Het sociaal-democratisch programma. De beginselprogramma's van SDB, SDAP en PVDA 1878-1977
(2002)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
4
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Twee stromingen in de SDBIn het vorige hoofdstuk is beschreven hoe in de tweede helft van de jaren tachtig meningsverschillen binnen de sdb ontstonden, na het mislukken van de kiesrechtactie van 1885 en na de teleurstellende ervaringen van Domela Nieuwenhuis in de Tweede Kamer. Die meningsverschillen kunnen geïnterpreteerd worden als voortkomend uit de dissonantie tussen verwachtingen en middelen. Aan de ene kant was sprake van een uitgesproken heilsverwachting dat een geheel andere samenleving op korte termijn tot stand zou komen; aan de andere kant bestond een repertoire aan middelen dat daartoe kennelijk al snel niet bleek te strekken en dat daarom stukje bij beetje aan | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de kant werd gezet. Economische acties, waarmee de sdb toch al niet veel praktische ervaring had opgedaan, werden na 1887 geleidelijk aan het werk van vakorganisaties buiten de sdb.Ga naar eind1 In 1888 verwierp de sdb de coöperatie als strijdmiddel - een jaar eerder door Domela nog de aangewezen organisatievorm van de socialistische maatschappij genoemdGa naar eind2 -, nadat de bond al in het program van 1882 de productieassociatie als doelstelling had opgegeven. De strijd voor het kiesrecht liet de sdb na 1887 steeds meer over aan andere organisaties als de (Friese) Volkspartij en de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht.Ga naar eind3 Het wachten was op de revolutie. In dit kader werd wel voor de vorming van een arbeidersleger gepleit in Recht voor Allen, verkende Schaper in Groningen geschikte plaatsen voor het opwerpen van barricaden, adverteerde Vliegen met (in deze tijd vrij verkoopbare) revolvers en blies Troelstra zichzelf bijna op toen hij tussen Leeuwarden en Hardegarijp met dynamiet oefende.Ga naar eind4 Maar serieuze vormen namen zulke toebereidselen niet aan. Aldus bleven er eigenlijk geen instrumenten van actie ten dienste van een feitelijk doel over. ‘Door het afwijzen van politieke actie was de partij eigenlijk een vrij passieve club geworden,’ schrijft Domela's biograaf over de sdb aan het begin van de jaren negentig.Ga naar eind5 In deze situatie nam de aantrekkingskracht van het anarchisme toe. ‘Het’ anarchisme is een te suggestief woord voor wat eerder, in de terminologie van Hirschman een, ‘exit’-mogelijkheid inhield, het zich buiten de maatschappij plaatsen.Ga naar eind6 Dit terugtreden vertaalde zich ook organisatorisch, vanaf 1891, in het slaken van de banden met verwante organisaties als de Volkspartij, de vakbeweging en de (tweede) Socialistische Internationale, die in 1889 was opgericht.Ga naar eind7 Op den duur vonden anarchistische opvattingen zo'n steun en verbreiding dat in 1894 de meeste afdelingen van de sdb in Groningen geen nieuwe bestuursleden wensten te benoemen, ‘omdat de leden niet langer onder een bestuur wenschen te staan’. Alleen het secretariaat werd gehandhaafd.Ga naar eind8 In deze jaren kristalliseerden de verschillende en uiteenlopende opvattingen binnen de sdb tot twee globale standpunten betreffende ‘de tactiek’. Op het congres van 1891 had dat al geleid tot de indiening en aanvaarding van het voorstel-Beverwijk: ‘De revolutionaire taktiek blijve gehandhaafd.’Ga naar eind9 Wat de ‘revolutionaire taktiek’ inhield, was ech- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ter onduidelijk. Onomstotelijk stond alleen vast dat deze een ‘parlementaire taktiek’ - waaronder werd verstaan het deelnemen aan verkiezingen - uitsloot. Maar algemeen geaccepteerd was deze positie allerminst. Onoverbrugbaarheid van beide standpunten was vooreerst geen uitgemaakte zaak. P.J. Troelstra schreef in november 1891 dat men steeds meer voelde dat het een dwaasheid is tegenover elkaar te stellen een revolutionaire en een parlementaire taktiek, alsof de eerste in 't geheel niets met het parlement zou willen te maken hebben en de laatste uitsluitend en alleen door wetgeving zou willen werken; alsof de eerste geen andere dan onwettige, revolutionaire middelen zou willen gebruiken en de laatste zou terugdeinzen voor al wat naar revolutie zweemt.Ga naar eind10 Zo lag het inderdaad niet. Als toen niet duidelijk was wat de ‘revolutionaire taktiek’ inhield, dan gold dat zeker ook voor de ‘parlementaire’. Onder de laatste werd niet een parlementaire weg naar het socialisme begrepen, zoals in het latere reformisme. Eerder hield deze in een van de strijdmiddelen die de beweging ten dienste kon staan, ook daadwerkelijk te gebruiken. Het parlement bood immers een zeer geschikt platform voor het bedrijven van wat later en in een andere context ‘agitatie en propaganda’ zou heten. De hoop op ‘het einddoel’, een socialistische omwenteling op afzienbare termijn, leefde evenzeer onder hen die golden als voorstander van de ‘parlementaire tactiek’.Ga naar eind11 Die weg begaan betekende echter tevens: het zoeken van samenwerkingsverbanden met de kiesrechtbeweging en de liberalen - en daarmee het gevaar te lopen de exclusieve oriëntatie op ‘het socialisme’ en ‘het proletariaat’ op te geven. In de woorden van Perry: Tijd en geld spenderen aan verkiezingen en aan samenwerkingsverbanden met niet-socialisten, wordt steeds meer beschouwd als iets dat ten koste gaat van de eigenlijke propaganda voor het socialisme. Een extra-argument voor dit standpunt zien velen in het feit dat binnen de Bond juist de schaarse intellectuelen van burgerlijke komaf het hardst pleiten voor het parlementarisme.Ga naar eind12 | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Deze kwestie speelde niet alleen in de sdb. Zij speelde ook in andere socialistische partijen; zij beheerste de eerste congressen van de Tweede Internationale.Ga naar eind13 Het congres van de sdb in 1892 nam inzake de tactiek een voorstel van de afdeling Hoogezand-Sappemeer aan, waarin gesteld werd dat de sociaal-democratische partij in de allereerste plaats een ‘economische partij’ wenste te zijn. Daaronder werd blijkens de toelichting verstaan dat zij als eerste leus en eis had: de opheffing van het privaatbezit.Ga naar eind14 Deze eis was de kern geworden van het ‘program’ van de sdb en merkteken bij uitstek om zich van de ‘burgerlijke’ partijen te onderscheiden. Van ‘politieke’ actie werd gevreesd dat deze van dit doel zou afleiden. Tegelijkertijd bleef mistig langs welke weg de afschaffing van het privé-bezit met enige hoop op succes kon worden verwerkelijkt. Zoals vaker in de geschiedenis werd helderheid in deze gecompliceerde debatten pas verschaft door een beslissing waarvan niemand op het moment dat zij genomen werd de consequenties voor ogen had. | |||||||||||||||||||||||||||||||
De Tweede InternationaleIn 1893 kwam het op het congres van de Tweede Internationale in Zürich tot afdrijving der anarchistische stromingen, toen men op voorstel van August Bebel, de leider van de spd, de toelatingsformule tot de Internationale verscherpte. Tijdens een voor-congres te Brussel, speciaal belegd over deze toelaingsformule, was besloten dat ieder die wilde toetreden ‘de noodzakelijkheid moest erkennen van arbeidersorganisatie en politieke actie’.Ga naar eind15 Vervolgens bleek deze formule toch voor tweeërlei uitleg vatbaar: tot ‘politieke actie’ wensten anarchistisch gestemden en de Duitse ‘Jungen’ bijvoorbeeld ook moordaanslagen op de tsaar van Rusland te rekenen.Ga naar eind16 In Zürich werd ‘politieke actie’ vervolgens nader gedefinieerd. Men had eronder te verstaan dat de arbeiderspartijen van de politieke rechten en van geheel het werktuig der wetgeving gebruik maken of deze zoeken te veroveren ter bevordering van de belangen van het proletariaat en ter-in-bezit-neming van de staatsmacht.Ga naar eind17 | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De ‘anarchisten’ - voor wie Domela Nieuwenhuis krachtig had gepleit - werden aldus buiten gesloten. Voor de verhoudingen binnen de sdb betekende deze uitslag een forse steun in de rug van de ‘parlementairen’. De debatten over ‘de taktiek’ namen nu in scherpte toe. ‘Zo naderde men “door bergen van twistgeschrijf” het congres te Groningen’,Ga naar eind18 kerst 1893. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Het Gronings congres, 1893Van de zeven voorstellen inzake de tactiek stonden er daar twee het duidelijkst tegenover elkaar: dat van Maastricht en dat van Hoogezand-Sappemeer. Maastricht wilde vastgesteld zien dat de klassenstrijd ook op politiek terrein gevoerd moest worden en dat het veroveren van een deel van de staatsmacht de socialistische revolutie bevorderde.Ga naar eind19 Hoogezand-Sappemeer daarentegen stelde voor te besluiten ‘onder geen voorwaarde hoegenaamd, ook niet als agitatiemiddel, mee te doen aan verkiezingen’.Ga naar eind20 De Centrale Raad van de sdb stemde met dit voorstel in meerderheid in, een meerderheid waartoe ook Domela behoorde, nog vóór de plaats waar het congres plaats zou vinden was vastgesteld. De minderheid was geporteerd voor Amsterdam, wetende dat de ‘antiparlementairen’ het sterkst stonden in het Noorden en in de hoofdstad niet op volle kracht vertegenwoordigd zouden zijn. De meerderheid koos, wellicht om precies diezelfde reden,Ga naar eind21 voor Groningen. De teneur van de discussie op het Groningse congres was deze: moest de beweging afstand doen van een wapen uit haar arsenaal als deelname aan verkiezingen? Paste zo'n besluit in de algemene tendens van de sociaal-democratische beweging na het congres van Zürich? Aldus de argumenten van de zich hier kristalliserende ‘parlementaire’ partij - die daarmee dus allesbehalve haar hoop op de parlementaire strijd als zodanig stelde.Ga naar eind22 Omgekeerd bezwoer Domela na het congres de ‘parlementairen’ de uitslag niet op te vatten als een oproep de bond te verlaten.Ga naar eind23 Zoals in 3.5 uiteengezet, werd de motie met een geringe meerderheid aangenomen. Het antiparlementarisme van de sdb kwam in deze periode tot uiting in het achterwege blijven van elke poging tot mobilisatie ten gunste van de door minister Tak van Poortvliet ingediende voorstellen tot aanzienlijke uitbreiding van het kiesrecht.Ga naar eind24 | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Daarmee werd een breuk onvermijdelijk: de voorstanders van politieke actie was voortaan immers het recht ontzegd om naar eigen inzicht politiek te bedrijven - en dat terwijl de ‘antiparlementairen’ niet in staat waren een andere politieke route uit te zetten. Maar een breuk is nog niet hetzelfde als de oprichting van een nieuwe partij, temeer daar die voorstanders geenszins een hechte groep vormden en uiteenlopende ideeën koesterden over wat nu gebeuren moest, variërend van Van der Goes - eerder uit de sdb gestoten -, die als eerste de oprichting van een geheel nieuwe partij bepleitte, tot Troelstra die in zijn brochure Het kiesrecht en de sociaal-democratie de gedachte opperde een sociaal-democratische vereniging voor kiesrechtstrijd op te richten naast de sdb.Ga naar eind25 Er leefden ook meer persoonlijke tegenstellingen onder de ‘parlementairen’, met name tussen ‘heren’ als Van der Goes en Troelstra en propagandisten van arbeidersafkomst als Schaper, Fortuijn en Vliegen.Ga naar eind26 Wie de onoverzichtelijke reeks initiatieven en het onderlinge gekuip na kerst 1893 overziet - bijvoorbeeld door lezing van Wansinks proefschrift over het ontstaan van de sdap - kan slechts instemmen met de conclusie van Perry bij de herdenking in 1984 van het feit dat de sdap in 1894 is opgericht: Als je je verdiept in wat zich afspeelt tussen Groningen en Zwolle - tussen december 1893 en augustus 1894 - krijg je de indruk van een klein wondertje. Niet alleen lukt het, door bemiddelend optreden van Van Kol, de politieke en persoonlijke kloven te overbruggen die de aspirantoprichters van de nieuwe partij scheiden. Maar bovendien leidt dit snelle bruggenbouwerswerk tot de formatie van een team dat, hoewel absoluut geen model van eensgezindheid, tientallen jaren aan het hoofd zal staan van de Nederlandse sociaal-democratie. Een periode waarin deze uitgroeit van een onbeduidend splinterpartijtje tot een van de belangrijkste politieke stromingen van Nederland.Ga naar eind27 | |||||||||||||||||||||||||||||||
De oprichting van de SDAPOp vijf augustus 1894 kwamen de afdelingen van de sdb bijeen om de toestand te bespreken die was ontstaan nadat de sdb bij gerechtelijk vonnis tot een verboden vereniging was verklaard.Ga naar eind28 Zoals in 3.5 vermeld, veranderde deze zich in een nieuwe organisatie onder de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
naam ‘Socialistenbond’. Daarmee gaf de bond de benaming ‘sociaal-demokratisch’ op. ‘Sociaal-demokratisch’ was de algemene noemer geworden waaronder de partijen en bewegingen aangesloten bij de Tweede Internationale bekend waren, voorop natuurlijk de spd, die op het partijcongres van Halle in 1890 haar naam van ‘Sozialistische Arbeiterpartei’ had veranderd in ‘Sozialdemokratische Partei Deutschlands’. Zo kon ‘sociaal-demokraat’ de term worden waarmee de oprichters van de sdap hun stap rechtvaardigden en de scheiding der geesten definitief maakten. Dit gebeurde in het manifest waarmee de initiatiefnemers op twaalf augustus 1894 tot een constituerende vergadering voor een nieuwe sociaal-democratische partij opriepen, nadat het congres van de sdb duidelijk had gemaakt dat het niet op het antiparlementaire standpunt terug wilde komen. Op 4 juli waren Van der Goes, Polak, Van Kol, Helsdingen, Schaper, Fortuijn, Troelstra en Vliegen in Utrecht bijeengekomen om zich over de oprichting van een nieuwe partij te beraden; toen was besloten eerst het congres van de sdb af te wachten.Ga naar eind29 De ‘formule van toelating’ die de initiatiefnemers, ‘de twaalf apostelen’, zoals zij in het hoofdartikel van Recht voor Allen van 21 augustus 1894 werden genoemd,Ga naar eind30 op twaalf augustus voorstelden luidde: Vergadering tot regeling der organisatie van alle democratische socialisten, d.w.z. van diegenen, die zoowel op politiek als op economisch gebied het gemeenschappelijk bezit der productiemiddelen nastreven en die dus ook het kiesrecht willen veroveren en gebruiken als wapen in den klassenstrijd.Ga naar eind31 Centraal stond dus de herroeping van het door Hoogezand-Sappemeer ingebrachte voorstel; daarnaast ook de nadruk op de rechtzinnigheid van de nieuwe partij, die tot uiting kwam in de eis tot het gemeenschappelijk bezit der productiemiddelen. Deze twee ingrediënten treft men eveneens aan in het manifest ‘Aan de Sociaaldemokraten in Nederland’, dat door Vliegen werd opgesteld en door de elf andere ondertekenaars goedgekeurd.Ga naar eind32 Dit manifest begint met een schildering van de toestand in Nederland en die van de arbeidersklasse in het bijzonder. Anders dan in ‘de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
