Toe-eigening Aan mijn beminde Huisvrouw en Kinders.
MYne waarde lieve, nademale het gebruikelijk is eenige vriend te verkiezen, wienmen zijne Schriftelijke Werken opdraagt, zoo hebbe ik niet konnen nalaten, U, die my de naaste zijt, deze mijne Werken toe te eigenen, die my goet gedacht heeft, nu met den Druk gemeen te maken, zietze in als leerstukken, om zich na te voegen, 't welk doende, zult gy dezen mijnen eenvoudigen arbeid en gifte niet klein achten. In de zelve zijn begrepen, 't geen de woorden Kent u Zelven bevat, dat is God kennen voor den Schepper en Gever van Alles, en zich zelven een elendig sterffelijk mensche te zijn, die het beeld Godts uitdrukkende, behoorde liefde, weldadigheit, en langmoedigheit te oeffenen aan zijns gelijken aart, ende eens anders lijden en gebreken by zich zelven af te nemen, in aanmerkinge wat wy zouden zijn, of hoe wy wenschten gedaan te wezen, indien wy in zulk, of zulkes mensches plaatze waren gestelt, en verder wat'er vereist tot de zekerste weg en voorzichtigheit, want volgens