Het sociaal-democratisch programma. De beginselprogramma's van SDB, SDAP en PVDA 1878-1977
(2002)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |||||||||
3
| |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
scheid tussen ‘socialistisch’ en ‘sociaal-democratisch’ kwam er rond 1880 in Nederland op neer dat ‘socialistisch’ verwees naar een algemene gezindheid, maar ‘sociaal-democratisch’ naar een uitgesproken politieke opvatting, die ook in de aansluiting bij een organisatie tot uiting kwam. Aldus beschouwde Ferdinand Domela Nieuwenhuis zich aanvankelijk als ‘socialist’, maar pas als ‘sociaal-democraat’ toen hij daadwerkelijk bij de oprichting van de sociaal-democratische vereniging in Den Haag betrokken raakte.Ga naar eind2 Hoewel met deze variatie in begripsinhoud in de context van het betreffende hoofdstuk steeds rekening wordt gehouden, gebruik ik in deze studie als generieke term ‘sociaal-democratisch’. | |||||||||
3.2 De Sociaal-Demokratische BondEen opmerking voorafEvenmin als in andere landen ontstond het socialisme in Nederland als een ‘natuurlijke’ ideologie van ‘de arbeidersklasse’. Eerder ligt het omgekeerd: socialistische theorieën definiëren de arbeidersklasse als feitelijk verschijnsel, lang voordat deze zich empirisch vertoont. Als zulks uiteindelijk in meerdere of mindere mate het geval wordt, kan men dit opvatten als een succes van de socialistische theorie maar even goed als het gevolg van de uniformerende werking van de opkomende machinale fabrieksproductie. Zoals Marx het proletariaat uitvond op een moment dat het in Duitsland nauwelijks bestond, omdat hij het nodig had voor de opbouw van zijn theorie,Ga naar eind3 zo is ‘de arbeidersklasse’ als concept een constructie van Franse burgerlijke historici als GuizotGa naar eind4 en Engelse politieke economen als Ricardo.Ga naar eind5 Dit begrip wordt in de jaren dertig en veertig van de negentiende eeuw overgenomen in de vroege socialistische theorievorming. Maar het blijft een constructie van buitenaf, die niet correspondeert met de feitelijke verhoudingen van sociale ongelijkheid, welke vooreerst zowel horizontaal (geografisch) als verticaal (hiërarchisch) veel te gecompliceerd zijn om ze te kunnen reduceren tot een tweedeling in antagonistische klassen.Ga naar eind6 De implicatie van deze constatering is dat er geen vanzelfsprekend | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
en logisch verband bestaat tussen de ontwikkeling van het socialisme en de opkomst van de arbeidersbeweging. In de eerste plaats omdat er in de eerste helft van negentiende eeuw geen sprake is van een sociaal en politiek homogene arbeidersbeweging. De sociale scheidslijnen tussen de zelfstandige ambachtsman, de geschoolde werkman en de ongeschoolde fabrieksarbeider waren aanzienlijk.Ga naar eind7 In de tweede plaats blijkt de aantrekkingskracht van socialistische ideeën zich willekeurig te spreiden over uiteenlopende elementen van deze zogenaamde arbeidersklasse, en trouwens niet tot deze beperkt te blijven. In veel (populaire) geschiedschrijving van het socialisme is de vanzelfsprekende relatie tussen arbeidersbeweging en socialisme een stilzwijgend uitgangspunt. Het enige probleem dat dan overblijft is de vraag waarom niet de hele arbeidersklasse socialistisch is geworden. In een zonderling restant van marxistisch heilsgeloof voerden vooruitstrevende historici van de arbeidersbeweging in de jaren zeventig in Nederland het onderscheid in tussen de ‘eigenlijke’ en de ‘oneigenlijke’ geschiedenis van deze beweging. De ‘eigenlijke’ geschiedenis was die van socialistisch georganiseerde arbeidersbeweging; de ‘oneigenlijke’ die van ondernemers en de confessioneel georganiseerde arbeiders. De laatsten maken namelijk geen geschiedenis, aangezien zij de bestaande orde instandhouden, terwijl de eerste een deze orde overstijgend standpunt inneemt.Ga naar eind8 Afgezien van de teleologie in dit perspectief, spreekt hieruit wel zeer prominent de aanname van de vanzelfsprekende binding tussen arbeidersbeweging en socialisme. Hiertegenover stel ik dat de mate waarin socialistische denkbeelden vaste voet verwierven binnen het sociale mozaïek dat ‘arbeidersbeweging’ wordt genoemd, afhankelijk is van het leiderschap, de overtuigingskracht en het organisatievermogen waarmee die denkbeelden werden gepropageerd, van de feitelijke mogelijkheden om ze te propageren en van de concurrentie die ze ondervonden van andere, al bestaande of nieuwe denkbeelden. Zo gezien is het eerder opmerkelijk dan vanzelfsprekend dat in de meeste staten in de kernzone van de wereldeconomie uit de wirwar van ‘werklieden’-organisaties van allerlei slag er één substantiële sociaal-democratische partij of organisatie overbleef. | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
Oprichtingscongres van de SDBIn 1881 besloten de sociaal-democratische verenigingen in Amsterdam, Den Haag, Haarlem en Vlissingen zich te bundelen in een landelijke organisatie: het Sociaal-Democratische Verbond, later Sociaal-Democratische Bond, sdb.Ga naar eind9 Op 12 februari 1882 vond de oprichtingsvergadering plaats, in café Cosmopolite in Amsterdam. Groot was de Bond vooreerst niet: zij telde bij de aanvang zo'n 350 leden, van wie 150 uit Amsterdam.Ga naar eind10 Op het congres in 1882 stelde men ook een programma vast; volgens Vliegen was dit overigens al eerder in gebruik.Ga naar eind11 Dit is niet onwaarschijnlijk, want in feite bouwde dit programma voort (voorzover het er niet identiek mee was) op het programma dat de Amsterdamse vereniging in 1878 had aanvaard. Dit was op zijn beurt weer afgeleid van het Program van Gotha, het program waarop de twee Duitse socialistische partijen, die van de Lassalleanen en die van de Eisenachers, elkaar in 1875 vonden toen zij fuseerden tot Sozialdemokratische Arbeiterpartei Deutschlands. | |||||||||
