Samle fersen (= Verzamelde gedichten)(1981)–Pieter Jelles Troelstra– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 360] [p. 360] aant. [Nederlânsktalige fersen] De eigenwijze muis Eens was er een klein jong muisje Grijs van haar en lang van staart Zij woonde in een zeer klein huisje Met haar moeder goed van aard. Op een keer toen 't zachter weer was Vroeg het muisje aan haar moe: ‘Moeder mag ik eens naar buiten? 'k Wil zo graag mijn moetje, toe.’ ‘Neen, o neen mijn lief klein kindje.’ Sprak de moeder, ‘dat mag niet, Als de kater u eens opat Stierf ik nog eens van verdriet.’ 't Muisje schreide toen; ‘maar moeder,’ Sprak het, ‘maar mijn lieve meid,’ Zei de moeder, ‘blijf hier stiltjes Pas op dat gij nu niet schreit. Als gij dat niet doet, mijn liefje Krijgt gij straks een stukje brood Wat zult gij dan lekker smullen Dewijl gij niet komt in nood.’ ‘Best hoor moeder’, sprak het muisje, ‘Krijg het mij dan, lieve moe.’ ‘Best hoor zoetje’, zei de moeder, ‘Gij zijt nu een pop van moe.’ En de moeder zou het krijgen; 't Muisje slipte weg, uit 't huis 't Zag de kater daarvoor liggen O, die eigenwijze muis 't Dacht, nu zal 'k de kater pakken 't Zou het doen, 't ging er naar toe Kater was nu opgesprongen 't Muisje dacht zo om haar moe. En de eerste pakte 't muisje Dat nu uitriep: ‘O, mijn moe! Had ik naar u zin maar gedaan 'k Was er niet zo slecht aan toe.’ 't Oude muisje zocht om 't jonge Ondanks 't zoeken vond zij 't niet [pagina 361] [p. 361] aant. 't Leefde nog maar een paar dagen En zij stierf toen van verdriet. Vorige Volgende