Aan de lustlievende Zangers of Lezers.
BEminde Zangers ofte Lezers, gelijk als 't geval, en het ongeval den heiligen David zijne Psalmen heeft doen opstellen, zoo heeft het mijn ook bewogen door veele tegenspoeden eenige zaken op 't papier te brengen van nutte consideratie, gelijk als gy hier zingen of lezen kunt, behelzende voor den oprechten zedelijke lessen en plichten, in 't korte verquikkende spijzen, tot opwekkinge voor den achteloozen, en versterkinge van den zwakken, en troost van nodene, om zich wel te quijten, en wel gemoet de loopbane deses levens te passeeren. Ik ben tot zulken oeffeninge gekomen omtrent de vier-en-vijftig Jaren out zijnde, van te voren nieuwers van geweten hebbende, schijnende de Heere my t'eene onttrekkende, 't andere in plaatze te verleenen, op dat ik my daar mede diverteerde, hem zy daar alleen de eere van: wat aangaat dat hier nu wert uitgegeven, is het eerste stuk van ieder als een Schotel, waar op het volgende past, als gerechten daar in gevoegt, een historiaalze of zinnebeeldze nuttigheit, niet onaangenaam te lezen, waar op dan de rest, 't zy gezangen of andere stellingen passende, niet onprofijtig zal bevonden worden, de onbekentste wijzen zijn 't eerste vers op Noten gestelt, en de bekenste zonder Noten gelaten, werdende eindelijk als nagerechten achtervolgt van andere Ge-