Controversen over het Program van GothaDe Duitse socialisten waren tot dat jaar, zoals eerder vermeld, in twee partijen georganiseerd. De eerste was de door Ferdinand Lassalle in 1863 opgerichte Allgemeine Deutsche Arbeiter-Verein; de tweede de Sozialdemokratische Arbeiterpartei, welke in 1869 in Eisenach in het leven was geroepen op initiatief van August Bebel en Wilhelm Liebknecht. Hoewel Marx deze laatste als ‘zijn’ partij beschouwde, was van zijn denkbeelden maar weinig in het program van de zogenaamde ‘Eisenachers’ terug te vinden. Niettemin beschouwden de laatsten Marx als hun ideologische leidsman. In de jaren zeventig kwam het tot fusiebesprekingen, die vanzelfsprekend ook het program van de beoogde nieuwe partij tot inzet hadden. Aan het ontwerpprogramma dat uit die besprekingen voortkwam, en dat aan hem en Engels werd toegezonden, wijdde Marx zijn beroemde Randglossen zum Programm der deutschen Arbeiterpartei, waarin hij dit beschreef als in het algemeen ‘durchaus verwerflich’, en een opeenstapeling van lassalleaanse frasen, ‘vulgair-democratische’ zinsneden en uit hun verband gerukte passages uit het Commu- | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
nistisch Manifest die daardoor het karakter van ‘Blödsinn’ gekregen hadden.Ga naar eind12 Publiek werd dit document, dat naast het Communistisch Manifest de belangrijkste programmatische politieke tekst van Marx vormt, echter pas veel later. Want Wilhelm Bracke, een van de leiders van de ‘Eisenachers’ aan wie hij dit commentaar had gestuurd,Ga naar eind13 willigde, na overleg met onder andere Liebknecht, het verzoek van Marx om het rond te laten gaan onder de leiders van de Eisenachers, niet in. Liebknecht was bang dat de fusie erdoor zou afspringen. Zelfs Bebel kreeg het commentaar niet te lezen. Pas in 1891, toen Marx allang dood was en het ‘Gothaer Programm’ buiten werking gesteld, werd het - nog enigszins gekuist - als Kritik des Gothaer Programm gepubliceerd.Ga naar eind14 Zijn leven lang beklaagde Marx er zich - meestal in brieven aan Engels - over dat men hem verkeerd begreep. Hij deed zulks meestal in ongemeen giftige bewoordingen; wat dit betreft zijn de Randglossen de kroon op zijn werk. Zijn kritiek bleef niet alleen binnenskamers; zij had ook niet veel effect. Veel van de door Marx verafschuwde passages kwamen ongewijzigd terecht in het ‘Program van Gotha’ (zo genoemd naar de plaats waar het fusiecongres plaatsvond en dit program werd vastgesteld), en dan vaak met steun van degenen op wie Marx en Engels hun hoop hadden gesteld. ‘Die von Marx gerade in seinen “Randglossen” so meisterhaft demonstrierte Klarheit und Schärfe der Begrifflichkeit ging den Eisenachern ebenso wie den Lassalleanern ab,’ concluderen Dowe en Klotzbach in hun inleiding bij de programma's van de Duitse sociaal-democratische partijen. Zij schrijven dit toe aan het feit dat de onderhandelaars meer in organisatorische eenheid dan theoretische zuiverheid geïnteresseerd waren.Ga naar eind15 De Eisenachers waren zich er niet eens van bewust dat zij in marxistische rechtzinnigheid tekortschoten. Zo kwamen punten, die kenmerkend voor het denken van Lassalle waren, in het program terecht: de formule van de ‘ene reactionaire massa’ die de arbeidersklasse tegenover zich moest weten; de stelling dat de grondslag van de staat het algemeen kiesrecht was; de ‘ijzeren loonwet’, en de nadruk op productie-associaties die met staatshulp in het leven moesten worden geroepen. Hoe klein de Sozialistische Arbeiterpartei Deutschlands bij haar oprichting ook mocht zijn, ze was klaarblijkelijk toch een voorbeeld dat | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
buiten de grenzen tot nabootsing inspireerde. De Belgische socialistische partij nam het Program van Gotha in zijn geheel over, om het onderscheid te markeren met de naar anarchisme neigende resten van de Internationale in België,Ga naar eind16 evenals als de Amsterdamse Sociaal-Democratische Vereeniging. Het Duitse socialisme zag men vooral als een beweging tot verovering van politieke rechten. Vanuit dit gezichtspunt was het centrale element in het Program van Gotha het naast elkaar nastreven van politieke doelstellingen en economische arbeidersorganisatie.Ga naar eind17 Uit het kopiëren van het Duitse program sprak vooral de behoefte zich aan een duidelijk voorbeeld te spiegelen. Het program werd, zo lijkt het, ook overgenomen, omdat hierin aspiraties die men zelf niet onder woorden had gebracht, tot uiting kwamen. De al geciteerde woorden van Jos, dat er wel een ‘wil’ was, maar dat men daaraan nog geen inhoud wist te geven, zijn hiervan een illustratie.Ga naar eind18 | |||||||||
