| |
| |
| |
Zes aanmerkingen over een Aartsch en een Hemels Burger.
1. | Een Aartsch Burger heeft den eed van getrouwigheit gedaan, zoo heeft een Hemels Burger zich ook verbonden in den Heiligen Doop en 't Heilig Avontmaal aan God. |
2. | Een Aartsch Burger obzerveert trouw, zoo doet een Hemels Burger, hy practizeert datter vereist. |
3. | Een Aartsch Burger doet het gedenken aan zijn plicht weerhouden van tegenstreven, zoo weerhoudt hem een Hemels Burger in 't gedenken aan Godt. |
4. | Een Aartsch Burger gehoorzaamt, schoon hy 't niet kan begrijpen, zoo doet een Hemels Burger, hy gehoorsaamt God, schoon hy somtijts zijn bevelen niet kan verstaan. |
5. | Een Aertsch Burger oeffent lijtzaamheyt, in dat hy niet kan verbeteren, zoo doet een Hemels Burger, hy oeffent lijtzaamheyt na den Geest, en weerhout het vleesch. |
6. | Een Aarsch Burger die alles wel obzerveert vint vrede, zoo vint een Hemels Burger, die alles wel obzerveert een vrede die alle verstant te boven gaat. |
| |
De uitbreidinge hier van volgt op de wijze van Mompeer is in den Hemel.
EEn Burger hier op Aarden
Die houdt zijn eedt in waarden
Gedaan heeft voor de machten,
Op dat hy mocht betrachten
Zoo doet den Doop ook werken,
Hoe dat dit strekt ten paal;
Want zy zijn dus verbonden
Te wachten haar van zonden,
Dat wijkt van Christ taal.
| |
| |
Een aartsch en Burger leven
Dat hangt aan ware trouw,
Die haar zoo niet begeven
Maar die wel naauwe letten
Zoo doet een hemels Burger,
Hy stelt het zijn te werk,
Hy is een goet versorger,
Op God en op zijn Wetten,
Daar hy zich na komt zetten,
En wijkt niet uit het perk.
De aartsche Burgers trachten
Zy stellen haar gedachten
Op dat het wert verricht,
Haar quelt in al haar leven,
Zoo dat het quade zwicht.
Dus 't hemels Burgers jagen,
Zy kunnen niet weerstreven,
Door 't denken al haar leven
Aan plichten met verstant.
Het eist voor aartsche Burgers
En dat zy zijn verzorgers,
Op dat het quaat verdwijn,
Schoon dat zy 't niet begrijpen,
| |
| |
Zy zullen haar beslijpen,
Des hemels Burgers trachten,
Dat komt ook daar op aan,
Zy zullen Godt hoog achten
Haar doen na Godt te zetten,
Schoon zy het niet verstaan.
De aartsche Burgers pogen
Strekt ook tot lijdzaamheit,
Hy tracht Godt eer te geven
En pleecht bescheidenheit,
De Geest weerhoudt zijn zinnen,
En kan 't vleesch overwinnen
Als d'aartsche Burgers plegen
Dat vreugde in haar hecht;
Maar die haar zoo niet stellen,
Die naakt verdriet en quellen,
Zoo 't hemels Burgers trachten
Als dat geschiet na maat,
Vint vrede hoog te achten
| |
| |
Wel aan dan die dit wenschen,
Zoekt Godt en vrome menschen,
|
|