitalisme ten dele overwonnen en tevens de economische en technische voorwaarden voor een nieuw stelsel van voortbrenging doen ontstaan, voornamelijk doordat, sinds de macht over de produktiemiddelen in de handen van betrekkelijk weinigen werd samengetrokken, de belangrijkste gebieden van het economisch leven geschikt zijn geworden voor beheer door de gemeenschap. Het verzet tegen structuur en geest van het kapitalisme schiet steeds dieper wortel in het volk, niet alleen bij de arbeiders, maar ook bij andere groepen, zoals boeren, oude en nieuwe middenstand en intellectuelen van overigens zeer verschillende levensovertuiging. Zo wordt het socialisme steeds meer een zaak van het gehele volk. |
| |
IV Economisch leven
10 | Het economisch leven behoort gericht te zijn op een rechtvaardige en doelmatige voorziening in de behoeften, stoffelijke en geestelijke, van allen. De Partij verlangt derhalve een planmatige leiding en ordening van voortbrenging en verdeling, waarbij het motief van dienst aan de gemeenschap als richtsnoer geldt. In die takken van
|
| |
| |
| stoffelijke behoeftenvoorziening, die niet of nog niet voor socialisatie in aanmerking komen, streeft de Partij naar beperking der particuliere beschikkingsmacht, waarbij het belang der gemeenschap, van allen die in het bedrijf werkzaam zijn en van de verbruikers, op de voorgrond staat. |
11 | De geestelijke en stoffelijke welvaart van het platteland is een onmisbaar goed voor het gehele Nederlandse volk. De agrarische bevolking, die ten volle behoort te delen in het culturele, sociale en economische leven, heeft tot taak, op zo doelmatig mogelijke wijze haar bijdrage te leveren in de Nederlandse volkshuishouding, waarvoor zij een rechtvaardige beloning behoort te ontvangen. De Partij voert daartoe een politiek, welke is gericht op een zo doelmatig mogelijk gebruik van de grond en welke de uitoefening van de eigendomsrechten daaraan ondergeschikt maakt. Dit betekent, dat de grond- en pachtprijzen worden vastgesteld in overeenstemming met de opbrengstwaarde van de grond, dat bij opvolging de keuze van de grondgebruiker wordt onderworpen aan de goedkeuring van bijzondere organen en ongewenste splitsing van bedrijven wordt voorkomen. Van gemeenschapswege ontgonnen en nieuw ingepolderde gronden behoren eigendom van de gemeenschap te blijven. |
12 | De Partij is van oordeel, dat de middenstand, bestaande uit ondernemers van kleine bedrijven op de gebieden van handel, nijverheid en verkeer, een belangrijk element is van de samenleving. Een gezond gemaakt kleinbedrijf, dat zijn taak verricht binnen het raam van een op het algemeen belang gerichte welvaartspolitiek en dat daartoe is opgenomen in de ordening van het economisch leven, zal ook in de democratisch-socialistische maatschappij een belangrijke functie vervullen. |
13 | Verscheidene vormen van coöperatie, die de belangen van de gemeenschap dienen, behoren in een geordende maatschappij te worden bevorderd. |
| |
V Rechtsorde van de arbeid
14 | Ten einde iedere werkende mens recht en bestaanszekerheid te waarborgen, worden de arbeidsverhoudingen geplaatst in een
|
| |
| |
| rechtsorde, uitgaande van het beginsel, dat de arbeid een voorname zedelijke factor is en het centrale element in het voortbrengingsproces. |
15 | Bij de uitbouw van de noodzakelijke nieuwe organen der economische en sociale ordening verwerpt de Partij staatssocialisme. Mede ter vermijding van bureaucratische machtsaanmatiging verlangt zij, dat de bedrijfsschappen, die bij de wet behoren te worden ingesteld, zullen zijn zelfbesturende organen, bestaande uit bedrijfsgenoten of hun vertegenwoordigers, uit door de overheid te benoemen vertegenwoordigers der gemeenschap ter waarborging van het algemeen belang, en waar mogelijk uit vertegenwoordigers der verbruikers. |
16 | Zowel om de centrale plaats die aan de arbeid toekomt, als om het feit, dat de bedrijfsschappen ook adviserend en verordenend behoren te werken op sociaal en economisch terrein, acht de Partij toepassing van het beginsel der democratie ook in de leiding dezer organen noodzakelijk. Zij behoren te staan onder contrôle van het centrale gezag, dat op zijn beurt verantwoordelijk is aan de volksvertegenwoordiging. |
| |
VI Democratie