Ontwikkeling van de SDBOrganisatorisch was de sdb aanvankelijk niet te beschouwen als een politieke partij, ook niet als een kiesvereniging of een federatie van kiesverenigingen.Ga naar eind19 Evenmin was hij een vakbond of vakcentrale. De sdb propageerde wel de oprichting van vakverenigingen. De bond besloot op het congres van 1887, waar 18 vakverenigingen en 17 van de 27 gewone afdelingen van de sdb vertegenwoordigd waren, dat plaatselijke afdelingen in het vervolg zouden bestaan uit vakverenigingen, een gemengde vereniging voor degenen die niet van een aangesloten vakbond lid konden zijn, en een vrouwenvereniging.Ga naar eind20 Dit besluit bleek alleen in Amsterdam en Den Haag uitvoerbaar, en de aangesloten vakverenigingen functioneerden meer als propagandaclubs voor de sdb dan als vakorganisaties.Ga naar eind21 De ontwikkeling van de sdb valt in drie fasen in te delen.Ga naar eind22 De eerste fase is die van de vestiging van afzonderlijke afdelingen van de sdb; zij loopt tot ongeveer 1885. De tweede fase is die van de politieke actie, die verschillende richtingen in gaat. Bruintjes: Niets wordt onbeproefd gelaten. Samenwerking met de progressieve burgerij in de kiesrechtbeweging, het aankondigen van de revolutie ‘die | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
weldra komen zou’, coöperatie, de strijd voor betere arbeidsvoorwaarden door steun aan stakingen en het oprichten van vakverenigingen.Ga naar eind23 Tussen 1885 en 1887 is er, mede als gevolg van de economische crisis, in heel Nederland sprake van opstootjes, rellen, en agitatie, soms onder socialistische vlag,Ga naar eind24 zeker in Amsterdam: ‘In de zomer en herfst van 1885 trokken regelmatig grote groepen mensen door de straten van de stad, met wapperende rode vaandels en uit duizenden kelen klonk het Vrijheidslied.’Ga naar eind25 Na de centrale kiesrechtdemonstratie te Den Haag in 1885 namen de deelnemende organisaties (de Vereeniging tot Verkrijging van Algemeen Kies- en Stemrecht, het anwv en de sdb) het besluit dergelijke demonstraties niet langer te organiseren, omdat het beneden de waardigheid van het Nederlandse volk was aldus opnieuw om algemeen kiesrecht te vragen.Ga naar eind26 Daarmee was de kiesrechtbeweging over zijn hoogtepunt heen en verviel zij. In de sdb zouden daarna op den duur radicaal-revolutionaire sentimenten de overhand krijgen. Want door de situatie te definiëren in termen van de keuze tussen algemeen kiesrecht of revolutie ‘sneed de kiesrechtbeweging zich de pas af tot elke andere vorm van actie dan geweld’.Ga naar eind27 De sdb, die eind 1883 ongeveer 700 leden telde, bereikte een top van 4000 leden aan het eind van 1886, maar twee jaar later was dit aantal al gedaald tot zo'n 1600, volgens de berekeningen van Van Tijn.Ga naar eind28 Bij afwezigheid van een overzichtelijke ledenadministratie en gegeven het feit dat de sdb ook de mogelijkheid van een geheim lidmaatschap kende, valt op deze cijfers niet werkelijk staat te maken.Ga naar eind29 Tot aan het jaarverslag van 1891 hield de sdb gegevens over het precieze ledental geheim,Ga naar eind30 nadat het congres van 1884, in reactie op het feit dat de sdb geen koninklijke goedkeuring had verkregen, besloten had congressen in het vervolg in het geheim te doen plaatsvinden.Ga naar eind31 De tweede fase kreeg ogenschijnlijk een verlenging met de verkiezing van Ferdinand Domela Nieuwenhuis tot lid van de Tweede Kamer, waar hij van 1888 tot de verkiezingen van 1891 zitting had. Maar voorzover Domela zijn parlementszetel niet allereerst zag als een platform om zijn politieke ideeën uit te dragen, bevestigde zijn Kamerlidmaatschap alleen maar het denkbeeld dat de politieke weg niet alleen veel langer en smaller was dan ooit verwacht, maar dat deze ook aller- | |||||||||
[pagina 68]
| |||||||||
minst uitzicht bood op de onmiddellijke overgang naar de heilstaat, waarvan de verwachting zich inmiddels van de sdb had meester gemaakt. De succesvolle kandidaatstelling van Domela resulteerde aldus niet in een normalisering van de sdb tot politieke partij, maar leidde bij voorman en gevolg juist tot verdere radicalisering. Deze radicalisering was zeker ook gevolg van de wijze waarop de sdb tegemoet getreden werd. Bij deze ontwikkeling in fasen moet niet vergeten worden dat de sdb geen normale, geaccepteerde politieke partij was, maar vanaf zijn oprichting door de overheid beschouwd en behandeld werd als een subversieve organisatie, waartegen een heel arsenaal van onderdrukkingsmaatregelen in het geweer mocht worden gebracht.Ga naar eind32 Domela's biograaf vat de gang van zaken beeldend samen: De geschiedenis van het oude socialisme in ons land, die zich uitstrekt tot 1894, is er een van zaal- en straatgevechten, bloed en builen, boetes en gevangenschappen, terreur van bestuurders, politie en onrechtvaardige rechters, van geween en tandengeknars.Ga naar eind33 De teleurstelling in een nabije verandering van de samenleving leidde in de derde fase van het bestaan van de sdb tot steeds meer uiteenlopende visies op de middelen die gebruikt zouden kunnen worden om ‘het socialisme’ naderbij te brengen. ‘De twijfel, die gedurende de periode 1885-1891 een definitieve keuze tussen stemrecht of vuistrecht verhinderde, had plaats gemaakt voor de vaste overtuiging, dat alleen een spoedige revolutie de arbeiders kon verlossen uit hun ellende.’Ga naar eind34 Vanaf 1891 maakte de sdb een opleving in ledental en aantal afdelingen door. In 1894 bereikte de bond een hoogtepunt met 133 afdelingen; deze uitbreiding vond vooral plaats op het platteland in het noorden.Ga naar eind35 In de eerste jaren negentig kristalliseren de uiteenlopende visies op de toekomst zich binnen de sdb tot twee posities: een anarcho-syndicalistische en een parlementaire. Uit de botsing van deze gezichtspunten ontstond de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. | |||||||||