meeste landen der zoogenaamde beschaafde wereld’, heet het, worden de regeerders in Nederland niet tot hervormingen gedwongen door druk van de arbeidersklasse. Dat komt doordat de sdb als organisatie van de arbeidende klasse heeft gefaald. Instede van zich ook onledig te houden met de eischen van het ogenblik en te strijden voor daadwerkelijke verbetering van den toestand, is in en door den Bond, vooral in den laatsten tijd, gehuldigd het z.g. ultra-revolutionaire standpunt, dat er niets anders te doen valt dan te praten over een gewelddadige revolutie die als een Messias voor allen en alles redding brengen zou, terwijl elke andere arbeid aan de verheffing des volks tot niets nut, ja, zelfs schadelijk was. Dit is de kern van de beschuldiging aan het adres van de sdb, die daarna wordt verscherpt: de sdb heeft de ‘sociaaldemocratie’ verraden door zich in meerderheid tot het ‘anarchisme’ te bekennen. In deze situatie dient er duidelijkheid te worden geschapen: Weg met alle hinkerij op twee gedachten!... Handhavende het sociaaldemocratische standpunt hetwelk door den Sociaaldemocratischen Bond is verlaten, opvattende der democraten roode vaan die door den bond in den steek is gelaten, ons stellende op het standpunt der internationale sociaaldemocratie, willen wij worden een legercorps in haar groote internationale leger. De nieuwe partij erkende het recht van iedere partij haar eigen weg te gaan, maar streeft ernaar ‘het orgaan te worden van de verdrukte klasse, in hun strijd tegen de verdrukkers, van welken aard ook’. Vervolgens worden de terreinen opgesomd waarop die strijd gevoerd zal worden: economisch, (‘het steunen van de loonslaven in hun strijd tegen de kapitalistische dwingelandij’) en politiek (het afbreken en teniet doen van de privileges van de heersende klasse). Waar nodig zal het geweld der overheersten tegenover het geweld der heersers worden gesteld. ‘Naar gelang der omstandigheden wenschen wij te strijden met alle ons ten dienste staande middelen, voor zoover deze niet in strijd komen met eer en geweten.’ Het manifest eindigt met een oproep het ‘volk’ wakker te schudden en het zich te doen aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
sluiten bij de ‘vaan der internationale sociaaldemocratie’. Geconstateerd wordt dat de ‘ontwikkelingsgang der kapitalistische maatschappij’ de massa's al in de sociaal-democratische richting stuwt. Het gaat er dus om deze bestaande tendens te realiseren.Ga naar eind33 Op deze basis vond op 26 augustus 1894 te Zwolle de oprichting van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij plaats.
Uit het voorgaande is duidelijk geworden welke ideologische meningsverschillen binnen de sdb aan de oprichting van de sdap ten grondslag hebben gelegen. Dezen hadden een andere kleur en karakter dan welke er in de latere sdap-geschiedschrijving - van Vliegen,Ga naar eind34 Troelstra,Ga naar eind35 SchaperGa naar eind36 en VorrinkGa naar eind37 aan is toegekend, zoals Perry in 1984 terecht stelde in zijn herdenkingsrede. Het beeld van wildgeworden anarchisten enerzijds en daartegenover beginselvaste parlementaire democraten deugt niet. In de eerste plaats omdat het toekomstperspectief van de ‘parlementairen’ weliswaar anders was bepaald dan dat van de ‘revolutionairen’, maar daarom niet minder eschatologisch was.Ga naar eind38 In de tweede plaats omdat de breuk helemaal niet werd ingegeven door een principiële keus voor de parlementaire democratie - die bij het toenmalige kiesrecht niet erg democratisch was - maar door twee geheel andere motieven: het niet willen opgeven van een politiek instrument dat op den duur meer effectiviteit beloofde dan andere instrumenten in het repertoire van een beweging van politieke buitenstaanders en daarnaast het zich op één lijn stellen met de internationale sociaal-democratische beweging, met name de spd. De concurrentie die na de oprichting van de sdap tussen haar en de Socialistenbond ontstond, had dan ook als voornaamste inzet de vraag wie de legitieme representant van de internationale sociaaldemocratische beweging in Nederland zou zijn.Ga naar eind39 Dat was vooreerst geen uitgemaakte zaak. Maar zeer weinigen stapten over van de Socialistenbond naar de sdap; binnen de bond was het debat over ‘de tactiek’ na 1893 in het geheel niet uitgewoed, zeker niet toen de kiesrechtuitbreiding van 1897 in zicht kwam. Aan het congres van de Tweede Internationale van 1896 in Londen namen zowel de Socialistenbond als de sdap deel, maar toen de toelatingskwestie andermaal uitliep op uitsluiting van de antiparlementairen, verlieten de verte- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
genwoordigers van de bond (en die van het Nationaal Arbeiders Syndicaat, dat sterk onder haar invloed stond) onder leiding van Domela Nieuwenhuis het congres.Ga naar eind40 Daarmee gaf de Socialistenbond de strijd met de sdap over de vraag wie de sociaal-democratische beweging in Nederland vertegenwoordigde definitief op. In deze context staat de opstelling van het eerste program van de sdap. | |||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 De totstandkoming van het program van 1895Wat bij de oprichting van de sdap ter discussie had gestaan was de vraag of de term ‘partij’ wel gebruikt zou moeten worden. Van der Goes had liever van ‘vereniging’ gesproken. Maar hij kreeg zijn zin niet. Juist omdat het hier ging om een tak van de internationale beweging moest volgens Troelstra gesproken worden van de ‘Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in Nederland’.Ga naar eind41 De nieuwe organisatie zou zich niet alleen zelf ‘partij’ noemen, maar ook werkelijk ‘partij’ zijn volgens de Sartoriaanse, politicologische definitie.Ga naar eind42 Uit de vorige paragraaf kwam al naar voren welke functie(s) het program zou moeten hebben in de ogen van de oprichters. Het moest allereerst in de ogen van henzelf en hun beoogde aanhang de oprichting van de sdap legitimeren en wel in het bijzonder door deze voor te stellen als de rechtmatige Nederlandse representant van de internationale arbeidersbeweging. Omgekeerd moest het programma de nieuwe partij aanvaardbaar maken voor die internationale arbeidersbeweging, dat wil zeggen de Tweede Internationale in het algemeen en de spd in het bijzonder. In derde plaats moest het program zowel naar de eigen aanhang toe als naar de mogelijk twijfelenden de grens markeren tussen sdap en Socialistenbond. Ten slotte moest de nieuwe partij zich programmatisch ook duidelijk afbakenen ten aanzien van de Radicale Bond, de in 1892 opgerichte linkse afsplitsing van de Liberale Unie. Programmatisch lag dit gecompliceerd. De sdb had in 1891 weliswaar tot herziening van het programma van 1882 besloten en op haar congres in 1892 een nieuwe tekst aanvaard, maar de inhoud daarvan was niet van dien aard dat op grond daarvan de vorming van de nieuwe partij gerechtvaardigd kon worden. Een nadere bespreking van dit program en zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
wording gaat daarom vooraf aan de analyse van het eerste sdap-programma. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Het laatste program van de SDBZoals vermeld in het vorige hoofdstuk, besloot het congres van de sdb in 1891 tot herziening van het bestaande program, dat van 1882. Het opgestelde concept bestond uit een ‘beginselenverklaring’ en een ‘praktisch strijdprogram’; de eerste was niet herkenbaar afgeleid van het Erfurter Programm, hoewel de totstandkoming daarvan als voornaamste argument voor de opstelling van het nieuwe sdb-program was aangevoerd. (Althans achteraf door Vliegen.Ga naar eind43 Het door Bymholt overgenomen congresverslag in Recht voor Allen bevat geen motivering.Ga naar eind44) Het sdb-congres van 1892 in Zwolle behandelde slechts dit eerste deel; de menings- en besluitvorming over het tweede deel werd op voortstel van Domela uitgesteld tot het congres van 1893, in de hoop dat het daarmee voorgoed van de baan zou zijn.Ga naar eind45 Het eerste deel, de ontwerp-‘beginselenverklaring’ werd ‘na diskussie over onderdelen’Ga naar eind46 gewijzigd aangenomen: Beginselenverklaring. Tot de Socialistische Partij in Nederland kan elkeen behooren, die overtuigd is van en handelt naar de volgende beginselen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Deze verklaring behelsde een maatschappijanalyse van algemeen socialistische signatuur, die zonder de marxistische terminologie van het Erfurter Programm te bezigen daarvan in strekking toch niet wezenlijk verschilde. Zij bevat ook de uitspraak dat de ‘economische strijd’ primair is en de politieke secundair, maar er valt niet uit op te maken wat onder die twee termen moet worden verstaan. Legt men hiernaast het voorgestelde ‘strijdprogram’, dan wordt onmiddellijk duidelijk dat dit laatste niet op die ‘economische strijd’ betrekking heeft: tien van de elf daarin opgenomen artikelen betreffen eisen die slechts door staatsingrijpen verwerkelijkt kunnen worden; bij het elfde, gewijd aan de regeling van de arbeid, is dit grotendeels ook het geval:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Nergens wordt enig programmapunt gesteld dat rechtstreeks door middel van ‘economische strijd’ (en niet via de politiek) zou kunnen worden bereikt. Vergelijkt men deze tekst met het tweede deel van het Erfurter Programm, dan lopen de overeenkomsten in vorm zowel als inhoud in het oog; het voorgestelde ‘strijdprogram’ van de sdb was feitelijk een parafrase van het ‘practische’ deel van het Duitse programma.Ga naar eind50 Aanvaarding van het strijdprogramma zou de tegenstrijdigheid in de strategie van de sdb, die tussen het ijveren voor de ‘economische strijd’ en het stellen van doelen die slechts door middel van politieke actie konden worden bereikt, pijnlijk duidelijk hebben gemaakt. Zoals in 3.5 gemeld zou de behandeling van het strijdprogram echter ad calendas graecas worden uitgesteld; alleen de ‘beginselenverklaring’ vormde het program van de sdb en daarna van de Socialistenbond tot diens ondergang. Met dit programma moest dat van de nieuwe partij concurreren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
De opstelling van het ontwerpprogrammaBij de oprichtingsbijeenkomst van de sdap ‘was het zaak voor de nieuwe partij, haar beginselen zo scherp mogelijk te formuleren en duidelijk haar positie te bepalen tegenover geestverwanten en tegen- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
standers’.Ga naar eind51 Daartoe stelden de aanwezigen een commissie in, die zich op de toelatingsformule als uitgangspunt zou baseren. De commissie zou in de ogen van het oprichtingscomité uit vijf leden moeten bestaan, ‘waarbij het aanbevelenswaardig is vooral de theoretici, de wetenschappelijke mannen, te nemen, die de leer der sociaaldemocratie in alle deelen hebben kunnen bestuderen en een program kunnen opstellen, dat den toets der critiek van de zijde der pers, ook in het buitenland, zal kunnen doorstaan’.Ga naar eind52 Hier komt voor het eerst een extern publiek aan de orde: de partij wil zich als een ook intellectueel serieus te nemen factor aan de niet-socialistische wereld presenteren. Van der Goes, Polak, Van Kol, Troelstra, Vliegen, Helsdingen, Gerhard, Van Zinderen Bakker, Bruinsma, Cohen, Fortuijn en Schaper werden kandidaat gesteld voor deze commissie; de vergadering koos Van der Goes, Vliegen, Van Kol, Helsdingen en Troelstra.Ga naar eind53 Deze uitslag weerspreekt enigszins Perry's stelling aangaande de impopulariteit van de ‘heren’ Van der Goes en Troelstra bij de nieuwe partij.Ga naar eind54
Van de beraadslagingen van deze commissie zijn geen schriftelijke stukken bewaard gebleven. Volgens Wansink hanteerde de programcommissie het program van de Amsterdamse Sociaal-Democratische Vereeniging als leidraad bij de besprekingen.Ga naar eind55 Later werd deze de afdeling Amsterdam van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in Nederland en als programma van deze afdeling is dit document in druk verschenen.Ga naar eind56 Vermoedelijk is dit gebeurd tussen de oprichting van de sdap en de vaststelling van het program van 1895.Ga naar eind57 Deze tekst was van de hand van Franc van der Goes en Henri Polak. Het eerste deel is een vrije en beknopte parafrase van het eerste deel van het Erfurter Programm; de twee andere corresponderen naar vorm en inhoud met het latere strijdprogramma. (Het derde deel komt overeen met het laatste artikel van het strijdprogramma.) Vliegen meldt dat er aanvankelijk verschillen van mening bestonden tussen Van Kol en Vliegen enerzijds en anderzijds Van der Goes en Troelstra, maar vertelt niet welke.Ga naar eind58 Twee ontwerpen lagen uiteindelijk voor, waarna drie leden van de commissie het op zich namen om deze tot één te integreren; Van der Goes en Van Kol hadden daarin het voornaamste aandeel.Ga naar eind59 Volgens Troelstra (in zijn Gedenkschriften) heeft Van der Goes in de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
opstelling van het program uiteindelijk het grootste aandeel gehad.Ga naar eind60 Van der Goes gold op dat moment in de Nederlandse beweging als het best onderlegd in de marxistische orthodoxie; hij beschikte bovendien over goede internationale contacten, zeker met de spd. Voorzover andere krachten daar niet al toe bijdroegen is het vooral aan hem te danken dat het sdap-programma gemodelleerd werd naar dat van de spd.Ga naar eind61 Na enige kleine wijzigingen te hebben aangebracht nam de hele commissie dit ontwerp voor haar rekening.Ga naar eind62 Veel later heeft Troelstra een terugblik gegeven op de werkzaamheden van de commissie: De meesten van ons waren toen zeer jong in de beweging en zaten midden in de strijd.(...) Niemand van ons had het marxisme toen door-en-door bestudeerd. Zoo onrijp als we allen waren, hebben we het programma gemaakt, in een paar uurtjes, niet als vrucht van ernstige studie en voorbereiding, maar als een noodprogram, om iets te hebben om mee te kunnen vechten.Ga naar eind63 Deze badinerende opmerking veronachtzaamt zowel Van der Goes' kennis van het marxismeGa naar eind64 en diens vertrouwdheid met het Erfurter Programm en de totstandkoming ervan,Ga naar eind65 als het feit dat de tekst van het eerste sdap-programma toch niet toevallig zozeer gelijkt op die van het spd-programma. Troelstra zal soortgelijks over het program van 1895 zeggen bij zijn toelichting op het partijcongres in 1912 bij het nieuwe ontwerpprogramma;Ga naar eind66 hij doet dat ook daar met de kennelijke bedoeling het gewicht van het vorige programma te relativeren.