17 | De Partij acht de strijd voor sociale gerechtigheid onverbrekelijk verbonden aan het beginsel der democratie. Zij verstaat daaronder een vorm der samenleving, waarin de Regering steunt op een meerderheid des volks, verantwoording schuldig is aan de in vrijheid, op de grondslag van algemeen kiesrecht, gekozen volksvertegenwoordiging, en doortrokken is van de eerbiediging van en verantwoordelijkheid voor de medemens. |
18 | Op grond daarvan erkent zij de principiële gelijkgerechtigdheid op politiek, sociaal en economisch gebied van alle leden der gemeenschap, ongeacht sexe of ras. |
19 | Zij verwerpt derhalve elke vorm van staatsabsolutisme, dictatuur of één-partijstelsel. |
20 | Zij erkent de eigen waarde van het gezag als een waarborg voor het recht en de vrijheid der burgers. Aan de plicht der overheid tot verantwoording aan het volk is onverbrekelijk verbonden de ver- |
| |
| |
| antwoordelijkheid der burgers voor het gebruik hunner democratische rechten. |
21 | Zij acht de medewerking van de vrouw aan de opbouw van een democratische gemeenschap onmisbaar en verlangt zodanige maatregelen, dat niet slechts de belangen van de vrouw worden beschermd, maar ook haar medeverantwoordelijkheid voor vorm en geest der samenleving tot uitdrukking wordt gebracht. |
| |
VII Staat
22 | De Staat moet zijn een rechtsstaat, die zijn taak vindt in het verwezenlijken en krachtig handhaven van het recht, waaraan hij ook zelf is onderworpen. |
23 | De Partij verwerpt de opvatting, dat de Staat op de grondslag van een kerkelijke belijdenis moet staan; wel erkent zij, dat hij zich mede verantwoordelijk behoort te stellen voor het beste geestelijke erfgoed van ons volk en gebonden is aan zedelijke normen. |
24 | De Staat is mede verantwoordelijk voor de verwerkelijking en handhaving van de democratische grondrechten, die de Nederlandse samenleving in haar verschillende geledingen behoren te kenmerken, zoals: recht op arbeid en vrije tijd; recht op bestaanszekerheid; vrijheid van godsdienst, levensovertuiging en geweten; gelijkheid voor de wet; vrijheid van spreken, van drukpers, van onderwijs, van vereniging en vergadering, onder verantwoordelijkheid volgens de wet. |
| |
VIII Nederland, Indonesië, Suriname en Curaçao
25 | Met volledige erkenning van de rechtmatige nationale verlangens naar vrijheid en zelfstandigheid, levende bij de bevolkingen van Indonesië, Suriname en Curaçao en van de noodzakelijkheid om de verhouding tussen de onderscheiden landen en gebieden op die grondslag te bouwen, acht de Partij de vestiging van een democratische staatkundige orde geboden, zodanig, dat de betrokken volken zich volledig kunnen ontplooien ter bevordering van hun welzijn. |
26 | De nieuwe staatkundige rechtsorde zal moeten worden beheerst
|
| |
| |
| door het beginsel van gelijkwaardigheid der onderscheiden volken en zal moeten berusten op de grondslag van hun vrijwillige deelneming daaraan. Zij verwerpt daarom de koloniale gedachte en bestrijdt met kracht ook de overblijfselen daarvan. |
27 | De Partij acht een duurzame samenwerking tussen Nederland en Indonesië, zomede met Suriname en Curaçao, in het geestelijk en materieel belang van de betrokken volken. De Partij streeft naar samenwerking met geestverwante bewegingen in de landen overzee. |
| |
IX Nederland in de volkerengemeenschap
28 | De Partij beschouwt de Nederlandse natie als een in de historie gegroeide eenheid met eigen karakter, taal en cultuur. Het verkrijgen van een werkelijk nationale gemeenschap acht zij evenwel slechts mogelijk door consequente verwezenlijking der sociale gerechtigheid. Zij gevoelt zich mede verantwoordelijk voor het behoud van de geestelijke grondslagen van onze Westerse beschaving en haar voortdurend streven is gericht op de bevestiging en vernieuwing van het aandeel van ons volk daarin. |
29 | De Partij streeft naar een internationale gemeenschap der volken, mede tot vestiging van de wereldvrede. In deze toekomstige wereldorde zal iedere staat bereid moeten zijn, een deel van de eigen souvereiniteit over te dragen aan hogere organen. Zij zal een internationale rechtsorde moeten zijn en binnen haar algemeen kader ruimte moeten laten voor regionale groeperingen. Gestreefd moet worden naar internationale ordening, naar economische, sociale en culturele samenwerking. |
30 | Recht en gezag zullen in deze internationale samenleving, met uitsluiting van elke eigen richting, moeten worden gehandhaafd door een internationale macht.