[pagina 69]
| |||||||||
3.3 Het program van 1882Politieke programma'sProgramma's, zeker programma's van politieke partijen, waren toentertijd een nieuwigheid. Alleen de Anti-Revolutionaire Partij (arp), in 1879 opgericht, beschikte over een program. Het eigenlijke ‘Program van beginselen’ telt maar enkele pagina's, maar de onderbouwing en fundering die de opsteller ervan, Abraham Kuyper, schreef in Ons Program telde er bijna duizend.Ga naar eind36 Een verkiezingsprogram in strikte zin was dit overigens niet. Andere partijen - voorzover men daarvan in deze jaren kan spreken als het gaat om de samenstelling van de Staten-Generaal - kenden geen program. Het katholieke Kamerlid Schaepman schreef in navolging van Kuyper in 1883 een ‘Proeve van een program’ voor een katholieke partij, maar aangezien deze er niet was - pas in 1891 zouden de katholieke Kamerleden zich in één fractie verenigen, pas in 1896 kwamen zij een gemeenschappelijk programma overeenGa naar eind37 - miste het een verplichtend karakter. Bij de oprichting van de eerste Liberale partij in Nederland, de Liberale Unie (1885), kwam het niet tot opstelling van een programma, onder meer omdat de initiatiefnemers vonden dat antiklerikalisme het enige was waarover alle liberalen het eens waren; een politiek programma was overbodig.Ga naar eind38 Als er al sprake was van een programma, zoals bij de arp, dan was dit er niet zozeer op gericht kiezers te werven, maar veeleer deed het dienst als constitutie van de partij, was het bedoeld om de identiteit van de partij of beweging vast te leggen. Dit gold zeker evenzeer voor de programma's van sdv en sdb. | |||||||||
Verschillen met het Program van GothaHet sdv-program van 1878 was, zoals gezegd, grotendeels een kopie van het Program van Gotha. In Nederland was men zich in het geheel niet bewust was van de controversen die bij de opstelling ervan in Duitsland aan de orde waren geweest. Op een aantal punten verschilt het van het grote voorbeeld. De ‘freie Staat und die sozialistische Gesellschaft’ in het Program van Gotha heten hier ‘de vrije staat der socialistische maatschappij’. De ‘eherne | |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
Lohngesetz’ is de ‘onredelijke loonwet’ geworden. ‘Produktivgenossenschaften’ zijn vertaald als ‘productieve associaties’, en niet als ‘coöperaties’ - maar die woorden verschilden toen niet in betekenis.Ga naar eind39 De leeftijdsbepaling ten aanzien van actief en passief kiesrecht in het Duitse program (vanaf het twintigste levensjaar) is in het Nederlandse vervallen. Het door Bebel voorgestelde kiesrecht voor vrouwen was in Gotha met een krappe meerderheid door het partijcongres verworpen;Ga naar eind40 in het Nederlandse program komt het evenmin voor. Artikel 5, ‘Rechtssprechung durch das Volk’ en ‘Unentgeltliche Rechtspflege’ is in het Nederlands geworden ‘Rechtspraak door het volk, verplicht en onvoorwaardelijk voor elken staatsburger’ - een kennelijke vertaalfout, hoewel ‘unentgeltlich’ in het volgende artikel wel correct met ‘kostenloos’ is vertaald. ‘Erklärung der Religion zur Privatsache is vertaald als ‘Algeheele scheiding tussen kerk en staat’. Aan de grondslagen van de staat die het Program van Gotha noemt, voegt de sdv een zevende toe: ‘Progressief successierecht zal den grondslag leggen tot algemeene productieve associatie.’ Ook het program van eisen, dat daarna volgt, bevat enige verschillen in de Nederlandse versie. Het eerste artikel in het Program van Gotha is in de Nederlandse versie verdwenen: ‘Möglichste Ausdehnung der politischen Rechten und Freiheiten im Sinne der obigen Forderungen.’ Het ‘Verbot der Sonntagsarbeit’ heet hier de verplichting van de staat ‘den rustdag zooveel mogelijk voor iederen burger te handhaven’. Het uitvoerige artikel over wetten betreffende gezondheid, arbeidsinspectie, en controle op de naleving daarvan vanwege door arbeiders gekozen beambten, is hier gereduceerd tot ‘Wet op den arbeid. Strenge controle op alle woningen, werkplaatsen en levensmiddelen.Ga naar eind41 Bij gebrek aan nadere gegevens is het niet mogelijk vast te stellen welke betekenis aan deze wijzigingen moet worden toegekend. Sommige lijken voort te komen uit slordigheden en vertaalfouten, andere uit onwetendheid - blijkbaar waren de opstellers onbekend met Lassalles ‘ijzeren loonwet’. Volgens Ferdinand Lassalle zou in een op privé-eigendom en vrije concurrentie gebaseerde maatschappij het arbeidsloon nooit hoger kunnen worden dan de minimaal noodzakelijke kosten van levensonderhoud. Dit was het ‘ehernes, grausames Lohngesetz’.Ga naar eind42 Deze verschillen zijn uit- | |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