Het ontwerp voor dit programma stond ter discussie op het eerste congres van de sdap, dat op 14 en 15 april 1895 werd gehouden in Deventer. Daar werd het zonder wijziging van betekenis aanvaard.Ga naar eind67 ‘Een enkele zin werd ter verduidelijking omgezet, een enkel vreemd woord door een ander vervangen, maar wezenlijke verandering onderging het op geen enkel punt.’Ga naar eind68 In totaal bevatte de beschrijvingsbrief voor het congres negen amendementen, waarvan slechts één betrekking had op het algemene deel en dan nog slechts een formuleringskwestie betrof.Ga naar eind69 Tevreden constateert Vliegen in zijn Die onze kracht ontwaken deed dat uit deze gang van zaken bleek dat ‘van eenig ernstig theore- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
tisch meeningsverschil onder de oprichters der S.D.A.P. geen sprake was’.Ga naar eind70 Maar hij merkt vervolgens op dat er ook van de zijde van de Socialistenbond geen kritiek op het programma kwam. Niettemin was er toch een ingrijpend onderscheid met de voormalige sdb: onderdeel van het program van de nieuwe partij was een ‘strijdprogramma’, dat op het congres door Vliegen werd verdedigd.Ga naar eind71 Deze verdediging is niet in het congresverslag opgenomen, wel de daaropvolgende discussie. Verschillende formuleringen in het strijdprogramma zijn op basis daarvan gewijzigd. De twee belangrijkste punten betroffen de monarchie en de gelijkberechtiging van de vrouw. Het voorstel van Maastricht om in het program ‘Afschaffing van het koningschap’ op te nemen, werd verworpen. Enerzijds, zo werd aangevoerd, omdat het nog slechts ‘een onschadelijk ornament’ was (Leeuwarden), anderzijds omdat ‘Het koningschap met den heelen rommel vanzelf in elkaar valt.’ (Troelstra).Ga naar eind72 Wel aanvaardde het congres het voorstel van de afgevaardigde van Boornbergum om in het program de bepaling op te nemen dat alle wetten afgeschaft moesten worden die de vrouw minder rechten toekennen dan de man. (Zo'n artikel maakte wel deel uit van het Erfurter Programm, maar de programcommissie had volstaan met de eis van algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen, en gelijk loon voor gelijke arbeid ongeacht het geslacht.)Ga naar eind73 Het referendum onder de leden over de congresbesluiten dat een maand later plaatsvond, ratificeerde het program. Het partijbestuur had de ‘beginselverklaring’ daar buiten gehouden, omdat er ‘geene noemenswaarde veranderingen’ in waren aangebracht.Ga naar eind74 Uit de aanvaarding van het strijdprogramma door de sdap sprak, zo concludeert Wansink met recht, ‘de wens, om door politieke arbeid mede te werken aan de democratisering van onze staat en door sociale hervormingen directe lotsverbetering van de arbeiders te verwerven’.Ga naar eind75 Op het congres werd het algemene deel van het programma toegelicht door Troelstra, ‘in een breed-opgezette rede, met een vuur en een kleur alsof hij voor honderden sprak’.Ga naar eind76 (Het congres telde veertig aanwezigen.) Hij deed dit à l'improviste, omdat Van der Goes, die deze taak oorspronkelijk op zich had genomen, pas tegen het eind van het congres op kwam dagen, ‘zijn verstrooidheid had hem ook dit- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
maal parten gespeeld’.Ga naar eind77 Troelstra's toelichting vond algemene instemming. Slechts op één punt tekenden enkelen, onder wie Schaper,Ga naar eind78 aan dat Troelstra's woord hier als een persoonlijke mening moest worden beschouwd. Dit betrof Troelstra's stelling dat socialisten geen geweld zouden gebruiken, maar dat, als zij langs vreedzame weg aan de macht waren gekomen, de bourgeoisie een laatste poging in het werk zou stellen om de overwinning der democratie teniet te doen. Daartegen moest dan met geweld worden opgetreden, want dan waren zij (i.c. de bourgeoisie) het ‘die den wettigen weg verlaten’.Ga naar eind79 Schaper wilde er daarnaast op wijzen dat reeds vóór de meerderheid in de Tweede Kamer socialistisch zou zijn, de macht hier met vreemde hulp voor de arbeiders kon zijn veroverd; Troelstra had immers al geopperd dat de sociaal-democratie een internationale beweging was. Als de Britse, Franse en Duitse arbeiders de macht in hun staten hadden veroverd, zouden zij dan niet zeggen: ‘Komaan, kameraden, wij zullen ook hier de macht veroveren, en u vrijmaken.’Ga naar eind80 Niet veel later werkte Troelstra zijn toespraak uit in de brochure De S.D.A.P., haar ontstaan, doel en streven.Ga naar eind81 Ik zal deze tekst, naast de toelichting van Kautsky op het Erfurter Programm,Ga naar eind82 gebruiken bij de nadere analyse van het program van 1895. Het gaat hier immers om de gezaghebbende tekst van een van de opstellers van het program; het is, om zo te zeggen, de officiële interpretatie van die tekst. | |||||||||||||||||||||||||||||||
4.3 Het program van 1895 inhoudelijk bekekenOvereenkomsten en verschillen tussen het ‘Erfurter Programm’ en het SDAP-programma van 1895Waarnemers en historici hebben in koor gewezen op de nauwe relatie tussen het eerste sdap-programma en het zogenaamde Erfurter Programm dat de spd drie jaar eerder op haar ‘partijdag’, die van 14 tot 20 oktober in Erfurt plaatsvond, had goedgekeurd.Ga naar eind83 Vliegen schrijft over het sdap-programma: ‘Het was gesneden naar het model van het program dat de Duitsche partij zich in 1891 had gegeven (...) De redaktie van het program der S.D.A.P. is eenigszins anders, de gedachtengang, de zakelijke inhoud, is precies dezelfde.’Ga naar eind84 Schaper herinnert | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zich: ‘Het beginselprogramma was geïnspireerd door het z.g. Erfurter Program. (...) Het was dus “made in Germany”.’Ga naar eind85 Wansink spreekt van een ‘nauwe aansluiting’ tussen beide programma's.Ga naar eind86 Harmsen herhaalt: het programma van de sdap ‘was (...) in strekking gelijk aan het Erfurter program (...) der Duitse zusterpartij.Ga naar eind87 De Jong gaat nog een stap verder: ‘Zij “(de sdap - bt)” had dan ook het nieuwe program van de Duitse-zusterpartij (...) overgenomen.’Ga naar eind88 Het sdap-programma is echter zeker geen letterlijke vertaling van het Erfurter Programm; evenmin kan het gekwalificeerd worden als louter een ‘vrije’ transcriptie van dit laatste in het Nederlands. Het programma van de sdap is ongeveer een derde korter dan het Erfurter Programm.Ga naar eind89 Het loopt er voor een groot deel gelijk mee op, maar het stelt de zaken beknopter en soms ook anders dan het voorbeeld. Bepaalde zaken die in het Erfurter Programm wel aan de orde komen, blijven in dat van de sdap achterwege. In deze paragraaf breng ik de verschillen tussen beide programma's in kaart, door na te gaan in welke mate de achtereenvolgende paragrafen van het sdap-programma corresponderen met die van het Erfurter. De eerste paragraaf van het sdap-program schetst de ‘kapitalistische voortbrengingswijze’ als een situatie waarin de productiemiddelen zich in de handen van enkelen bevinden. Zij weten tegenover zich een klasse van bezitlozen, welke van hen afhankelijk is geworden. Deze paragraaf is een iets beknoptere versie van de eerste in het Erfurter Programm. Daarin staat echter centraal dat de ‘oekonomische Entwicklung der bürgerlichen Gesellschaft mit Naturnotwendigkeit zum Untergang der Kleinbetriebes’ voert, met als gevolg de scheiding tussen bezitters en bezitlozen. De Nederlandse tekst is in z'n woordkeus en accentuering iets minder leerstellig-marxistisch. Niet de onvermijdelijkheid van het proces van economische ontwikkeling in een burgerlijke samenleving krijgt hier nadruk, maar het gevolg: de scheiding van arbeiders en arbeidsmiddelen. In de Nederlandse paragraaf proeft men een zekere distantie van het koele, in pretentie amorele, oordeel van de ware marxist. De tweede paragraaf van het sdap-program stelt dat de kapitalistische voortbrengingswijze leidt tot verrijking van de bezitters, tot proletarisering van de middenstand en tot toename van de armoede der niet-bezitters als gevolg van de groei van hun aantal. Gedeeltelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
knoopt deze paragraaf aan bij de eerste van ‘Erfurt’, gedeeltelijk ook bij de tweede. Daarmee vergeleken is het Nederlandse program wel zeer beknopt. Hier ontbreekt de passage, waarin als keerzijde van monopolisering en concentratie de ‘riesenhafte Wachstum der Produktivität der menschlichen Arbeit’ wordt vermeld; zo ook de passage waarin gewag wordt gemaakt van een steeds scherper wordende klassenstrijd tussen ‘bourgeoisie’ en ‘proletariaat’, ‘der die moderne Gesellschaft in zwei feindliche Heerlager trennt und das gemeinsame Merkmal aller Industrieländer ist’. In deze passages herkent men het loflied op kapitalisme en bourgeoisie uit het Communistisch Manifest: Die Bourgeoisie hat in der Geschichte eine höchst revolutionäre Rolle gespielt. (...) Die Bourgeoisie reisst durch die rasche Verbesserung aller Produktionsinstrumente, durch die unendlich erleichterten Kommunikationen alle, auch die barbarischten Nationen, in die Zivilisation. (...) Die Bourgeoisie hat in ihrer kaum hundertjährichen Klassenherrschaft massenhaftere und kolossalere Produktionskräfte geschaffen als alle vergangene Generationen zusammen.Ga naar eind90 In de parallelle passage van het sdap-programma ontbreekt deze tekening van het progressieve karakter van het kapitalisme. In de derde paragraaf van het Nederlandse program wordt geconstateerd dat ‘de mensheid’ onder het bestaande productiestelsel de productie niet meer kan beheersen. Als bewijs daarvoor worden ontbrekende koopkracht van de massa en de daaruit volgende crises aangevoerd. Het Erfurter Programm is hier alweer uitvoeriger en preciezer. De Duitse tekst beschrijft een in toenemende mate verbitterde klassenstrijd, die de samenleving opdeelt in twee vijandig tegenover elkaar staande kampen - ‘das gemeinsame Merkmal aller Industrieländer’. In de Nederlandse tekst wordt eveneens gewag gemaakt van een toenemende ongelijkheid tussen bezitters en bezitlozen, met als conclusie dat dit en ‘de snelle opeenvolging van krisissen en faillissementen bewijzen dat onder het stelsel der bestaande partikuliere voortbrengingswijze de menschheid de produktie niet meer kan beheerschen’. Hier valt opnieuw een fijn, maar onmiskenbaar smaakverschil met het Erfurter Programm te proeven. In het sdap-program ontbreekt de nadruk op de klassenstrijd als funda- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
