Zedelijke en stichtelijke rijmen

Aanprijzing van kruis in verscheide aanmerkingen, en voor eerst in proze.

Een Hert is vervaart voor de menschen, maar als 't van honden vervolgt wort, dan neemt het zijn toevlugt by de menschen: alzoo gaat het met ons, in voorspoet loopt men van Godt, maar in tegenspoet keert men tot Godt. Hoe grooter wint, hoe hoger een veer of pluim vervliegt; alzoo ook, hoe meerder kruis, boe meer men zijn gemoet tot Godt went.

De uitbreidinge hier van volgt op de wijze uit Lodesteins Gezangen, pag. 152. Heilige Jezu hemels voorbeeld, of Amote benigne Jezu.

HEilig kruis wat hebt gy zegen,
Wat stort gy uit u Bron?
Veilig die 't kruis overwegen
Dat aan licht als de zon,
Schoon het schijnt voor 't vleesch niet zoet,
't Einde blijkt u nut en goet,

[p. 103]

 

Die dan treft 't kruizen lot,

 

Neemt gedult, en ziet op God;

 

Want dit is 't rechte pit

 

Dat verwint en heil bezit.

2.

't Wilde hert dat zal ontwijken

Den mensch, schoon tot zijn quaat,
't Is vervaart in al zijn blijken,
Waar door het zig misgaat;
Maar vervalt het in de klem
Van veel honden achter hem,
Zal het zich redden dan
By de menschen zoo het kan,
't Loopt dan toe tot de mensch
Om te krijgen herten wensch.

3.

Dus is 't ook met ons gelegen,

In voorspoet valt men licht
Van zijn God tot quade wegen,
En denkt men aan geen plicht;
Maar de tegenspoet die doet
Ons verandren in 't gemoet,
Dat men zig keert tot God
Tot verberg als tot een slot,
Want men ziet dan recht in
Dat het ons strekt tot gewin.

4.

't Is daar mee als met de pluimen

Of veeren in een wint,
De hartste wint die doetze ruimen
Van d'aard om hoog gezwint;

[p. 104]

 

Alzoo ook naar 't meerder kruis

 

Trektmen meer het hert van huis,

 

Of van lust, of van d'aard,

 

Dat men dan niet acht van waard;

 

Maar op 't meest wentmen 't hert

 

Tot zijn God in zulken smert.

 

5.

 

Is 't dan zoo, stelt u tot lijden,

 

En ziet in weelde toe,

 

Ziet op Godt in u verblijden,

 

Op dat gy mijt u roe;

 

Maar is 't zoo dat gy vervalt

 

En het quade op u valt;

 

Of is 't zoo dat u 't kruis

 

Zonder dat van Godt komt t'huis,

 

Zoekt dan Godt, 't is een raat

 

Die het al te boven gaat.

 

6.

 

Hy doet wat hem mach behagen,

 

En wilt gebeden zijn,

 

Hy zegt roept in tijdt van klagen,

 

Ik help uit noot en pijn.

 

O Godt! ziet my in mijn stant,

 

Redt en houdt my by der handt,

 

Laat mijn kruis zijn ten goed

 

Tot veel vreugd in mijn gemoed,

 

Spreekt in my u verval,

 

Brengt u tot een bly geschal.