Samle fersen (= Verzamelde gedichten)(1981)–Pieter Jelles Troelstra– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 365] [p. 365] aant. Der bloemen minne Meent gij, dat bloemen niet minnen? Vraag het aan 't windje, dat suist door de hof, Vraag het aan 't bijtje, dat gonst door de lucht, Vraag 't, of de bloemen ook minnen. 't Windje is een vriendlijke helpster: ‘Breng ons te samen’, zo fluistert de bloem. 't Windje blaast sterker; nu buigen omlaag Heimlijk haar kopjes de bloemen. Mengen zich nu niet hun geuren? Strenglend zich innig en teder dooreen; Stijgend ten hemel, zo hoog en zo ver, Ver boven 't woelen der mensen. En dan het werkzame bijtje! Meent gij misschien, dat het, praktisch van zin, Niets doet dan honig verzaamlen voor zich En voor heur teedre kleintjes? Neen, als 't een bloem vraagt om honig, Zegt die: ‘Och, neem van mijn stuifmeel wat mee, Breng het die roos daar, de schoonste in de hof, Doe haar mijn vriendlijke groeten.’ Meent gij dat bloemen niet minnen? Vraag het aan 't windje, dat suist door de hof, Vraag het aan 't bijtje, dat gonst door de lucht; Vraag 't, of de bloemen ook minnen. Vorige Volgende