menteel gegeven van de kapitalistische productiewijze. (Het begrip komt later wel aan de orde, maar in een andere gedaante.) Ook het gebruik van het begrip ‘mensheid’ doet vreemd aan. ‘Mensheid’ is een concept dat de klassenstrijd overstijgt. In het marxisme van de Tweede Internationale hoort het niet thuis. Het is immers een typisch ideologisch begrip, in de betekenis die door Marx en Engels in het Communistisch Manifest wordt gebruikt (zonder dat zij daarvoor overigens het woord ‘ideologie’ bezigen): het maskeert het klassengebonden karakter van bepaalde begrippen en ideeën door ze voor te stellen als universeel.Ga naar eind91 Verderop in het sdap-program wordt overigens wel melding gemaakt van ‘de ontzaggelijke vermeerdering van het maatschappelijk voortbrengingsvermogen’. Dan wordt echter alleen gemeld dat ‘de kapitalistische voortbrengingswijze’ tot gevolg heeft dat de bezittende klasse steeds rijker wordt, ‘ten koste van’ de niet-bezitters. Dit ‘ten koste van’ ontbreekt in het spd-programma. Dit spreekt zich wel uit over een ‘wachsende Zunahme der Unsicherheit (...) des Elends, des Drucks, der Knechtung, der Erniedrigung, der Ausbeutung’, maar zegt niets over het precieze mechanisme dat dit bewerkstelligt - als het begrip ‘Ausbeutung’ hier bedoeld is in zijn technische, door Marx omschreven betekenis, dan is dat uit het program niet op te maken. In de Nederlandse tekst wordt gesteld dat de armoede van het proletariaat toeneemt ‘met hun groeiend aantal’. Tezamen met de frase ‘ten koste van’ wijst dit eerder op de aanname van wat Lassalle noemde een ‘ehernes, grausames Lohngesetz’,Ga naar eind92 de door Marx zo fel bestreden ‘ijzeren loonwet’, dan op de uitbuitingstheorie van de laatste. De vierde paragraaf van het Erfurter Programm draait om de stelling dat alleen de transformatie van privé-eigendom in maatschappelijk eigendom en van ‘warenproductie’ in ‘socialistische productie’ het mogelijk maakt dat de steeds groeiende geproduceerde rijkdom ten goede komt aan iedereen. De vierde paragraaf van het sdap-programma heeft een iets andere strekking. Hier wordt niet gesteld dat de transformatie van kapitalisme in socialisme een noodzakelijk middel is om een doel: welvaart voor allen, te bereiken. Hier wordt gesteld dat de werking van het kapitalisme ‘noodwendig tot de maatschappelijke organisatie der voortbrenging (socialistische maatschappij)’ voert. Merkwaardig genoeg is nu het sdap-program om zo te zeggen het sterkst | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
orthodox-marxistisch: het stelt de onontkoombare ontwikkeling naar het socialisme op logisch-deductieve wijze vast, terwijl het Erfurter Programm slechts een ‘als - dan’-redenering behelst en zich niet uitlaat over feitelijke realiseerbaarheid. De vijfde paragraaf van het sdap-programma bestaat uit de mededeling dat ‘een deel van het proletariaat’ zich onder invloed van de ‘economische revolutie’ verenigt ‘om de totstandkoming der socialistische voortbrengingswijze te bevorderen’. De vijfde Erfurter paragraaf sluit aan op de vierde en stelt dat de maatschappelijke omwenteling in de richting van het socialisme slechts het werk van de arbeidersklasse kan zijn - ook al betekent die omwenteling de ‘Befreiung des gesamten Menschengeschlechts’ - aangezien alleen deze klasse niet aan de instandhouding van de huidige samenleving is gebonden, omdat ze buiten de privé-eigendom van productiemiddelen staat. Het Duitse programma geeft met andere woorden de theoretische redenering die aan de oprichting van een sociaal-democratische partij ten grondslag ligt, zonder overigens het verschijnsel ‘partij’ met zo veel woorden al te noemen. Dat gebeurt ook niet in de zesde paragraaf van het Erfurter Programm. Daarin staat dat de strijd van de arbeidersklasse ‘notwendigerweis’ een politieke strijd is. Immers, de economische strijd kan slechts gevoerd worden op basis van politieke rechten. Vervolgens gaat het program nog een stapje verder: ‘Sie (i.e. die Arbeiterklasse) kann den Übergang der Produktionsmittel in den Besitz der Gesamtheit nicht bewirken, ohne in den Besitz der politischen Macht gekommen zu sein.’ Ten slotte komt voor het eerst de partij als partij ter sprake: deze moet de strijd der arbeiders tot een bewuste en gecoördineerde maken, en hun ‘sein naturnotwendiges Ziel’ wijzen. Paragraaf zes van het sdap-programma correspondeert hier niet mee. De Nederlandse tekst is een uitweiding bij paragraaf vijf van het Erfurter Programm. Geconstateerd wordt dat het streven van het daar genoemde deel van het proletariaat, dat uit is op de vestiging van de socialistische productiewijze, op tegenstand stuit van de bezittende klasse, die daartoe van de staatsmacht gebruikmaakt, steunend op het nog niet bewuste deel van het proletariaat. Deze constatering mondt uit in paragraaf zeven. De klassenstrijd heeft volgens deze een tweevoudige gestalte: aan de ene kant ‘de strijd | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ener zelfstandige arbeiderspartij om de politieke macht en ter opwekking van het klassebewustzijn’; aan de andere ‘de strijd der vakverenigingen tegen de patroons ter verkrijging van betere arbeidsvoorwaarden’. Anders dan in het Erfurter Programm worden de economische en politieke klassenstrijd op één lijn gesteld. Anders dan daar krijgt hun onderlinge verwevenheid, en de aard daarvan geen vermelding. Paragraaf zeven van het Erfurter Programm correspondeert met de paragrafen acht en negen van het sdap-programma. In het Duitse program wordt de internationale verbondenheid van de arbeidersklasse afgeleid uit het internationale karakter van de kapitalistische productiewijze. Het Nederlandse program verklaart zonder deze achterliggende analyse dat de ‘internationale sociaaldemocratie’ het orgaan is waarin de arbeiders die ‘tot bewustzijn van hun taak in de klassenstrijd zijn gekomen’ zich hebben georganiseerd, en dat de sdap zich ten doel stelt ‘het Nederlandse proletariaat te doen deelnemen aan die internationale strijd der arbeidende klasse’. De laatste paragraaf van het Erfurter Programm vindt geen pendant in dat van de sdap. De spd concludeert uit het voorgaande dat zij niet voor nieuwe klassenprivileges strijdt, maar voor het afschaffen van alle klassen en alle klassenvoordelen, voor ‘gleiche Rechte und gleiche Pflichte’ van iedereen; zij richt zich tegen alle vormen van uitbuiting en onderdrukking, of die nu op ‘eine Klasse, eine Partei, ein Geschlecht oder eine Rasse’ zijn gebaseerd. De twee laatste paragrafen van het sdap-program hebben op hun beurt geen pendant in dat van Erfurt. Paragraaf tien sluit aan op zeven en acht, en behelst dat de sdap elke politieke en economische arbeidersbeweging die de verwerving van macht en het versterken van klassenbewustzijn bevordert, zal ondersteunen. In paragraaf elf wordt gesteld dat in afwachting van het in handen nemen van de staatsmacht, de sdap politieke rechten voor arbeiders zal nastreven en deze zal gebruiken zowel om de klassenstrijd te bevorderen en onmiddellijke lotsverbeteringen in te voeren als ‘ter bespoediging van de economische revolutie’.
Uit deze vergelijking blijkt dat het Nederlandse program geenszins alleen maar een getrouwe kopie is van het Duitse voorbeeld, maar er in toon en inhoud op verschillende punten van afwijkt, hoezeer ook dui- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
delijk is dat de invloed van het Erfurter Programm op dat van de sdap bepalend is geweest.Ga naar eind93 Enerzijds maakt het sdap-programma de indruk een vertaling in eigen woorden te zijn van het Duitse origineel, waarbij de vertalers niet overal oog hebben voor de marxistische orthodoxie en zodoende nog lassalleaanse en radicaal-democratische concepten bezigen. Anderzijds lijken sommige verschillen welbewust gemaakt, met het oog op de specifieke constellatie van de nieuwe Nederlandse partij. Het sterkst geldt dit voor de gelijkstelling van ‘economische’ en ‘politieke’ strijd in het sdap-programma, waar het Erfurter duidelijk het primaat van de politiek stelt. Mulder trekt hieruit zelfs de slotsom dat hiermee de sdap welbewust niet alleen de nadruk legt op de natuurnoodzakelijke ontwikkeling van het kapitalisme als weg naar het socialisme, maar ook op ‘direct werk aan de winkel’Ga naar eind94 Toch vormt dit niet een voldoende verklaring voor het eigenaardige feit dat het sdap-programma aan de ene kant zozeer het Erfurter Programm parafraseert en vaak letterlijk vertaalt, aan de andere in volgorde en formulering er nu juist niet een kopie van is. De lezer van beide programma's vraagt zich af waarom ‘de wetenschappelijke mannen’ die het ontwerpprogram van de sdap opstelden, het zich zo moeilijk hebben gemaakt. Waarom niet volgorde en structuur van het Duitse voorbeeld gevolgd, en daar dan passages uit geschrapt of aan toegevoegd naar gelang de eigen politieke opvattingen? Aangezien over de gang van zaken in de programcommissie niets op schrift is overgeleverd, is een bevredigende verklaring van het feit dat het sdap-programma niet een getrouwe kopie van dat van de spd was, niet mogelijk.