eindelijk gering van aard, wat er ook de achtergrond van is geweest. De overheersende indruk is toch die van een getrouw kopiëren - men is zelfs vergeten dat de sdv een vereniging was, en schrijft hier over zichzelf als ‘partij’. Dit program van de Amsterdamse vereniging deed daarna officieus dienst als program van de overeenkomstige plaatselijke verenigingen die na 1878 werden opgericht. Pas in 1882, toen het eerste congres van de Sociaal-Democratische Bond plaatsvond, kwam het tot de formele opstelling van een programma. Het is niet bekend wie aan de opstelling van dit program hebben meegewerkt, noch waarom besloten werd tot deze stap over te gaan. Zeker is dat de in 1882 aanvaarde tekst in een aantal opzichten zowel van het Program van Gotha verschilt, als van dat van de sdv uit 1878. Sommige veranderingen ten opzichte van de eerste Nederlandse versie zijn vooral stilistisch van aard. ‘Unentgeltlich’ is nu overal met ‘kostenloos’ vertaald, en ‘exploitatie’, heet voortaan ‘uitzuiging’. De tekst is duidelijk zorgvuldig nagelopen. Daarnaast is een aantal passages geschrapt en zijn andere toegevoegd. Zo is er een nieuwe paragraaf 111 in de preambule: De sociaal-demokratische partij, van meening dat personen van beiderlei geslacht gelijke rechten en gelijke plichten moeten hebben, is besloten alle haar ten dienste staande middelen aan te wenden tot algehele opheffing van de vrouw uit den staat van slavernij waarin zij nu verkeert. Uit een toelichting op het programma in 1889 blijkt dat met de term ‘onredelijke loonwet’ inderdaad de ‘ijzeren loonwet’ van Lassalle wordt bedoeld.Ga naar eind43 Ten slotte zijn er passages verdwenen die wel in het Program van Gotha en het program van de sdv voorkwamen. De belangrijkste daarvan is het weglaten van de eis waarop de preambule uitliep: Die Sozialistische Arbeiterpartei Deutschlands fordert, um die Lösung der sozialen Frage anzubahnen, die Errichtung von sozialistischen Produktivgenossenschaften mit Staatshilfe unter der demokratischen Kontrolle des arbeitenden Volkes. Die Produktivgenossenschaften sind für Industrie und Ackerbau in solchem Umfange ins Leben zu rufen, | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
dass aus ihnen die sozialistische Organisation der Gesamtarbeit entsteht.Ga naar eind44 Daarmee was het meest kenmerkende element van het lassalleaanse politieke programma geschrapt. Wat uit de preambule ook verdween, was het woord ‘wettelijke’ in de passage waarin zowel in het program van Gotha als in de eerste Nederlandse versie ervan, het program van de sdv, uitgesproken werd dat de partij zijn doeleinden nastreefde ‘met alle wettelijke middelen’.Ga naar eind45 Noch Vliegen, noch Domela Nieuwenhuis noemen deze wijziging bij hun opsomming van de verschillen tussen het Program van Gotha en dat van de sdb. De andere passages die uit het Nederlandse programma zijn verdwenen, stonden bij ‘Gotha’ en de sdv in het program van eisen voor de grondslag van de staat, respectievelijk voor de bestaande politiek:
| |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
| |||||||||
3.4 Het program van 1882 nader beschouwdDit program werd vastgesteld op het eerste congres van de sdb, dat op 12 februari 1882 in Amsterdam plaatsvond. Of er over het program gedebatteerd is, weten wij niet. ‘Zaalafdrijving’ maakte dat de oorspronkelijk afgesproken vergaderplaats niet alleen niet gebruikt kon worden, maar ook dat bijeenkomsten van de sdb voortaan in het geheim plaatsvonden en er geen verslagen van zijn gemaakt, ‘voor den geschiedschrijver... een zeer lastige omstandigheid’, klaagde Vliegen later.Ga naar eind48 Het program bestaat goed beschouwd uit drie delen. In het eerste zijn algemene overwegingen vermeld met betrekking tot arbeid, economie en samenleving. Het tweede stelt eisen aangaande de grondslagen van de staat en het derde uit een aantal breed geformuleerde politieke verlangens die binnen de dan bestaande politieke orde kunnen worden nagestreefd. Het onderscheid tussen het tweede en het derde deel is niet helder getrokken. In het ene staan eisen gerangschikt die logischerwijs bij het tweede thuishoren. Eigenlijk is het een geweldige innerlijke inconsistentie die het program kenmerkt. Alle doelstellingen die het formuleert kunnen alleen gerealiseerd worden in en door de staat. Dit verband tussen middel en doel blijft echter impliciet. De weg naar ‘de vrije staat der socialistische maatschappij’ is na het schrappen van de idee der verandering van productiewijze als gevolg van de invoering van ‘socialistische productieve associaties’ een bij uitstek politieke weg. Maar hoe die te bewandelen, daarover rept het program met geen woord. In deze zin is het programma, net als zijn voorbeeld, dat van de sdv, een onoplosbaar mengsel van ‘revolutionaire’ en ‘reformistische’ elementen. | |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
Wereldbeschouwing en maatschappijbeeldDe hierboven genoemde tegenstelling zou de interpretatie van het programma kleuren, ook al was deze niet rechtstreeks in de tekst te vinden. Deze bevat geen elementen op grond waarvan men zou kunnen stellen dat het programma uitdrukking was van een of andere wereldbeschouwing. Hoogstens zou men als rudiment van zo'n wereldbeschouwing de eerste zin aan kunnen merken, waarin het heet dat ‘de arbeid de bron (is) van alle arbeid en beschaving’, een axioma dat verder toegelicht noch uitgewerkt is. In het maatschappijbeeld van de sdb staat ook programmatisch de eigendom van ‘de arbeidsmiddelen’ centraal. Maar naast de eis dat deze ‘gemeenschappelijk goed der maatschappij’ worden, bevat het programma vooral tal van doelstellingen die alleen maar gerealiseerd kunnen worden in een maatschappij waar deze collectivisering nog niet heeft plaatsgevonden. Dit onderscheid valt uit het programma zonder meer af te leiden, maar er zijn in de tekst geen consequenties aan verbonden. Zo gezien is het niet verwonderlijk dat in de latere fasen van de sdb een scheiding aan de dag treedt tussen de ‘politieke’ strijd van de sdb, gericht op het algemeen kiesrecht, en de ‘economische’, waarin de propaganda voor de afschaffing van het privébezit van productiemiddelen centraal staat. In deze tegenstelling komt binnen de sdb een maatschappijbeeld tot ontwikkeling dat als zodanig in zijn programma ook impliciet niet te vinden is; het beeld van een samenleving zozeer in beroering dat er nog maar weinig voor nodig is om haar politiek en economisch in een geheel andere te laten transformeren. | |||||||||
