| |
| |
| |
V Voorlopig beginselprogramma der Partij van de Arbeid
Bron: Voorlopig beginselprogramma der Partij van de Arbeid, z.p., z.j., (druk ‘De Volharding’, Warmoesstraat 35, A'dam), iisg, Bro 1383/10.
Uitgangspunten
1 | In en door het verzet tegen de nationaal-socialistische onderdrukking en in aansluiting aan de ontwikkeling der staatkundige opvattingen, die reeds vóór de oorlog in Nederland had plaats gehad, is bij tallozen, uit verschillende godsdienstige en politieke kampen, de vurige begeerte en wil gegroeid, naar een waarlijk nieuw begin in het Nederlandse politieke leven, in het bijzonder ook in de partijformaties, opdat de hoog nodige arbeid tot omvorming der maatschappij in democratisch-socialistische richting door een zo sterk mogelijke groep uit het Nederlandse volk zou worden gedragen en verricht. Tegenover de krachten van een steriel conservatisme en reactie, moet aan de vernieuwingswil klaar en duidelijk leiding worden gegeven. |
2 | De Partij van de Arbeid erkent het innig verband voor personen en groepen tussen levensovertuiging en politiek inzicht, doch verwerpt principieel en voor de tegenwoordige verhoudingen ook practisch, de organisatie van het politieke partijleven op de grondslag der godsdienstige belijdenis. (Antithese.) |
3 | Zij wil derhalve in zich verenigen allen, die bij welk diepgaand verschil in levensovertuiging ook, eenzelfde economisch, sociaal en politiek program willen verwezenlijken. Uitgangspunt is daarbij de erkenning, dat de mens met persoonlijke verantwoordelijkheid geplaatst is in de gemeenschap. Hierin ligt tevens het richtsnoer ener rechtvaardige, socialistische maatschappij. Binnen
|
| |
| |
| haar verband geeft zij aan groeperingen op de grondslag van een gemeenschappelijke levensovertuiging ruimte tot bezinning en eigen activiteit. Zij acht deze een verrijking en versterking van het leven in eigen kring en in het gehele volk. |
4 | Zij zal het thans in ons volk nog verspreide verzet tegen de kapitalistische maatschappij en de kapitalistische geest, dat openbaar werd onder arbeiders, boeren, oude en nieuwe middenstand, intellectuelen e.a., godsdienstigen en ongodsdienstigen, in naam der sociale gerechtigdheid en van de persoonlijke waarde van iederen mens, samenbundelen en een positieve inhoud geven, door het dienstbaar te maken aan de komst van een rechtvaardige, nieuwe socialistische samenleving op democratische grondslag. In het nader uit te werken program van beginselen zullen, behalve de te vorengenoemde uitgangspunten, de volgende punten, althans wat de inhoud betreft, worden opgenomen. |
Beginselen
1 | De Partij plaatst zich op de grondslag der democratie, die als beginsel, niet uit opportuniteit wordt aanvaard. Als kern der democratie beschouwt zij de eerbied en de verantwoordelijkheid voor de persoon van den medemens, waaruit voortvloeit, de principiële gelijkgerechtigdheid van alle leden der gemeenschap. Zij verwerpt derhalve elke vorm van staats-absolutisme, dictatuur of éénpartijstelsel, met erkenning van de eigenwaarde van het gezag als een waarborg voor het recht en de vrijheid der burgers. De overheid is verantwoording schuldig aan het volk, dat zich op zijn beurt verantwoordelijk behoort te weten voor het gebruik dat het van zijn rechten maakt. |
2 | Het economisch leven behoort te zijn gericht op een rechtvaardige en doelmatige voorziening in de behoeften, stoffelijke en geestelijke, van allen. De Partij verwerpt derhalve het winstmotief als uitsluitend richtsnoer voor het economisch leven, niet het minst om de massale ontrechting en geestelijke krenking, die daarvan onder het kapitalistische stelsel het gevolg zijn. Zij streeft naar planmatige leiding en ordening van voortbrenging en verdeling; socialisatie van de beschikkingsmacht of van de eigendom der voortbrengingsmiddelen behoort te worden toegepast, met het algemeen
|
| |
| |
| welzijn als richtsnoer. Ook ander methoden, die de particuliere beschikkingsmacht beperken, worden op hun betekenis voor het algemeen welzijn getoetst. Gevaren van bureaucratie dienen te worden bestreden door toepassing van het beginsel der persoonlijke verantwoordelijkheid en van de functionele decentralisatie.