De vergelijking van het ‘Strijdprogram’ van het sdap-programma met het ‘praktische’ deel van het Erfurter Programm leidt tot overeenkomstige bevindingen. Ook hier is sprake van een grote mate van parallelliteit tussen de beide programma's, zonder dat het Nederlandse een kopie van het Duitse is. Het eerste artikel in het Erfurter Programm bevat een aantal eisen met betrekking tot kiesrecht en staatkundige vorm. Artikel 1 van het sdap-programma eist eveneens algemeen actief en passief kiesrecht voor hen die het twintigste levensjaar hebben bereikt, maar verschilt vervolgens van het Duitse voorbeeld. Zo stelt het dat gekozenen ten | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
alle tijde afzetbaar zijn en dat de Eerste Kamer afgeschaft moet worden. In dit artikel is ook het tweede van ‘Erfurt’ opgenomen, met onder andere de eis van rechtstreekse wetgeving door het volk. Artikel 2 vindt zijn pendant in artikel 4 van het program van Erfurt, dat de volledige vrijheid van meningsuiting en vergadering behelst. Artikel 3 is vrijwel identiek met artikel 5 van het Erfurter, waarin alle wetten die de vrouw ten opzichte van de man in de publieke of in de privé-sfeer achterstellen, worden afgeschaft. Artikel 4 correspondeert met artikel 7 van het Duitse, met als thema het onderwijs; inhoudelijk zijn er allerlei verschillen, maar de algemene teneur, kosteloos en verplicht lager en voorbereidend onderwijs, is dezelfde. Artikel 5, over kosteloze rechtspleging e.d., loopt parallel met artikel 8 van het Duitse program. Artikel 6, met onder andere ‘invoering algemeene weerplicht in plaats van het staande leger’ is een parafrase van artikel 3 van het Erfurter Programm.’ Scheiding van Kerk en Staat’, artikel 7, is een korte samenvatting van artikel 6 in het laatste. Op dezelfde manier correspondeert artikel 8 met artikel 10 bij de Duitse partij. Artikel 9, met als kern landnationalisatie en artikel 10, met de eis tot nationalisering van monopolies in industrie en vervoer, en allerlei andere ingrijpende vormen van overheidsregulering van de arbeid, vinden echter geen pendant in het Erfurter Programm. Artikel 11 (kosteloze geneeskundige behandeling) loopt parallel met artikel 9 van het Erfurter Programm. Het zeer uitvoerige artikel 12, arbeidswetgeving in het algemeen betreffende, is de evenknie van het tweede deel van het ‘praktische’ deel van het Erfurter Programm. Het eerste deel bestaat uit de tien artikelen van het eisenprogramma van de spd, gebaseerd op de uitgangspunten van het ‘theoretische’ deel. Daarna volgt nog een programma van vijf punten ‘zum Schutze der Arbeiterklasse’. Dit programma is min of meer samengevat in het laatste, twaalfde, artikel van het sdap-programma. Opmerkelijk is dat dit deel van het sdap-programma vrijwel identiek is met het ontwerpstrijdprogramma van de sdb van 1892. Het voornaamste verschil is dat in het sdb-concept niets van artikel 9 van het sdap-programma is te vinden, met zijn eisen aangaande nationaliseringen. In dit opzicht ligt het sdb-ontwerp dichter tegen het Erfurter Programm aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De toelichting van TroelstraZoals gezegd is het program besproken en vastgesteld op het eerste congres van de nieuwe partij, dat tijdens de Paasdagen van 1895, 14 en 15 april, plaatsvond in Deventer. In de brochure De sdap, haar ontstaan, doel en streven heeft Troelstra zijn rede op dat congres in uitgewerkte vorm vastgelegd.Ga naar eind95 Deze tekst is te beschouwen als de officiële toelichting op het principiële deel van het sdap-programma; zij is verschillende keren herdrukt.Ga naar eind96 Ik baseer mij hier op de in verhouding tot de eerste editie veel uitvoeriger tweede van 1899. Bij het Erfurter Programm verscheen vrij spoedig na de vaststelling ervan een gezaghebbende interpretatie van het eerste (‘theoretische’) deel van de hand van Kautsky.Ga naar eind97 Wij mogen aannemen dat deze tekst bij de top van de sdap bekend was; de Nederlandse vertaling ervan zag echter eerst in 1901 het licht.Ga naar eind98 Opmerkelijk is de these waarmee Troelstra in het voorwoord bij deze tweede druk de achtergrond van de oprichting van de sdap belicht: hij noemt de sdap enerzijds voortgekomen uit de ‘revolutionairsocialistische beweging’, anderzijds uit de ‘demokratische beweging der Volkspartij’.Ga naar eind99 Dit is een verrassende mededeling, die niet past in het marxistische schema, volgens welke de sdap de politieke representant van de arbeidersklasse zou zijn, en een ‘volkspartij’ juist een verhulling van klassentegenstellingen vormt. Het gaat hier echter noch om een lapsus, noch om een ex post-verdediging van Troelstra's eerdere activiteiten in de (Friese) Volkspartij en zijn poging deze in sociaal-democratische richting te voeren.Ga naar eind100 Dit blijkt uit de passage waarmee hij de betreffende alinea afsluit, waarin hij uit de ondergang van de ‘vrije socialisten’ afleidt dat ‘geen waarachtige demokratie zonder socialisme mogelijk en geen socialistische partij zonder demokratie bestaanbaar is’.Ga naar eind101 Troelstra spreekt hier uit wat officieel pas in de jaren dertig onderdeel van het sociaal-democratisch programma wordt, en bedoelt met ‘demokratie’ klaarblijkelijk een parlementaire democratie. De veronderstelling is gewettigd dat dit standpunt was gebaseerd op de - in sociaal-democratische kringen toen algemeen verbreide - mening dat invoering van democratie in de vorm van algemeen kiesrecht het socialisme vreedzaam aan de macht zou brengen. Pas de teleurstelling | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van deze hoop - die bij Troelstra al vóór de invoering daarvan in Nederland post vatte - deed afbreuk aan de oorspronkelijke gelijkstelling van ‘socialisme’ en ‘democratie’. Troelstra's brochure opent met een even aandoenlijke als hoogdravende schildering van de samenleving onder het kapitalisme, die beschouwd kan worden als een illustratie bij de eerste stellingen van het sdap-program. Hij verwijst naar het Communistisch Manifest, maar zijn vocabularium is niet geheel ‘marxistisch’ en materialistisch. Net als Domela maakt ook Troelstra gebruik van religieuze associaties. Het kapitalisme is ‘god Mammon’ (6) en de ‘reuzentaak’ van de sociaal-democratische partij is het ‘de arbeidende klasse... door deze woestijn van ellende... te voeren naar den Nieuwen Tijd’ (7). Daarnaast treft men sporen aan van een vocabularium dat ik bij gebrek aan beter ‘klassiek republikeins’ noem, bijvoorbeeld in de passage waar hij het doel van de sociaal-democratische partij specificeert: eene samenleving, waarin de broodkwestie niet meer de alesbeheerschende behoeft te zijn, waarin de mensch tijd en lust en geschiktheid kan hebben tot ontwikkeling en veredeling der heerlijke eigenschappen, die tegenwoordig bij de meesten vanaf de geboorte reeds worden verknoeid en gesmoord.Ga naar eind102 ‘Klassiek republikanisme’, als een theorie van volwaardig burgerschap, is een onderstroom in het liberalisme,Ga naar eind103 vanaf de late achttiende eeuw aan het zicht onttrokken door het utilistische possessive individualism,Ga naar eind104 maar zich in Nederland in de tweede helft van de negentiende eeuw weer manifesterend binnen de radicale richting van het liberalisme.Ga naar eind105 Vervolgens recapituleert Troelstra het ontstaan der sdap. Hij legt er daarbij de nadruk op dat de sdb zich in internationaal opzicht in een afwijkende richting bewoog, en dat het besluit van december 1893 die socialisten ‘die het kiesrecht wel niet als het eenige, maar toch als een belangrijk middel van propaganda en van bevordering der arbeidersbelangen’Ga naar eind106 beschouwden, wel dwong om dat pad met behulp van een nieuwe organisatie in te slaan. Van enige vorm van samenwerking met de sdb, zoals door Troelstra nog voor denkbaar gehouden in zijn brochure Het Kiesrecht en de Sociaaldemokratie,Ga naar eind107 kon geen sprake zijn, daar de sdb zich op een ‘ultra-revolutionair’ standpunt stelde, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
wat erop neerkwam - Troelstra dixit - dat zij vond ‘dat er niets anders te doen valt dan te praten over een gewelddadige revolutie, die als een Messias redding moet brengen’.Ga naar eind108 Zo scherpt hij enerzijds de verschillen tussen Socialistenbond en sdap aan en plaatst de laatste anderzijds in de hoofdstroom van de internationale sociaal-democratie. Het volgende hoofdstuk, ‘Het standpunt der S.D.A.P.’, begint met de proclamatie: ‘Als sociaaldemokraten zijn wij eerst socialisten en daarnevens demokraten.’Ga naar eind109 Op de relatie tussen socialisme en democratie gaat hij in dit hoofdstuk echter niet in. Dit wordt gevuld met een analyse van de ontwikkeling van de maatschappij en van de overgang van kapitalisme naar socialisme, in orthodox-marxistische bewoordingen. Herhaald en enigszins uitgebreid wordt de diagnose uit het program dat het kapitalisme via overproductiecrises steeds scherpere innerlijke tegenstellingen gaat vertonen; het bewustzijn daarvan dwingt tot ‘eene nieuwe regeling van den arbeid’.Ga naar eind110 Geheel volgens de marxistische orthodoxie, waarin de overgang van kapitalisme naar socialisme bij voorkeur - ook door MarxGa naar eind111 - wordt beschreven in aan de biologie ontleende metaforen, schetst Troelstra vervolgens hoe de ‘nieuwe regeling der voortbrenging’ zich reeds bezig is te ontwikkelen. Hij ontwaart dit in het toenemend optreden van de staat als werkgever en ondernemer, in het toezicht van staatswege op de arbeidsomstandigheden, in ‘het oprichten of ondersteunen van allerlei zaken, die de stoffelijke en zedelijke belangen van een groot deel des volks raken’ als onderwijs en huisvesting. De staat doet dit, gedwongen door de vereisten van het economisch verkeer zowel als door de behoeften van de arbeiders. Op den duur zal hij nog veel sterker in deze richting moeten evolueren. Het tweede instrument in de overgang naar het socialisme is de gemeente, waar dezelfde mechanismen als op het niveau van de staat werkzaam zijn. De uitbreiding van staats- en gemeente-exploitatie is een gewichtige stap naar het socialisme. Zij is alleen maar mogelijk als ‘de werklieden zich meer met de publieke zaak gaan bemoeien, het kiesrecht hebben en gebruiken, om hun eigen mannen af te vaardigen, die in alles den invloed der arbeiders moeten versterken’. Gewaakt moet er echter worden voor een situatie dat staat en gemeente zich ertoe beperken particuliere ondernemingen over te nemen. Internationale competitie zou dan nog leiden tot wat heden ten dage be- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
kend staat als een ‘race to the bottom’, ten koste van de algemene levensstandaard. Gelukkig is er een derde instrument ter voorbereiding van de overgang naar het socialisme: de Trust. Internationale kartelvorming, per bedrijfstak, overwint de nationale grenzen. ‘Zoo zijn de grootkapitalisten bezig, de internationale regeling der grootindustrie voor te bereiden.’ De overname van zulke industrieën is organisatorisch een simpele zaak. Het enige wat aanstonds verandert, is dat de dividenden in de staatskas vloeien, in plaats van in de zakken van de aandeelhouders. De beslissende stap naar het socialisme wordt gezet als de exploitatie van de fabrieken aan de vakverenigingen, onder controle van de gemeenschap, wordt overgedragen. Zóó beschouwen wij de tot stand koming der socialistische voortbrengingswijze als eene maatschappelijke noodzakelijkheid, als het onvermijdelijke gevolg dezer zich uitlevende kapitalistische maatschappij.Ga naar eind112 Wat noodzakelijk is, is derhalve noodzakelijkerwijs mogelijk, zo redeneert Troelstra, waarna een herhaling volgt van het argument dat het kapitalisme aan zijn eigen tegenstrijdigheden te gronde moet gaan. Niettemin zijn in abstracto twee uitkomsten te onderscheiden: het kapitalisme bestaat voort, omdat een totaal versuft proletariaat zich neerlegt bij zijn trieste lot, dit onder andere compenserend met een gedroomd geluk in het hiernamaals. Dat is de ene mogelijkheid. De andere is dat een klassenbewuste arbeidersklasse alle takken van voortbrenging uit de handen der kapitalisten in die der gemeenschap brengt. Troelstra concludeert dat men kan zien dat deze tweede mogelijkheid bezig is werkelijkheid te worden. Binnen deze tweede mogelijkheid onderscheidt hij twee varianten: ‘barbarisme’ of ‘socialisme’.Ga naar eind113 In het eerste geval zal een proletariaat, onbekend met de gang der maatschappelijke ontwikkeling, zich ‘door dommen haat bezield’ op de bestaande maatschappij werpen om deze te vernietigen. In het tweede geval neemt een geoefende en georganiseerde arbeidersbeweging de macht over en organiseert de productie in het belang van de hele samenleving. Deze laatste mogelijkheid ligt in de lijn der geschiedenis, stelt Troelstra vast, zonder daar verder argumenten voor aan te voeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In de daaropvolgende sectie, ‘De verovering der Politieke macht’, gaat Troelstra dieper in op het karakter van de staat en de politieke taak van de sociaaldemocratie. De Staat is... de belichaming van de politieke macht der heerschende klasse, die zij gebruikt om hare ekonomische voorrechten te beschermen en haar stelsel van voortbrenging zoolang mogelijk te handhaven.Ga naar eind114 In deze positie kan de staat zich echter steeds moeilijker handhaven, niet vanwege de politieke druk van de sociaal-democraten, maar door de ‘toenemende vervorming der produktiewijze zelve en de ekonomische behoeften des volks’. Het is de taak van de sociaal-democratie de tegenstand van de bourgeoisie tegen de onvermijdelijke herinrichting van de staat te breken. Daarna en daarnaast moet zij ervoor zorgen dat de staat erop wordt ingericht om de behoeften van de gemeenschap in haar geheel