Politiek en partijBeide begrippen blijven zowel in het program als in de kennelijke uitleg ervan binnen de sdb ambigu. Het begrip ‘politiek’ valt uiteen in twee mogelijke vormen van handelen, de ‘politieke’, waarmee mobilisatie binnen het bestaande staatkundig bestel wordt bedoeld, erop gericht staatkundige rechten voor alle (volwassen) bewoners van de staat te verkrijgen; daarnaast de ‘economische’, het verbeteren van arbeidsomstandigheden door rechtstreekse confrontatie met de werkgevers in de verwachting dat dit ook een algehele omwenteling naderbij zou brengen. Terwijl men het Gothaer Programm oorspronkelijk had om- | |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
armd onder andere omdat het ‘politieke’ en ‘economische’ concepties van politiek in zich verenigde, werden in de loop van de jaren tachtig deze concepties binnen de sdb juist als elkaar uitsluitend opgevat. De tekst liet dit toe. Het begrip ‘partij’ is eveneens ambigu, al was het alleen al omdat de sdb zich in het program zowel ‘partij’ als ‘vereeniging’ noemt. Enerzijds definieert zij zich, alleen al door de aard van de eisen in het programma, als een organisatie op zich - de relatie met de arbeidende klasse blijft impliciet, kennelijk is de sdb daar de representant van, maar dat is niet uitgewerkt -, een organisatie die zich richt tot de staat met bepaalde verlangens over de inrichting van het staatkundig en maatschappelijk leven. Anderzijds noemt zij zich bewust van het internationaal karakter van de ‘arbeidersstrijd’ en is zij alleen ‘vooreerst werkende binnen de perken der nationaliteit’, terwijl het programma geen enkele aanwijzing geeft over de wijze waarop de partij te werk zal gaan, behalve dan dat dit zal gebeuren ‘met alle haar ten dienste staande middelen’. Zoals al opgewerkt, is hier het oorspronkelijke (Gothaer Programm) bijvoeglijk naamwoord ‘wettelijke’ weggelaten. Hieruit mag men opmaken dat de sdb de kwestie van de wettigheid van te gebruiken middelen binnen de bestaande orde opzettelijk in het midden heeft willen laten. | |||||||||
Het bovenstatelijkeDe uitgangspunten van het program hebben betrekking op ‘de maatschappij’. Die kan hier als breder worden opgevat dan als samenvallend met de staat, namelijk als een kapitalistische wereldeconomie. Maar deze notie wordt niet expliciet gemaakt, behalve waar gesproken wordt over ‘het internationale karakter van de arbeidersstrijd’. Voor de rest gaat het programma over ‘de staat’, en dan nog beperkt tot diens interne structuur. Over defensie of buitenlandse politiek is slechts opgenomen dat ‘het volk’ beslist over oorlog en vrede en dat een ‘algemeene weerplicht’ moet worden ingevoerd, ‘dus afschaffing van staande legers’. | |||||||||
Staatkundige structuurDe eisen ten aanzien van het politieke stelsel hebben geen betrekking op de inrichting van de staat, maar op de realisering van volkssoeve- | |||||||||
[pagina 76]
| |||||||||
reiniteit, door middel van algemeen kiesrecht, actief en passief, vrijheid van meningsuiting en vergadering, rechtstreekse wetgeving en rechtspraak door ‘het volk’. De staat krijgt in het strijdprogramma daarnaast een herverdelende taak, door invoering van een progressieve successiebelasting en de vervanging van alle belastingen door één progressieve inkomstenbelasting. | |||||||||
ProductiesfeerDe meest algemene eis is hier dat de ‘arbeidsmiddelen’ ‘gemeenschappelijk goed der maatschappij worden’ en dat de ‘genootschappelijke regeling van den gemeenschappelijken arbeid met algemeen nuttige aanwending en rechtvaardige verdeeling der arbeidsopbrengst plaats heeft.’ Dit wordt gespecificeerd in de eis naar opheffing van loonarbeid, ‘opheffing van alle uitzuiging’ en ‘terzijdestelling van alle sociale en politieke ongelijkheid’. In het derde deel van het programma, het strijdprogramma, wordt ten slotte een aantal (uitgangs)punten over de kwaliteit van de arbeid genoemd: een ‘normale arbeidsdag’, handhaving van ‘de rustdag’, verbod op huisarbeid en voor vrijheid schadelijke arbeid, en, in het algemeen, wettelijke controle op arbeidsomstandigheden (waaronder zelfs die in de gevangenis). De algemene teneur is duidelijk, ook al maakt de opsomming een weinig systematische indruk. Al deze eisen worden overigens opgevoerd als middelen die het eigenlijke doel naderbij moeten brengen. | |||||||||
ReproductiesfeerKosteloze rechtspleging en onderwijs, scheiding van kerk en staat worden opgevoerd als grondslagen van de staat, terwijl in het ‘strijdprogram’ voorzien wordt in door de staat op de richten, maar onder eigen beheer van arbeiders staande hulp- en ondersteuningskassen; daarnaast een ‘streng toezicht op woningen en levensmiddelen’.
