Zedelijke en stichtelijke rijmen

Eenige aanmerkingen over stilte by zich zelven, en weinig beslach te zoeken.

Waar van voor eerst in proze zegge,

ZIch stil by 't zijne gehouden, geeft rust, maar die hem met een anders doen bemoeit, haalt licht op hem dat hy konde verby, en die ook iet meer wil by de handt vatten, als daar hy tot zijn beroep in is geoeffent, kan 't niet als met last en zwarigheit doen.

Hier van volgt de uitbreidinge, op de wijze van Philis mijn tweede ziel, of O droevig ongeval.

1.

HEt is een groote zaak,

Dat iemant stilte heeft,

Maar vele achten dit niet tot vermaak,

Om dat haar ydel hert dit niet en geeft,
Zy zijn gewent tot woeligheit,
Of haar begeerte volgt de gierigheit,
Zoo datze altijt vinden dat ontrust,
En noit bekomen dat de ziel verlust.

2.

Maar dit is 't beste deel

Die zich by 't zijne houdt,

[p. 135]

 

In stilligheit, want dat is over veel,

 

Door zoete rust die op genoegen bouwt;

 

Want die zoo stil is in zijn geest,

 

Die leeft in rust, en heeft niet dat hy vreest,

 

Hy port niet, of hy maakt niet dat hem quelt,

 

Waar door hy wort in Godt gerust gestelt.

 

3.

 

Wie zich met iet bemoeit,

 

Het geen een ander raakt,

 

Haalt op hem licht, waar door zijn onrust groeit,

 

Door ondank daar hy van te laat ontwaakt,

 

Of moeite die hy kon voorby,

 

Waar door hy licht zich zelven brengt in ly,

 

Zoo dat hy vint in plaatse van zijn lust,

 

Dat hy geweken is van zoete rust.

 

4.

 

Die ook iet meer bevat

 

Als zijn beroep betreft,

 

Die beelt hem in te vinden groote schat,

 

Waar door zijn herte zich al zeer verheft;

 

Maar ziet de kans zeer licht verkeert

 

Waar door hy vint het gene dat hem deert;

 

Neemt dit in acht, gy die noch zijt in stant,

 

Op dat gy lust en rust neemt by de hant.

 

5.

 

O Vader van het licht

 

Geeft dat ik my bevlyt,

 

Dat ik het mijn in alles zoo verricht

 

Waar door ik mijden mach dat onverblijt,

 

Laat my in 't kleyne zijn vernoegt,

 

In stille rust dat in mijn herte voegt,

 

Een stillen geest die geeft u best de eer,

 

Geeft dat ik my te recht tot u bekeer.