te dienen, in plaats van die der ‘geldbezittende klasse’. Troelstra: De Staat, in handen der bevoorrechte minderheid het orgaan van haar klassebelang, moet van een remtoestel tegen de groei der maatschappij worden gemaakt tot een middel om dien groei te bevorderen en hem zijn beslag te geven.Ga naar eind115 Dit alles is grotendeels in overeenstemming met de orthodoxie van de Tweede Internationale: de ontwikkeling van de productiewijze, de dialectiek van productiekrachten en productieverhoudingen, is een autonoom maatschappelijk proces. De politieke vorm moet daaraan op den duur worden aangepast - dat is de taak van de sociaal-democratie, als de georganiseerde uitdrukking van de arbeidersklasse die zelf het product is van deze autonome en onvermijdelijke ontwikkeling. (De ‘ekonomische behoeften des volks’ zijn in dit schema geen politieke factor, maar een functionele imperatief binnen de productiewijze, een eigen vondst van Troelstra, meen ik, maar één die consistent is met de kautskyaanse theorie.) Als het eerste doel van de politieke strijd van de sociaal-democratie het breken van de macht der bezittende klasse is - in de ogen van Troelstra geen revolutionaire daad maar het resultaat van het geleidelijk doordringen van de sociaal-democratie in de staatsorganen, dank- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zij de uitbreiding van het kiesrecht en de ‘natuurlijke’ meerderheid van de arbeidersklasseGa naar eind116 - dan is het tweede doel veel constructiever: ‘den kapitalistischen staat door eene organisatie van den arbeid vervangen’. Over de vorm die deze ‘organisatie van den arbeid’, deze ‘socialistische samenleving’ aan zal (moeten?) nemen, bewaart Troelstra het stilzwijgen. (Evenals Kautsky, die hiervoor echter een veelheid van inhoudelijke overwegingen aanvoert.Ga naar eind117) In plaats van op die vorm in te gaan, beperkt hij zich tot de organisatorische voorwaarden die vervuld moeten zijn, wil de sociaal-democratie deze taak ten uitvoer kunnen brengen. Nodig is een menigte van ‘geschoolde, praktisch en wetenschappelijk gevormde krachten’ die precies weten hoe beide doelstellingen na te streven. Deze kan alleen door middel van organisatie worden gevormd. ‘Het is in de organisatie, dat de arbeiders van onbewuste ontevredenen tot bewuste strijders voor de vrijmaking hunner klasse worden gemaakt.’Ga naar eind118 Het organisatiewapen van de sociaal-democratie kent verschillende vormen: vakorganisatie, coöperatie, partij - alle zijn onderdeel in de strijd om de politieke macht. Opnieuw zet Troelstra zich hier af tegen de positie van de sdb/Socialistenbond. Hij zoekt en vindt steun in het Londense congres van de Internationale,Ga naar eind119 dat ‘politieke aktie’ omschreef als ‘alle vormen van den georganiseerden strijd tot verovering der politieke macht, en het gebruik van de wetgevende en besturende lichamen in staat en gemeente door de arbeidende klasse ter bereiking harer vrijmaking’.Ga naar eind120 Het hoofdstukje over de verovering van de politieke macht wordt gevolgd door een veel uitvoeriger over sdap en kiesrecht. Dit is een lange verdediging en aanbeveling van het kiesrecht als het voornaamste en meest effectieve, zij het niet alleenzaligmakende, strijd- en machtsmiddel van de sdap. De kapitalist moet op twee manieren bestreden worden: als werkgever door middel van de vakbeweging; als staat, i.e. de gehele kapitalistische klasse, door middel van politieke actie, met name het veranderen van wetten. Dit laatste verdient de voorkeur, omdat verandering van wet een algemener en definitiever resultaat oplevert dan een overwinning in een afzonderlijk bedrijf. De wet kan veranderd worden als gevolg van massa-actie en agitatie, maar uit de gang van zaken in om- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
liggende staten als Groot-Brittannië, Frankrijk en België blijkt dat invoering van het kiesrecht van arbeiders in dit opzicht veel effectiever is. Als voorbeeld in deze zin voert Troelstra aan wat de socialistisch gezinde gemeenteraad van Opsterland in enkele jaren aan verbeteringen voor de arbeiders aldaar tot stand wist te brengen. Hij onderscheidt dan drie motieven voor sociaal-democraten om het kiesrecht na te streven en te gebruiken: het realiseren van directe hervormingen, het daadwerkelijk werken aan de overgang naar het socialisme en het mobiliseren en bemoedigen van de arbeiders. Het eerste is nodig zowel uit ‘een oogpunt van menselijkheid’ als om de arbeidersklasse ‘als het ware op de been te houden in het tijdperk, dat haar nog scheidt van de bereiking van het einddoel van onze strijd’. Gebruik van het kiesrecht maakt het ook mogelijk de staat van de kapitalisten te infiltreren met socialistische elementen ‘zoals paalwormen zich invreten in het hout’. Het belangrijkste is echter dat in het parlement en de gemeenteraden enerzijds de huichelarij van de bezittende klassen kan worden aangevallen, anderzijds de propaganda voor ‘de Soc.-dem. beginselen’ kan worden gevoerd. Wij worden sterk door te strijden; in dien strijd leeren wij onze beginselen toetsen aan de werkelijkheid; in dien strijd worden wij gedwongen, ons met wetenschap en kennis te wapenen (...).Ga naar eind121 Vervolgens legt Troelstra in de sectie over sdap en vakbeweging nogmaals uit, dat er geen sprake is van een tegenstelling tussen politieke en economische actie. De activiteiten van vakbeweging en sociaal-democratische partij vullen elkaar aan. En zoals de politieke partij met zijn impregnatie van de staat elementen van de socialistische samenleving tot stand brengt, zo is de vakbeweging ‘waarschijnlijk... de cel, waaruit eenmaal de socialistische samenleving zal zijn opgebouwd’. Politieke actie is echter ook dan noodzakelijk om de wettelijke voorwaarden af te dwingen die het functioneren van landelijk opererende vakorganisaties mogelijk maken. Het verschil tussen actie op politiek niveau en op het niveau van de bedrijven is dat het op het eerste gaat om de strijd tussen de arbeiders als klasse en die der kapitalisten; op het tweede niveau staan arbeiders en patroons per bedrijfstak tegenover elkaar. Uiteindelijk legt Troel- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
stra dan ook het primaat bij de politieke actie. Niet alleen is deze, zoals al aangevoerd, constitutief voor de mogelijkheid van vakactie; daarnaast zijn er eisen te stellen, op het gebied van onderwijs, ziekte, werkloosheid, et cetera, die niet door de patroons, maar alleen door staat en gemeente kunnen worden ingewilligd. Als derde organisatievorm van de arbeidersklasse noemt Troelstra in de daaropvolgende sectie de coöperatie. De coöperatie is in elke verschijningsvorm een beweging in de richting van het socialisme, net als de naamloze vennootschap, de trust, ja ‘elke nieuwe fabriek’. Maar alleen in bepaalde vorm is de coöperatie ook een wapen van de arbeiders in de klassenstrijd. Hierna volgt een omvangrijke sectie, ‘De S.D.A.P. en het platteland’. Deze heeft eigenlijk slechts indirect te maken met het programma van 1895, maar is in de tweede druk nog veel sterker uitgebreid dan de andere. Niettemin is het niet oninteressant om ook dit gedeelte van Troelstra's brochure in aanmerking te nemen, omdat het de lijn van de oorspronkelijke toelichting doortrekt en hier en daar nog verfijnt. In brede streken schetst Troelstra de toestand op het platteland (in het Noorden des lands). De politieke ratio voor deze speciale aandacht is duidelijk en wordt expliciet verwoord: hier is het dat de sdap op dat moment zijn voornaamste aanhang vindt. Die aanhang beantwoordt echter maar ten dele aan het modelbeeld van het proletariaat, zoals geproduceerd door de orthodoxie van de Tweede Internationale. Het gaat om landarbeiders, die vaak hun loon moeten aanvullen met de opbrengst van een stukje (gepacht) land. De grens tussen loonarbeiders en kleine boeren is vloeiend. Het is dan ook de toeleg van Troelstra om aan te tonen dat kleine boeren, hoewel formeel bezitters, in feite gemeenschappelijke belangen hebben met de arbeidersklasse en dat hun angst voor onteigening door socialisten geen reële basis heeft.’ De kleinen worden niet door ons, maar door de kapitalisten onteigend’Ga naar eind122 (cursivering van de auteur). De ‘landnationalisatie’ waarvan het strijdprogram spreekt, heeft ten doel alle burgers hun recht ‘op den gemeenschappelijke volksgrond’ terug te geven.Ga naar eind123 Het strijdprogram was verre van volledig, en een nadere uitwerking van de eisen ten bate van de ‘plattelandsbevolking’ - zulke termen gebruikt Troelstra om boeren en arbeiders on- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
der één noemer te brengen - is gegeven in het verkiezingsprogramma van 1897, het eerste van de sdap. De betreffende paragrafen heeft Troelstra toegelicht in een artikel in de Sociaaldemokraat van 10 april 1897, dat hij, met enkele wijzigingen, laat volgen als afsluiting van sectie en brochure.
Nog eenmaal zet Troelstra dan de uitgangspunten van de sdap uiteen. Zolang de arbeiders de staatsmacht nog niet in bezit kunnen nemen, zal de sdap politieke rechten nastreven ter verbetering van de levensomstandigheden en ter bespoediging van de ‘ekonomische revolutie’. Aldus neemt zij - in onderscheid tot de ‘sekte der “revolutionairen”’ - deel aan de ‘daadwerkelijke strijd der onteigende klassen’. Als ‘sociaaldemokratische’ partij worden wij daarbij vooral geleid door ons dubbel doel: de massa te organiseren in den internationalen klassenstrijd en de totstandkoming van direkte maatregelen te bevorderen, die den overgang van grond, fabrieken, mijnen enz., van industrie en landbouw in het bezit en beheer der gemeenschap verhaasten. Dit toch is de ‘ekonomische revolutie’, waarvan ons program spreekt. Als ‘arbeiderspartij’ houden wij daarbij meer het oog gevestigd op de direkte voordelen die te behalen zijn voor de door de maatschappelijke ontwikkeling getroffenen, ter voorziening in de werkeloosheid, ter verkorting van arbeidsduur, ter verbetering van onderwijs-, voeding-, woningtoestanden, enz. - ter opheffing van onrechtvaardigheden en lasten, die den midden- en kleinen boerenstand ten pleziere der rijken drukken - ter verbetering van den toestand der verarmde huurboeren, enz. Een en ander moet dienen, om te bevorderen, dat de onvermijdelijke overgang van de kapitalistische in de socialistische maatschappij niet alleen zo snel mogelijk plaats vinde; maar dat die overgang ook met zoo weinig mogelijk leed en ontaarding der geproletariseerde klasse gepaard ga.Ga naar eind124 Na aldus de grote lijnen der maatschappelijke ontwikkeling in orthodox-marxistische zin te hebben geschetst op een manier die de tegenstelling arbeid-kapitaal vertaalt naar de verhoudingen op het platteland, licht Troelstra de specifieke eisen uit het verkiezingsprogramma toe die op de laatste betrekking hebben. Kenmerkend is dat hij steeds weer tracht aan te tonen dat deze eisen niet op zich staan, maar her- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
leid kunnen worden tot de algemene ontwikkeling van kapitalisme naar socialisme. Naast het ijveren van de beweging staat zijns inziens de economische nood er borg voor dat die ontwikkeling zich zal doorzetten in weerwil van de liberale theorieën en de onwil van de kapitalisten. Opnieuw wordt de gemeente in dit proces een belangrijke rol toegekend, waarbij Groot-Brittannië als voorbeeld dienst doet. Dat de in het ontwerp-program opgenomen agrarische eischen alle de strekking hebben, om de ontwikkeling der maatschappij in die richting te verhaasten, verhoogt hunnen waarde en beteekenis als onderdeelen van het program eener partij, die sterk is, alleen omdat zij staat op den bodem der wordende werkelijkheid en aan wie de toekomst behoort, juist omdat zij de toekomst kent.Ga naar eind125 In het slotwoord herhaalt Troelstra de thema's uit het voorgaande: de sdap ontleent het besef van haar kracht aan het feit dat ‘hare beginselen uitvloeisels zijn van de wetenschap der maatschappelijke verschijnselen’, een besef dat nog versterkt wordt door het besef dat de sdap deel uitmaakt van een gelijkgezinde internationale arbeidersbeweging. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Het programma nader beschouwdWereldbeschouwingDe tekst van het programma levert geen basis om van een daarin vervatte wereldbeschouwing te spreken. Uitspraken over de aard van de kosmos en de wereld komen niet voor, evenmin als verwijzingen naar godsdienst of religie, behalve de eis naar strikte scheiding van kerk en staat, die bij implicatie inhoudt dat de partij als zodanig neutraal staat tegenover godsdienst. Als men de terminologie die later in zwang kwam wil gebruiken, dan kan men constateren dat dit programma wel een duidelijk ‘historisch materialistisch’ karakter heeft, maar niet in het minst een ‘dialectisch materialistisch’. Dit heeft het gemeen met zijn Duitse voorbeeld; ook de toelichting daarop van Kautsky trekt in het geheel niet de lijn door naar een complete wereldbeschouwing zoals die in 1878 door Friedrich Engels werd geoffreerd in zijn Herr Eugen Dührings | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Umwälzung der WissenschaftGa naar eind126 en die later in het communisme is uitgewerkt tot een alomvattende, ‘wetenschappelijke’ wereldbeschouwing, aangeduid als ‘dialectisch materialisme’. Binnen de sdb was sprake geweest van een militant atheïsme, maar daarvan nam de nieuwe partij impliciet afstand. In zijn rede op het congres van 1895 keerde Troelstra - zelf godsdienstloos opgevoed, die in zijn gedenkschriften uitvoerig melding maakt van zijn eigen verwerking van het toen in zwang zijnde materialismeGa naar eind127 - de toen gebruikelijke kritiek op de socialisten als vijanden van de godsdienst zelfs om: de godsdienst wordt juist ondermijnd door de ‘kapitalistische groot-industrie’: Deze leert de menschen zich voortdurend bezig te houden met den zorg voor het dagelijksch brood; de nood vreet de menschen tot op het gebeente; de godsdienstige troostredenen verliezen hunne kracht tegenover de stoffeljke ellende.Ga naar eind128 Mogelijkerwijs gedeeltelijk uit tactische overwegingen, gedeeltelijk uit overtuiging toonde de sdap zich in haar eerste program wereldbeschouwelijk neutraal, agnostisch. | |||||||||||||||||||||||||||||||