Als algemene conclusie van deze concrete eisen in het program kan men stellen dat zij enerzijds neerkomen op staatsinterventie op een aantal terreinen, anderzijds dat zij, hoe rudimentair en onuitgewerkt deze eisen ook zijn, ze voor de toenmalige politiek uiterst radicaal waren, maar eigenlijk ook weer niet zó radicaal dat er niet zowel in alge- | |||||||||
[pagina 77]
| |||||||||
mene strekking als in concrete punten overeenkomst is aan te wijzen met wat radicale liberalen in die tijd voorstonden. Terwijl de laatsten vooral in grote steden voornemens in praktijk brachten die spoorden met delen van het strijdprogramma van de sdb, gebeurde dit op een technocratische wijze die partijvorming in de weg zat. In politieke stijl en sociale achtergrond stonden zij ver af van de sdb.Ga naar eind49
Het programma moet wat dit aangaat ook gezien worden in de onuitgesproken opvatting over de ontwikkeling van de politiek die toonaangevend werd in de sdb. Dit was de gedachte aan een spontaan tot stand gekomen algemene omwenteling, met de eerste fase van de Franse Revolutie, of de Juli-revolutie van 1830 in Parijs als model.Ga naar eind50 Bij een dergelijke heilsverwachting behoorden gewijde attributen, zoals vrijheidsliederen, rode vlaggen, Phrygische mutsen, massa-bijeenkomsten, samenkomsten ter herdenking van de Commune-slachtoffers of opgehangen anarchisten in Chicago in 1887 en niet te vergeten een messiasachtige figuur met rhetorische kwaliteiten bereid om - als het niet anders kon ‘de brandstapel’ op te gaan als zoenoffer van de bevrijding van het onderdrukte proletariaat.Ga naar eind51 Met andere woorden: het programma van de sdb functioneerde eerder als een noodzakelijk geacht attribuut van al deze mobilisatieinstrumenten dan dat de feitelijke inhoud ervan centraal stond. ‘Zelfs als men de waarde van groepsgevoel en marxisme voor een bestuurlijk resultaat gering acht, valt niet te ontkennen dat ze voor de schepping van een achterban doorslaggevend was.’Ga naar eind52 Ook De Rooy beschouwt het programma van de sdb minder als een lijst van concrete voornemens dan als een uitstekend propagandawapen om arbeiders bewust te maken van hun situatie en hun schamele rechten.Ga naar eind53 Waar er geen enkel uitzicht bestond op zelfs maar gedeeltelijke verwerkelijking van punten uit het programma langs politieke weg, kan het ook geen verwondering wekken dat het programma van de sdb vooral als instrument voor politieke mobilisatie van een eigen aanhang dienst deed. | |||||||||
[pagina 78]
| |||||||||
3.5 Het einde van de SDBDe inconsistentie in het programma tussen het nastreven van hervormingen door middel van staatsinterventie en het verwerpen van diezelfde staat weerspiegelde ongewild die van de sdb. De bond wist eigenlijk nooit goed te bepalen hoe zij haar doelstellingen zou moeten bereiken. Enerzijds zou dat kunnen door de strijd voor uitbreiding van het kiesrecht, om zo de politieke macht op te bouwen die de sdb in staat zou stellen maatschappelijke omwentelingen door te voeren. Maar deze weg te gaan betekende onherroepelijk - daarvan was men zich zeer wel bewust - het accepteren van een politiek en maatschappelijk stelsel dat de sdb nu juist wilde bestrijden. Anderzijds was er de mogelijkheid van rechtstreekse acties: stakingen, demonstraties, loonstrijd, of zoals het toen werd samengevat: de ‘economische strijd’. Het probleem daarvan was echter dat deze geen uitzicht boden op algehele en systematische veranderingen, zelfs niet op politiek effectief ingrijpen, tenzij men zijn hoop erop stelde dat zulke acties op korte termijn tot een ineenstorting van de bestaande maatschappelijke orde zouden leiden. Dit nu was precies het geloof dat zich in de loop van de jaren tachtig, zeker na het mislukken van de acties voor uitbreiding van het algemeen kiesrecht, onder de aanhangers van de bond verbreidde, een geloof dat door Domela Nieuwenhuis op onnavolgbare wijze werd uitgedragen.
Als W.H. Vliegen later, in zijn geschiedschrijving van sdb en sdap, terugblikt op het programma van de bond, ziet hij er voor alles het ‘totaal onmarxistische’ van.Ga naar eind54 Want de kern van de marxistische opvatting is volgens hem ‘dat de ontwikkeling der productieverhoudingen een dusdanige is, dat daaruit schier met natuurnoodwendigheid de socialistische maatschappij moet ontstaan’.Ga naar eind55 Het aardige in deze typering is overigens de slag om de arm erin als gevolg van het woordje ‘schier’. Het gaat er verder om dat marxisten geen eisen wensen te stellen op basis van algemene principes als ‘rechtvaardigheid’ of ‘menselijkheid’, omdat zij die niet als werkelijk algemeen, maar als klassegebonden zien. Dit uitgangspunt ontbreekt in het program van de sdb, en daarom kon Vliegen het veroordelen als voluntaristisch, | |||||||||
[pagina 79]
| |||||||||
(of, om in de terminologie van Marx te blijven, ‘utopisch’), waarbij hij op ingenieuze wijze een verband legde tussen dit voluntarisme en het anarchisme waartoe de sdb zich uiteindelijk zou bekennen; Zij die meenen dat de nieuwe maatschappij produkt zal zijn van den wil der menschen, hebben allereerst tot taak de tegenwoordige maatschappij te vernietigen, weshalve zij zich richten tegen de gezagsinstellingen, die haar in stand houden: Staat, Kerk, persoonlijk eigendom, enz. De tweeden, die de socialistische maatschappij zien opschieten, niet als een gevolg van menselijk willen, maar als een natuurnoodwendig gevolg van de ontwikkeling der produktiewijze, zoeken in den bestaanden maatschappelijken grondslag elk aanrakingspunt op, dat de socialistische plant tot wortel of tot steun kan dienen. Zij verwijderen beletselen voor en bevorderen de voorwaarden tot haren groei.Ga naar eind56 Op ingenieuze wijze tracht Vliegen hier achteraf de strijd die tot het ontstaan van de sdap leidde alsmede zijn eigen latere revisionisme theoretisch te verklaren door enerzijds inzicht in de natuurnoodzakelijkheid van de ondergang van het kapitalisme in een logische combinatie met hervormingsarbeid te brengen, anderzijds alle voluntarisme al evenzeer logisch te zien uitmonden in pogingen tot vernietiging van de bestaande samenleving. Ook Domela heeft later teruggeblikt. Hij noemt, zoals hierboven gereleveerd, een aantal punten van verschil tussen het Program van Gotha en dat van de sdb. Dan haalt hij hardhandig zijn gelijk. Als dit programma van sdap-zijde ‘totaal onmarxistisch’ is genoemd, ‘dan geeft men daardoor dus te kennen wat wij beweerd hebben, nl. dat ook de Duitse partij gedurende 16 jaar door de leiders der sociaaldemocratische partij bedrogen is geworden, daar zij meende niet alleen een Marxistisch, maar zelfs een door Marx opgesteld program te hebben, terwijl later door een achterbaks gehouden brief van Marx gebleken is, dat deze zich tegen het program van Gotha had verzet.’Ga naar eind57 Meer heeft Domela er echter niet over te zeggen.
