Zedelijke en stichtelijke rijmen
(1680)–J. Tradel– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| |
Of dat men mist in zich de gunst van Godt;
Maar die zich stelt naar Godes wil
Die overwint en kan zich houden stil,
Doch mits het vleesch dien weg niet kan verstaan,
Zoo moet het vleesch voor dien weg blijven staan.
2.
De droef heit treft hem hart,
Wanneer hy stelt gewis
't Aannadren van een sware zaak van smart
Die tot zijn last voor hem aanstaande is,
Hy schrikt en trilt als hy dit denkt,
Soo dat het hem tot op het uitterst krenkt;
Ja 't is gebeurt, dat zulk een door afgrijs
Op eenen nacht geworden is heel grijs.
3.
Treft hem 't gevreesde quaat,
Zijn zwakheit komt daar by
En stelt zich aan als buiten alle raat,
Al is hy stil, hy is in zich niet vry;
Want pijn benauwt, ook tegenspoet,
Verlies van eer, en veel verlies van goet,
Ook hongers-noot, en wat de armoe geeft,
Of doots gevaar waar door men knagent leeft.
4.
Maar die geen uitkomst ziet,
Die is het zwaarst belast,
Want niet te zien een einde van verdriet,
Dat maakt het meest aan alle wanhoop vast
Zijn vleesch vergaat, en hy verdort
Door al 't gewelt, dat hem 't verderf uitstort.
Wie dit bemerkt, die kan 't geen wonder zijn,
Zelfs been en merg verdroogt door zulken pijn,
5.
Maar die wel is gestelt
In vrede met zijn Godt,
Die draagt hem wel in alles dat hem quelt,
Hy mijt en denkt, 't is Godts bestierent lot,
't Is voor een tijd, tot mijnen nut,
Waar door hy 't quaat, als van hem houdt gestut,
| |
[pagina 106]
| |
Zoo dat hy wacht in alles op Godts wil,
En houdt alzoo zijn ziel in alles stil.
6.
O Vader zijt hy dan
U wil geschied' aan my,
Laat deze zaak my zijn gelijk een wan,
Op dat het kaf uit my verdreven zy.
Ik wacht op u, ey houdt my stil,
Houdt my op 't spoor, daar in ik buig mijn wil,
Maakt door uw kracht, het zwak in my bereidt,
Op dat u eer, door my mach zijn verbreidt.
|
|