MaatschappijbeeldHet maatschappijbeeld van het program is daarentegen expliciet en herkenbaar. Het program is een samenvatting van de theorie van de maatschappij zoals die door Marx is samengevat in het Manifest van de Communistische Partij en het voorwoord tot Zur Kritik der politischen Oekonomie. Waar het sdap-programma in grote lijnen parallel loopt met het Erfurter Programm, is het gerechtvaardigd het maatschappijbeeld dat eraan ten grondslag ligt in hoofdlijnen te schetsen aan de hand van Kautsky's toelichting, die ook in Nederland als gezaghebbend gold - Drees noemt deze in 1912 een verplichte tekst voor sdap-leden.Ga naar eind129 Kautsky onderscheidt drie onderdelen van het algemene deel van het programma: 1. Een schets van de tegenwoordige maatschappij en haar ontwikkelingsgang. Daaruit worden gevolgtrekkingen gemaakt: 2. omtrent de eind- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bedoelingen der sociaaldemocratie en 3. omtrent die middelen, die tot haar verwezenlijking kunnen en moeten voeren.Ga naar eind130 Deze ontwikkelingsgang wordt gekenmerkt door de kapitalistische productiewijze die enerzijds tot een ongekende economische groei leidt en anderzijds tot de polarisatie tussen een slinkend aantal kapitaalbezitters en een groeiende arbeidersklasse. Aldus neemt echter voor beide klassen de onzekerheid van het bestaan toe. De toenemende produktiviteit van den arbeid vermeerdert niet enkel de meerwaarde, die den kapitalisten ten deel valt, zij vermeerdert ook de hoeveelheid waren, die ter markt komen en door de kapitalisten moeten worden verkocht. Met de uitbuiting neemt ook de concurrentie toe, de verbitterde strijd van alle ondernemers tegen alle ondernemers. En hand aan hand met deze ontwikkeling gaat een voortdurende technische verandering, gaan onophoudelijke nieuwe uitvindingen en ontdekkingen, die het bestaande alle waarde ontnemen en niet alleen sommige arbeiders, niet alleen sommige machines, maar dikwijls geheele bedrijven, ja zelfs geheele takken van industrie overtollig maken. Geen enkele kapitalist kan op de toekomst bouwen, niemand weet met zekerheid, of hij in staat zal zijn, dat wat hij verwierf, te behouden en aan zijn kinderen na te laten.Ga naar eind131 Ten gevolge van de overproductie ontstaan zo economische crises, want het kapitalisme is stelselloos, het voorziet niet automatisch in aanpassing van de vraag bij het aanbod. De chronische overproductie ondermijnt de historische taak van de klasse der kapitalisten, namelijk om op basis van warenproductie en het privé-bezit van de arbeidsmiddelen, de oorspronkelijk beperkte productieve kracht van arbeid oneindig te vergroten. De vorming van steeds grotere bedrijven en kartels betekent dat de functie van de kapitalisten steeds meer door betaalde beambten wordt bekleedGa naar eind132 - een interessante pre-echo van Burnhams these van de ‘managerial revolution’. De concentratie van kapitaal leidt tot ‘wereldondernemingen’ die concurrentie uitbannen. Tegelijkertijd wordt zo de overgang naar het socialisme voorbereid. Troelstra op het congres: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het groote voordeel van deze omstandigheid zit evenwel hierin, dat ze het de gemeenschap gemakkelijk maken, door straks vereenigd te zeggen tegen de heeren Rothschild en de aandeelhouders der Standard Oil Compy.: Jullie wordt bedankt voor wat je hebt gedaan: stapt nu op, de gemeenschap zal voortaan uw zaken beheren.Ga naar eind133 De conclusie luidt dat de privé-eigendom van de arbeidsmiddelen onverenigbaar wordt met de verdere ontwikkeling van de maatschappij. Deze tegenstrijdigheid kan zich in twee richtingen oplossen: socialisme of barbarij - een samenleving gebaseerd op andere uitgangspunten dan wel maatschappelijke ontbinding.Ga naar eind134 In dit maatschappijbeeld komen geen andere structurele ontwikkelingen of tegenstellingen aan de orde, bijvoorbeeld van religieuze of politieke aard. Het is inderdaad orthodox, in termen van de orthodoxie van de Tweede Internationale.Ga naar eind135 Niettemin twee kanttekeningen: In de eerste plaats valt hier de nadruk op kleine boeren als mogelijke bondgenoten en toekomstige proletariërs op. Op de redenen voor die nadruk is al gewezen. Ze is echter niet werkelijk in tegenspraak met de orthodoxie. Kautsky schreef al: Het grootste deel der boeren en van hen, die in het kleinbedrijf werkzaam zijn, behoort in werkelijkheid ook reeds tot het proletariaat. Wat hen daarvan scheidt, hun bezit, is nog slechts een dun scherm, meer geschikt, hun uitbuiting en afhankelijkheid te verhullen dan te verhinderen, een scherm dat door een eenigszins sterken wind kan worden opgelicht en weggeblazen.Ga naar eind136 Deze visie behelsde de onvermijdelijkheid van de ondergang van het zelfstandige boerenbedrijf, een these die in de jaren negentig in Duitsland zowel op theoretische als op praktisch politieke gronden steeds meer werd betwist en Kautsky er uiteindelijk toe bracht zijn standpunt in een omvangrijke studie, Die Agrarfrage, te nuanceren.Ga naar eind137 Hieraan wordt in de toelichting van Troelstra merkwaardig genoeg geheel voorbijgegaan, ook in de tweede editie. Die Agrarfrage verscheen in hetzelfde jaar als die tweede editie, maar het debat over deze kwestie was in de spd al gaande ten tijde van de opstelling van het eerste sdap-programma. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In de tweede plaats ontsnapt het program, en zeker de toelichting van Troelstra op twee manieren aan het orthodoxe maatschappijbeeld: allereerst is er het beroep op politieke rechten en plichten, dat veeleer in een radicaal-democratisch (‘republikeins’) maatschappijbeeld thuishoort; daarnaast wordt al een voorschot op het revisionismedebat genomen door de nadruk die Troelstra legt op de staat en vooral de gemeente als instrumenten bij de overgang naar het socialisme. Dit laatste getuigt zowel van de invloed van de Britse Fabians als van de verwachting dat de sdap vooreerst politieke macht op dit niveau zou kunnen veroveren en uitoefenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Politiek en partijBinnen dit maatschappijbeeld is de eigen partij de georganiseerde politieke arm van het proletariaat, en als zodanig onderdeel van een veel bredere sociale beweging, waarvan coöperatie en vakorganisatie andere uitingsvormen zijn. De sdap ziet zich zeker niet als een ‘gewone’ politieke partij naast andere. Ten opzichte van de vakbeweging is zij uiteindelijk de zwaardere factor. In zijn congresrede vergeleek Troelstra de inspanningen van vakbonden ter verbeteringen van de arbeids- en leefomstandigheden met ‘de vaak noodlottige guerrillaoorlog’; niet deze, doch ‘de geregelde strijd om de politieke macht zal ons de overwinning brengen.’Ga naar eind138 De rol van de politiek is in de visie die dit program doordrenkt een dubbelzinnige in het ontwikkelingsproces van de samenleving. Zij is secundair in zoverre politiek handelen alleen maar de door de machinerie van de productiewijze gebaande weg schoon kan vegen en begaanbaar maken: noodzakelijk, maar niet wezenlijk. Zij is echter ook primair, omdat alleen door politieke handelingen de wetten en rechten tot stand kunnen komen die de maatschappelijk noodzakelijke economische ontwikkeling mogelijk maken. In de visie van dit program, en met name die van Troelstra, is politiek dus enerzijds constituerend voor de ontwikkeling van de productiewijze, anderzijds daarvan een onderhoudsmonteur. Het program vindt hier een slimme oplossing voor het probleem basis-bovenbouw, dat in feite het grote theoretische vraagstuk in het marxisme van de Tweede Internationale vormde. Het doel van de politiek is uiteindelijk een revolutie die een eind | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
maakt aan het privé-bezit der arbeidsmiddelen. Al in Kautsky's toelichting doet zich echter het probleem voor dat er geen duidelijke relatie bestaat tussen die revolutie en het optreden van de sociaal-democratische partij. Kautsky wijst het streven naar sociale hervormingen in het geheel niet af. Maar hij benadrukt dat niet daardoor de bestaande verhoudingen wezenlijk veranderd kunnen worden. Sterker nog: ‘Negen tiende der hervormingsvoorstellen bezitten niet alleen geenerlei waarde, maar zijn ook direkt nadelig voor de uitgebuiten.’Ga naar eind139 Zo wordt een eigenaardige dissonantie opgeroepen tussen de politieke inspanningen die de sociaal-democraten zich getroosten en de opbrengst die zij daarvan mogen verwachten. Deze dissonantie wordt in de toelichting van Troelstra wel toegedekt, maar niet opgeheven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Wereldorde en buitenlandse politiekHet program en de toelichting spreken herhaaldelijk van het internationale karakter van kapitalisme zowel als van de socialistische beweging. De implicatie dat de overgang van kapitalisme naar socialisme alleen maar op transnationaal niveau gedacht kan worden, wordt ook hier niet onder ogen gezien, zomin als in de andere socialistische programma's van deze tijd. Het vraagstuk dat in het program centraal staat: de overgang naar het socialisme wordt - impliciet - enkel en alleen als een zaak van binnenlandse politiek gedefinieerd en uitgewerkt. Toch kan men zowel uit het congresverslag - vide de opmerkingen van Schaper - als uit de toelichting van Troelstra opmaken dat wel degelijk gezien werd dat van ‘socialisme in één land’ (om een anachronistische term te bezigen) nooit sprake zou kunnen zijn. Hoe de toekomstige, socialistische wereldorde eruit zou moeten zien, daaraan wordt in het program evenwel geen woord vuil gemaakt evenmin als aan de bestaande internationale orde. In het ‘strijdprogram’ is maar één artikel (van de twaalf) aan dit onderwerp besteed; het is een van de kortste en het bevat het punt ‘Beslissing van internationale geschillen langs scheidsrechterlijke weg’ - een punt meer algemeen-liberaal, zoal niet conservatief, dan typerend voor de sociaaldemocratie. De eerste helft van dit artikel vi stelt afschaffing van ‘het militaire stelsel’ en de ‘staande legers’ voor. Wat met het eerste wordt bedoeld wordt noch uit de tekst zelf, noch uit de toelichting van Troelstra - die | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aan dit artikel en dit onderwerp geen enkele aandacht besteedt - duidelijk. Blijkbaar niet afschaffing van een nationaal defensie-apparaat als zodanig, want het ‘staande leger’ zou volgens dit artikel moeten worden vervangen door ‘invoering van algemeene weerplicht’. Deze lacune in het programma kan men enerzijds uitleggen als een symptoom van het tekort van de Tweede Internationale om de notie van ‘internationalisme’ te verbinden met het feitelijk optreden van de aangesloten partijen en bewegingen in het kader van nationale staten. Anderzijds getuigt zij ook van het feit dat de vroege sociaal-democratie vrijwel uitsluitend gepreoccupeerd was met ‘de sociale kwestie’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Staatkundige structuurOvereenkomstig de marxistische theorie zijn staat en staatsinrichting als afgeleiden van de economische structuur van de samenleving beschouwd en beschreven. Daarbij blijft impliciet de al eerder genoemde paradox aanwezig: het functioneren van de kapitalistische productiewijze wordt mogelijk gemaakt en gereguleerd door de staatsmacht en de door deze afgekondigde wetten. Het program van de sdap stelt de verovering van de staatsmacht dan ook als het grote doel. Pas als dit is gebeurd, wordt het mogelijk de regels van het spel te veranderen in het voordeel van de arbeidersklasse. Opmerkelijk is dat aan de wijze waarop het proletariaat - onder aanvoering van de sdap - de staatsmacht moet verkrijgen, in het program eigenlijk geen aandacht wordt besteed en ook niet aan de wijze waarop de staat na die verovering moet worden ingericht. In deze lacune voorziet kennelijk de ingebouwde vooruitgangsgedachte van het orthodoxe marxisme: de ontwikkeling van het kapitalisme produceert een relatief en absoluut steeds omvangrijker proletariaat. Zo kan via de uitbreiding van de democratie de macht van het getal de doorslag geven bij de verovering van de staatsmacht. Zoals gezegd: deze idee blijft impliciet. Pas na het uitbreken van het revisionismedebat wordt het nodig geacht een expliciete theorie over de verovering daarvan op te stellen. Zowel uit de tekst van het program als uit Troelstra's toelichting blijkt dat de sdap in afwachting van het veroveren van de staatsmacht geen voorstellen heeft ten aanzien van de bestaande inrichting daarvan. Staatsrechtelijke hervormingen en veranderingen staan de sociaal-democraten nauwelijks | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