In al die jaren en fasen blijft het officiële programma van de sdb ongewijzigd. In 1891 echter wordt het besluit genomen om een nieuw programma op te stellen. ‘De herziening van het oude program was | |||||||||
[pagina 80]
| |||||||||
noodzakelijk geworden doordien de Duitsche partij het vorige jaar het hare herzien had, waarvan het Nederlandsche een kopie was,’ legde Vliegen uit, andermaal demonstrerend hoezeer de Nederlandse sociaal-democratie zich ideologisch afhankelijk stelde van het Duitse voorbeeld.Ga naar eind58 De per referendum aangewezen commissie, bestaande uit Domela Nieuwenhuis, Cornelissen, Fortuijn, Van Emmenes en Vliegen, produceerde, nadat drie afzonderlijke ontwerpen van commissieleden geen meerderheid hadden weten te vinden, een door allen onderschreven concept. Dit werd in 1892 voorgelegd aan het congres, dat in Zwolle plaatsvond.Ga naar eind59 Op dit congres werd ‘na diskussie over onderdelen’ een enigszins gewijzigde versie van het ontwerpprogramma aangenomen, althans de ‘Beginselenverklaring’ daarvan.Ga naar eind60 Domela zette daarbij uiteen dat het de bedoeling van de commissie was geweest met dit document in het vervolg alleen degenen die de afschaffing van de privé-eigendom centraal stelden tot de partij toegang te verlenen.Ga naar eind61 Daarnaast was er een ontwerp voor een ‘strijdprogram’ opgesteld. Maar in de commissie had al onenigheid bestaan over de vraag of dit wel nodig of gewenst was; hierin speelde reeds de tegenstelling tussen de ‘economische’ en de ‘politieke’ richting in de sdb. Het ‘praktische strijdprogram’ werd niet in behandeling genomen; bespreking ervan uitgesteld tot het volgende congres. Aan dit uitstel lag hetzelfde verschil van mening ten grondslag dat uiteindelijk tot de scheuring van de sdb zou leiden. Een ‘strijdprogramma’ bevatte per definitie allerlei eisen die alleen langs politieke weg waren te bereiken. Voor degenen die nog slechts de ‘economische strijd’ wilden voorzetten, was zo'n strijdprogramma daarom niet alleen overbodig, het was ook nog schadelijk. Zo dacht Domela erover, en hij was zeker de enige niet. Zijn voorstel werd aanvaard; de sdb zou de bestaande samenleving met alle ten dienste staande middelen omver werpen, en daar werd bij amendement (van J.H. Schaper) nog aan toegevoegd ‘wettelijke of onwettelijke, vredelievende of gewelddadige’ (vóór ‘middelen’). Dat leidde er op termijn toe dat de sdb door de rechter werd verboden. Voordat de Hoge Raad dit verbod definitief maakte, had de sdb op 5 augustus 1894 (dus nog vóór de oprichting van de sdap), tijdens een geheim congres in Almelo, besloten de consequenties van dit verbod | |||||||||
[pagina 81]
| |||||||||
te ontlopen door zich te transformeren in de ‘Socialistenbond’.Ga naar eind62 Uitstel leidde tot afstel. Het tijdens de kerstdagen van 1893 in Groningen gehouden congres werd geheel beheerst door de kwestie van ‘politieke’ versus ‘economische ‘actie, culminerend in de aanvaarding van het voorstel van de afdeling Hoogezand-Sappemeer: ‘Het kongres besluite onder geen voorwaarde hoegenaamd, ook niet als agitatiemiddel, mee te doen aan verkiezingen.’Ga naar eind63 Dit was het verstgaande van een aantal voorstellen over het al dan niet ondernemen van ‘politieke actie’ en het deelnemen aan verkiezingen. Het werd met 47 tegen 40 stemmen bij 14 onthoudingen aangenomen; het daarna gehouden referendum onder de leden van de sdb bevestigde deze uitspraak, met 1300 tegen 900 stemmen.Ga naar eind64 Daarmee werd duidelijk dat ‘revolutionairen’ en ‘parlementairen’ niet langer binnen dezelfde organisatie zouden kunnen leven. Over het ‘strijdprogramma’ is niet meer gesproken, ook niet meer tijdens de congressen van de Socialistenbond ná de afsplitsing van de sdap. De ‘beginselverklaring’ van 1892 werd het enige wat de blijvend verdeelde bond programmatisch verenigde,Ga naar eind65 over de middelen om het daarin geformuleerde te realiseren zou men het nooit meer eens worden. De Socialistenbond besloot op zijn laatste congres, in 1899, tot aaneensluiting met ‘alle socialistische vereenigingen’ in Nederland (i.e. de sdap) en ging op het ‘Vereenigingskongres’ van Socialistenbond en sdap (24 juni 1900) op in de sdap, want de ‘fusie’ hield niets anders in dan dat leden van de Socialistenbond individueel lid werden van de sdap. |
|