Zedelijke en stichtelijke rijmen
(1680)–J. Tradel– Auteursrechtvrij
[pagina 110]
| |
Hier van volgt de verklaringe, op de wijze als voren.1.
WIe dat bescheidentheit betracht
Die maakt zich aangenaam,
Hy is by Godt en mensch geacht,
En tot veel goets bequaam,
Hy is een licht
Die vele sticht,
En veel uitwerken kan,
Hy maakt verstelt
Broer domgewelt,
Die wijken moet daar van.
2.
Het gene onbetaamlijk is
Dat smijt hy aan een zy,
Hy gaat niet op het ongewis
Op dat hy mijt de ly;
Want wie zijn zin
Houdt van 't begin,
Die wacht zich van onleet,
Zoo dat hy doet
Zijn ziele goet,
Die zoo zijn tijdt besteet.
3.
Op goede grondt stelt hy zich aan
Daar hy niet van en wijkt,
Zoo dat hy heeft een goet bestaan
Gelijk de waarheit blijkt,
En vele doet
In haar gemoet
Verstelt staan in dit werk,
| |
[pagina 111]
| |
En doet verstaan
Om op te staan
Van 't leven zonder perk.
4.
Wie reden plaatst die wort beweegt
Als hy die blijken ziet,
Zoo dat hy zich van 't quaat ontleegt,
En 't gene geeft verdriet,
Is 't niet geheel
Het is ten deel,
Hy tracht dat hy verwint;
Op dat hy mach
Zijn uit geklach,
En tot het best gezint.
5.
Niet doet de ziele meerder goet
Als waar die deugt zig vest,
Het maakt een vrede in 't gemoet,
En paden tot het best.
Het maakt geacht,
En onverwacht,
Zoo brengt het licht gewin;
Gelukkig dan
Is zulken man
Die neigt tot zulken zin.
6.
Godt geeft hy boven al de eer
Van 't gene dat hy heeft,
En toont in alles zijn begeer
Tot wat de deugt aankleeft;
Och dat ik 't zocht
En overmocht;
Die dit zoo gaarne waar,
Geeft my, ô Godt
Dit goede lot,
Zoo mijd ik veel gevaar.
7.
Bestiert my na u goedigheit,
Op dat ik vast mach staan,
En mijden onbescheidentheit,
| |
[pagina 112]
| |
En onbescheid weerstaan,
Bescheidentheit
Met goet beleit
Laat van my zijn betracht
Tot uwer eer
Is mijn begeer
Op u mijn ziele wacht.
|
|