Ieder arbeidende mens worde een minimum aan eigen bezit gewaarborgd, nodig voor en bevorderlijk aan de ontplooiing van zijn persoonlijkheid. |
3 | Noodzakelijk is een rechtsorde van de Arbeid, waarbij de arbeid als zedelijke factor van de eerste rang en als het centrale element in het voortbrengingsproces wordt erkend. Aan alle werkers dienen arbeidsverhoudingen gewaarborgd te worden, waarin de ontplooiingsmogelijkheden der persoonlijkheid zoveel mogelijk tot haar recht komen, en medezeggenschap wordt toegepast in sociale en economische aangelegenheden, gegrond op hun medeverantwoordelijkheid. |
4 | De staat moet zijn een rechtsstaat, die zijn taak vindt in het verwezenlijken en krachtig handhaven van het recht. Van de Staat kan en mag niet worden gevraagd, dat hij zich stelt op de grondslag van een kerkelijke belijdenis. Wel is hij mede verantwoordelijk voor ons geestelijk erfgoed, behoort hij zich gebonden te achten aan zedelijke normen, en is het mede de roeping der Overheid de gehoorzaamheied aan deze normen in het volsleven tot gelding te brengen. |
5 | Op grond van de eerbied en de verantwoordeljkheid voor de persoon van den medemens erkent de Partij de gelijkgerechtigdheid op politiek en economisch gebied van alle leden der gemeenschap, ongeacht sexe, ras of levensovertuiging. Vrijheid van geweten en van godsdienst en gelijheid voor de wet, moeten verzekerd zijn, evenals vrijheid van spreken, drukpers, vereniging en vergadering, onder verantwoordelijkheid volgens de wet. |
6 | De overheid is geroepen het geestelijk en zedelijk leven van het volk te beschermen en te bevorderen, doch is gehouden daarbij de verdraagzaamheid te betrachten, de geestelijke vrijheid te eerbiedigen en rekening te houden met de verscheidenheid van levensovertuiging.
Aan de kerken wordt de vrijheid gewaarborgd haar roeping te ver- |
| |
| |
| vullen zowel met betrekking tot de verkondiging van haar boodschap als ten aanzien van de betoning van haar dienst aan de wereld. Erkend wordt, dat de kerken het haar taak kunnen achten, ter wille van het geestelijke en zedelijk heil van het volk, haar woord te spreken met betrekking tot het staatkundige en maatschappelijke leven. De overheid behoort, zoor zover dit binnen haar bevoegdheid ligt, mede te werken de verhoudingen te scheppen die de kerken in staat stellen haar taak te vervullen. |
7 | De Partij erkent de grote waarde van huwelijk en gezin voor een gezonde opbouw van de samenleving. De sociale en fiscale politiek behoort mede op de bescherming en verheffing van het gezin gericht te zijn. |
8 | De Partij acht handhaving van de rechten en plichten der ouders inzake onderwijs en opvoeding der kinderen noodzakelijk. De overheid heeft ten aanzien van het onderwijs een regelende bevoegdheid, omdat en in zover zij optreedt ter behartiging van de belangen der gemeenschap als geheel.
Algemeen worde het beginsel doorgevoerd, dat de ouders nauw bij de inrichting der school worden betrokken en de geest bepalen, waarin het onderwijs wordt gegeven, zodat hun zeggenschap inzake de opvoeding van hun kinderen worde erkend en de geestelijke schakering in ons volk op dit terrein tot haar recht komt. |
|
|