voor, met uitzondering uiteraard van de uitbreiding van het kiesrecht. In het ‘strijdprogramma’ worden als verdere staatsrechtelijke veranderingen de afschaffing van de Eerste Kamer, de invoering van ‘volksinitiatief’ (het recht van burgers om wetten voor te stellen) en ‘referendum’ (het recht van burgers om maatregelen van een wetgevend lichaam goed of af te keuren) en ‘uitgebreide zelfregeering der gemeenten’ voorgesteld. Troelstra doet in zijn toelichting veel moeite om te benadrukken dat de staat, en vooral de gemeente, een bruikbaar instrument is, of kan zijn, ten dienste van de sdap; op de andere punten van staatkundige aard uit het strijdprogramma gaat hij niet in. Het strijdprogramma heeft krachtens zijn aard slechts betrekking op de periode vóór de overgang naar het socialisme. Toch blijkt zowel uit de toelichting van Troelstra als uit die van Kautsky dat de beoogde hervorming van de staatsinrichting voorafgaande aan de overgang naar het socialisme bepalend is voor de maatschappelijke orde daarna. Het gaat dan echter niet zozeer om de politieke, als om de economische inrichting van de nieuwe maatschappij. Het program is al met al op dit punt alleen begrijpelijk tegen de achtergrond van de marxistische heilsverwachting. Aan de ene kant wordt een totale verandering van de staat voorzien, die echter op geen enkele manier inhoud krijgt. Aan de andere kant wordt in afwachting van de ommekeer de bestaande bestuurlijk-juridische structuur van de staat als een - potentieel bruikbaar - gegeven aanvaard. (Een strategische opvatting die men overigens nog veel sterker zal blijven aantreffen bij de niet-marxistische Labour Party, tot op de dag van vandaag.)Ga naar eind140 Binnen deze logica ligt het voor de hand dat het programma niet voorziet in een rol voor politiek en partij na de revolutie. | |||||||||||||||||||||||||||||||
ProductiesfeerIn het sdap-program wordt niet gesproken van staatsburgers maar van arbeiders. Zij zijn het object van de sociaal-democratische politiek - over andere bevolkingsgroepen wordt slechts gesproken als het om tegenstanders gaat of om potentiële medestanders. (Potentieel, omdat de werking van het kapitalisme tot proletarisering leidt.) De staatsburger is in deze visie arbeider en producent. Het productiestelsel dat in het program wordt nagestreefd heet so- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
cialistisch. In de tekst wordt niet ingegaan op de inhoud van dit socialisme. Troelstra doet wel een poging in deze richting. Aan de ene kant trekt hij de lijn van het orthodoxe marxisme door, door nog sterker dan Marx (bij gelegenheid) en Kautsky, de eerste contouren van de toekomstige economische structuur al te laten schemeren door de brute werkelijkheid van het hedendaagse kapitalisme heen. De al van Marx stammende voorbeelden van de coöperatie en van de naamloze vennootschap als ‘die Aufhebung der kapitalistischen Produktionsweise innerhalb der kapitalistischen Produktionsweise selbst’Ga naar eind141 vult hij aan met dat van de trust, al gaat hij niet in op het probleem hoe de nationale vorm van de arbeidersbeweging te combineren met de vorming van internationale trusts. Kautsky, aan wie Troelstra deze voorstelling van zaken waarschijnlijk heeft ontleend, stelt in zijn toelichting op het Erfurter Programm dat toenemende arbeidsverdeling en daarmee gepaard gaande schaalvergroting maken dat van de bestaande maatschappelijke organisaties slechts de moderne staat groot genoeg is ‘om daarbinnen de socialistische gemeenschap te ontwikkelen’.Ga naar eind142 Maar in een aansluitende alinea vraagt hij zich af of de economische interdependentie al niet zulke vormen heeft aangenomen dat de staat te klein is om de socialistische gemeenschap te kunnen omvatten.Ga naar eind143 Merkwaardig genoeg volgt hij deze observatie niet met de slotsom dat de overgang naar het socialisme logischerwijs inhoudt dat een dergelijke geïntegreerde wereldeconomie beheerst moet worden binnen één politieke structuur. Neen, Kautsky stelt dat moderne staten vanwege dit schaalprobleem gedwongen zijn zich uit te breiden tot dit niet verder mogelijk is, omdat zij op elkaar stuiten. Dan staan er twee wegen open om uit dezen ondragelijken toestand verlost te worden en in de behoefte naar uitbreiding van ons economisch leven te voorzien: een wereldkrijg, die eenige der bestaande Europeesche Staten vernietigt, alle overige echter totaal uitput; of hun vereeniging in een statenverbond dat door een tolverbond zou voorbereid kunnen worden.Ga naar eind144 Met andere woorden: ook in deze gedachtegang houdt ‘internationalisme’ allerminst in dat de bestaande staten als zodanig verdwijnen. Het socialisme verschijnt hier als het resultaat van een economi- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
sche concentratie die de particuliere eigendom in tendens opheft. De juridische eigendom staat centraal; uitschakeling van concurrentie als gevolg van concentratie en monopolievorming maakt in deze visie tevens een efficiëntere productie mogelijk. In het programma en in Troelstra's betoog vindt men ook andere elementen, niet met het voorgaande in tegenspraak, maar wel een ander accent leggend. Dat is bijvoorbeeld waar gesproken wordt van het ‘teruggeven van de gemeenschappelijke volksgrond aan alle burgers’Ga naar eind145 en van de rol die de gemeente daarbij speelt. De publieke eigendom verschijnt hier als een institutie die de voorkapitalistische notie van ‘gemeenheid’ (van grond) doortrekt en een nieuwe vorm geeft. Voorzover er een spanning te vinden is in deze twee - onuitgewerkte - begrippen van socialisme, is deze een echo van de tegenstelling die in verschillende socialistische theorieën, met name die van Marx, bestaat. Terwijl in het socialisme enerzijds het kapitalisme wordt begrepen als de verwekker van schaarste, wordt de overwinning van deze maatschappelijk geproduceerde schaarste gezocht in vergroting van de productie. Maar deze leidt juist tot meer schaarste - zo vervangt de socialistische theorie het ‘Akkumuliert, akkumuliert, das ist Moses und die Propheten’ (Marx) als motor van het kapitalisme door een andere, die uitloopt op de ‘mimetische begeerte’ (Girard) van tot bezitsindividualisten getransformeerde staatsburgers.Ga naar eind146 De vertaling van deze punten in het strijdprogramma uit zich in de eis tot landnationalisatie, nationalisatie van de monopolies van industrie - niet nader gespecificeerd - en vervoer ‘in het algemeen belang’, en het in eigen beheer nemen van rijks-, provinciale en gemeentewerken. Daarnaast stelt het strijdprogramma een alomvattende arbeidswetgeving in het vooruitzicht, waarvan de ingrediënten vrij gedetailleerd worden opgesomd, zonder dat Troelstra die verder toelicht. Betere arbeidsomstandigheden, ziekteverzekering, staatspensioen en staatszorg voor wie niet, niet meer of nog niet aan het arbeidsproces deel kan nemen - dat zijn de grote lijnen in de voorgestelde maatregelen. Deze voorstellen uit het strijdprogramma worden voorgesteld als mogelijk te nemen stappen die het socialisme weliswaar naderbij brengen, maar toch in de eerste plaats bedoeld zijn om heersende | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
misstanden te bestrijden. Zij vormen niet de weg naar het socialisme, maar zijn slechts terloops verloren kiezelsteentjes op dat pad. De relatie tussen ‘program’ en ‘strijdprogramma’ is dan ook dubbelzinnig. In één opzicht staat het strijdprogramma los van het ‘theoretische deel’ - wat onder andere tot uiting komt in het feit dat Troelstra er in zijn toelichting nagenoeg geen aandacht aan besteedt, evenmin als Kautsky dat deed in zijn ‘kleine katechismus’ over het Erfurter Programm. Aan de andere kant wordt het strijdprogramma uitgelegd als ten dele een praktische uitwerking van de analyse in het ‘program’. Die dubbelzinnigheid wordt noch in de Duitse, noch in de Nederlandse document overwonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
ReproductiesfeerIn het ‘program’ wordt aan dit thema eigenlijk geen aandacht besteed. Wel in het ‘strijdprogram’, waar allerlei voorstellen hierop betrekking hebbend de revue passeren: beter en goedkoper onderwijs, idem dito ziekteverzorging, ‘strenge keuring der levensmiddelen’, enzovoorts. Deze hebben alle betrekking op de toestand voorafgaand aan de revolutie. | |||||||||||||||||||||||||||||||
4.4 SlotbeschouwingWansink wees er al op dat de verschillen tussen het eerste programma van de sdap en het laatste van de sdb niet zeer groot zijn, waar beiden sterk waren beïnvloed door het Erfurter Programm.Ga naar eind147 Het voornaamste onderscheid is dat het sdb-programma uitdrukkelijk het primaat van de ‘economische’ strijd ten opzichte van de politieke stelt, terwijl in het sdap-programma de klassenstrijd een gelijkwaardige economische en politieke dimensie wordt toegekend. Dit is ook het voornaamste inhoudelijke onderscheid van het sdap-programma ten opzichte van zijn grote voorbeeld, het Erfurter Programm. Dit voorbeeld was toentertijd zó voor de hand liggend dat van een keuze eigenlijk geen sprake lijkt te zijn geweest voor de opstellers van het program. Aldus kon de nieuwe partij zich in binnen- en buitenland presenteren als de legitieme politieke vertegenwoordiger van het Nederlandse proletariaat naar de criteria van de Tweede Interna- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
tionale en de belangrijkste machtsfactor daarbinnen, de spd. Het grote probleem van het Erfurter Programm en dus ook dat van het sdap-programma, is de relatie tussen het theoretische deel en het praktische. ‘The dispute between the orthodox and the revisionists may be reduced to the question which part of the Erfurt Programma truly expressed the party's mind and policy,’ schrijft Kolakowski hierover met betrekking tot de spd.Ga naar eind148 Het eerste was geschreven door Kautsky, het tweede door Bernstein - zo laat het Erfurter Programm zich achteraf lezen als opmaat tot het debat over het revisionisme, dat feitelijk pas uitbrak na de publicatie van Bernsteins Die Voraussetzungen des Sozialismus und die Aufgaben der SozialdemokratieGa naar eind149 in 1899. Ogenschijnlijk past het praktische deel perfect in het theoretische. Doorslaggevend was echter het door de theorie voorspelde revolutionaire perspectief. Alleen als dit juist (of geloofwaardig) was, kon de ‘praktische’ politieke strijd opgevat worden als een noodzakelijk en nuttig instrument ten dienste daarvan. Zonder dit perspectief konden zulke inspanningen voorgesteld worden als gericht op, en gedoemd tot niet meer dan verbeteringen binnen de bestaande orde, die bovendien bij succes het gevaar liepen deze nog te versterken. Domela Nieuwenhuis had al in 1894 deze sombere voorspelling gedaan: zoals de triomf der christelijke kerk de val is geweest van het christelijk beginsel, zo zal de zegepraal der democratie de nederlaag van het socialisme zijn; de sociaal-democratische partij zal tenslotte ontaarden in een doodgewone hervormingspartij.Ga naar eind150 Werd het ‘theoretisch perspectief’ - eventueel stilzwijgend - losgelaten, dan kon de ‘practische strijd’ echter opgevat worden als de weg bij uitstek tot bewustwording en organisatie van de arbeidersklasse en tot realisering van het socialistisch (strijd)programma langs evolutionaire weg. Dat was de Gestaltwechsel die Bernstein met zijn boek tot stand bracht; in de sdap zou deze andere visie op de werkelijkheid, gebaseerd op hetzelfde program, een uitgesproken woordvoerder vinden in Vliegen.Ga naar eind151 Het mechanisme dat Domela in het bovenstaande citaat onderkent, is dat van de organisatie die van middel tot doel wordt, twintig jaar la- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ter in kaart gebracht door Robert Michels;Ga naar eind152 maar de uitkomst is dezelfde als die de orthodoxen boven alles vreesden: ‘een doodgewone hervormingspartij’ te worden. Maar wat was het alternatief? Domela mocht inhoudelijk gelijk hebben, misschien krijgen - politiek had hij geen andere weg naar het socialisme te bieden. In zo'n situatie waren ook de orthodoxen wel gedwongen tot ‘hervormingsarbeid’, al zeiden zij er steeds bij dat deze niet echt van belang was voor het werkelijke doel. Een vergelijking dringt zich op met de door Weber beschreven ‘innerweltliche Askese’ van calvinisten die in predestinatie geloofden. In de zekerheid dat goede werken noch gebed er iets toe deden als het ging om hemel of hel, legden zij zich erop toe in het ondermaanse toch zo ijverig mogelijk te werken als om die onzekerheid over hun uiteindelijke bestemming te bezweren.Ga naar eind153 In zo'n positie bevonden de orthodoxe sociaal-democratische partijen zich min of meer ook. Aan de ene kant was er de revolutie, noodzakelijk, onontkoombaar - maar een gebeurtenis die niet voorbereid kon worden, aan het uitbreken waarvan niets wezenlijks kon worden bijgedragen. ‘De sociaal-democratische partij is een revolutionaire partij,’ zou Kautsky later (1909) in Der Weg zur Macht schrijven, ‘maar het is niet een partij die revolutie maakt.’Ga naar eind154 Aan de andere was er ‘hervormingsarbeid’, die het gevaar van ‘aanpassing’ met zich mee bracht, maar nochtans het enige was wat er te doen viel. De dissonantie viel eigenlijk alleen maar op te lossen door het revolutionaire perspectief op te geven en die hervormingsarbeid zelf centraal te stellen met als horizon de geleidelijke democratisering en socialisering van de samenleving (die ongemerkt samen was gevallen met de nationale staat). In deze zin was het revisionisme een idee dat, zoals Gustafson schrijft, in de jaren negentig al in de lucht hing.Ga naar eind155 Kautsky laat in zijn toelichting op het Erfurter Programm het ‘praktische’ gedeelte geheel buiten beschouwing. Troelstra deed dat niet in de zijne op het sdap-program; wij hebben gezien hoe hij tussen theorie en strijdprogramma zwaluwstaartverbindingen maakte. De sdap zou, misschien dankzij zo'n constructie, anders dan de spd geen revisionismedebat als in Duitsland kennen. Maar de spanningen tussen theorie en politieke praktijk, die al in het program van 1895 bestaan, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zullen zich in de vijftien jaren nadien vertalen in een met dat debat over het revisionisme parallelle ‘richtingen- en partijstrijd’,Ga naar eind156 waarvan het volgende beginselprogramma van de sdap een van de (bij)producten werd. |
|