Ten einde aan de verplichtingen te dezen opzichte te kunnen voldoen, is mede een Nederlandse gewapende macht nodig, die doelmatig en in democratische geest functionneert.
Bovendien kan vooralsnog de bescherming van rechtmatige Nederlandse belangen tot de taak dier gewapende macht worden gerekend. |
| |
| |
| |
X Gezin
31 | De Partij erkent de fundamentele waarde van huwelijk en gezin, zowel voor de groei van de persoonlijkheid van alle gezinsleden, als voor de geest der samenleving. Daarom dienen ook de sociale, de fiscale en de woningpolitiek mede op bescherming en verheffing van het gezin te zijn gericht. |
| |
XI Cultuur
32 | De Partij acht zich mede verantwoordelijk voor de ontplooiing van de intellectuele, zedelijke en geestelijke krachten van het gehele Nederlandse volk. Daarom voert zij een actieve cultuurpolitiek, o.a. voor: gelijkheid van sociale ontwikkelingskansen; een stelsel van onderwijs en opvoeding, gericht op ontwikkeling van karakter en persoonlijkheid van de opgroeiende mens, aansluitende aan de eisen der maatschappij en gedragen door de verantwoordelijkheid zowel voor de geestelijke rijkdommen uit het verleden als voor de toekomst van ons volk in de wereld; erkenning van de fundamentele betekenis van levensbeschouwing en geloofsovertuiging voor opvoeding en onderwijs, gelijkelijk voor het openbaar en het bijzonder onderwijs; erkenning van de opvoedkundige en nationale betekenis der jeugdbeweging; erkenning van de noodzakelijkheid van bestrijding van het alcoholisme. |
33 | De Overheid is geroepen het geestelijk leven van het volk te beschermen en te bevorderen. Zij is daarbij gehouden de verdraagzaamheid te betrachten, de geestelijke vrijheid te eerbiedigen en rekening te houden met de verscheidenheid van levensovertuiging. |
34 | Aan de kerken wordt de vrijheid gewaarborgd hun roeping te vervullen, zowel met betrekking tot de verkondiging van hun boodschap als ten aanzien van hun dienstbetoon aan de wereld. Erkend wordt, dat de kerken het tot hun taak kunnen rekenen, ter wille van het geestelijk en zedelijk heil van het volk, hun woord te spreken met betrekking tot het staatkundig en maatschappelijk leven. |
| |
| |
| |
XII Organisatie en roeping
35 | De Partij staat open voor personen van zeer verschillende levensovertuiging, die instemmen met haar beginselprogram. Zij erkent het innig verband tussen levensovertuiging en politiek inzicht en waardeert het in haar leden, als zij dit verband ook in hun arbeid voor de Partij duidelijk doen blijken. Zij verwerpt echter principieel, en voor de tegenwoordige verhoudingen in Nederland ook practisch, de organisatie van het politieke partijleven op de grondslag van een godsdienstige belijdenis (antithese). |
36 | Ter verdieping en verrijking van het geheel der socialistische gedachte en beweging, geeft de Partij binnen haar organisatie gelegenheid tot het oprichten van werkgemeenschappen op de grondslag van de levensovertuiging. |
37 | De Partij acht het haar roeping, alle werkenden van het Nederlandse volk, die, in opstand gekomen tegen het onrecht en lijden in de kapitalistische samenleving, bezield zijn met een positieve wil tot gerechtigheid en broederlijke gemeenschap, vrijheid en vrede, samen te brengen in éénzelfde strijd voor het democratisch socialisme. Zij werkt daartoe samen met die partijen uit andere landen, die dezelfde taak voor hun volk hebben aanvaard, en staat aldus verbonden in een wereldomvattende strijd voor de bevrijding van de mensheid uit nood en verdrukking. |
|
|